Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/60
EEX-Verordening. Internationale bevoegdheid. Exclusieve bevoegdheid voor de registratie en geldigheid van intellectuele eigendomstitels op grond van art. 22 punt 4; geding om te bepalen of een persoon terecht als merkhouder is geregistreerd.
HvJ EU 05-10-2017, ECLI:EU:C:2017:738 (Hanssen Beleggingen)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
5 oktober 2017
- Magistraten
M. Ilešič, A. Prechal, A. Rosas, C. Toader, E. Jarašiūnas
- Zaaknummer
C-341/16
- Conclusie
A-G H. Saugmandsgaard Øe
- Roepnaam
Hanssen Beleggingen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2017:738, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 05‑10‑2017
ECLI:EU:C:2017:551, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal), 13‑07‑2017
- Wetingang
Art. 22 Brussel I
Essentie
Hanssen Beleggingen BV tegen Tanja Prast-Knipping.
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267 VWEU, ingediend door het Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland) bij beslissing van 14 juni 2016.
EEX-Verordening. Internationale bevoegdheid. Exclusieve bevoegdheid voor de registratie en geldigheid van intellectuele eigendomstitels op grond van art. 22 punt 4; geding om te bepalen of een persoon terecht als merkhouder is geregistreerd.
Art. 22 punt 4 EEX-Verordening moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op geschillen die ertoe strekken dat wordt bepaald of een persoon terecht als merkhouder is geregistreerd.