Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/4.7
4.7 Bedongen kosten
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS600206:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie Wefers Bettink & Hoefnagel 2010; IE-juristen die ik hierover sprak bevestigden dit beeld.
Daaraan zijn geen strenge motiveringseisen gesteld: HR 24 september 2004, NJ 2006, 200.
Snijders is in zijn noot onder HR 24 september 2004, NJ 2006, 201 eveneens van mening dat er wel aanleiding is om in die ondergrens rekening te houden met nodeloze kosten, maar vindt dat het stelsel van art. 242 lid 1 Rv daaraan in de weg staat. Hij ziet bij onredelijke bedongen kosten wel ruimte voor toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 en 6:248 lid 2 BW).
Al zal bij de uitleg van een dergelijk beding ook art. 6:248 lid 2 BW weer een rol kunnen spelen.
HR 26 februari 2010, LJN BK5756, JBPr 2010, 30 (Jaap.nl).
In de voorgaande paragrafen zijn steeds de van toepassing zijnde regelingen besproken voor de gevallen waarin géén afspraken tussen partijen zijn gemaakt over de kosten van het geschil. Het komt echter ook voor dat partijen vooraf een overeenkomst sluiten, vaak middels algemene voorwaarden, waarin de vergoeding van buitengerechtelijke en/of gerechtelijke kosten wordt afgesproken.1 Ook worden dergelijke afspraken soms nog tijdens de procedure gemaakt; met name in IE-zaken wordt dit gesignaleerd.2
Op grond van artikel 242 lid 1 Rv mag de rechter vooraf bedongen proceskosten en buitengerechtelijke kosten ambtshalve matigen, maar niet tot onder de bedragen die ' gelet op de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening worden gebracht, jegens de wederpartij redelijk zijn'.3 Bij de proceskosten wordt daarbij met 'tarieven' op het liquidatietarief gedoeld. Mijns inziens biedt de frase 'jegens de wederpartij redelijk' ook ruimte om bij die ondergrens rekening te houden met de door die wederpartij veroorzaakte of aangewende nodeloze kosten.4
De matigingsbevoegdheid geldt volgens lid 2 niet voor kostenbedingen die na het ontstaan van het geschil zijn overeeng ekomen.5 Ook voor IE-zaken geldt artikel 242 Rv niet en mag de rechter niet ambtshalve matigen, als de kostenstaat niet betwist is.6
Het staat partijen uiteraard vrij om in hun kostenbedingen ook rekening te houden met de kosten die door verstorend of onredelijk procesgedrag worden veroorzaakt. Op de bedongenkostenzal inditonderzoekverdernietwordeningegaan, maar het is wel van belang om in het achterhoofd te houden dat artikel 237 Rv geen dwingend recht is.