Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/90:90 Conclusie
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/90
90 Conclusie
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691790:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Ahsmann vindt dat het onderscheid tussen ‘ja, maar’ en ‘nee, want’ niet goed weergeeft waar het om gaat. Zij werkt dit punt echter niet nader uit (Ahsmann 2020b/3.5.3). Bij het begrip ‘the affirmative defence’ (bevrijdend verweer) klinkt ook het ‘ja’ door (zie 12.4 (Summary).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Gebruik van de woorden ‘nee, want’ ingeval van een gemotiveerde betwisting is altijd correct.
Het ‘ja, maar’ gaat op ingeval van een rechtsvernietigend bevrijdend verweer.
Betreft het verweer een rechtsverhinderend verweer, dan is spreken van een ‘ja, maar’-situatie ingeval van een eigen lezing van de feiten met een (onterechte) splitsing van vaststaande en niet-vaststaande feiten onjuist. Hetzelfde geldt ingeval verweerder de feiten zoals door eiser gesteld geclausuleerd heeft erkend en de rechter de erkende feiten als vaststaand aanneemt en verweerder opzadelt met het bewijs van de clausulering. Gaat de rechter er veronderstellenderwijs vanuit dat de feiten zoals door eiser gesteld juist zijn, dan is ook geen sprake van een ‘ja, maar’-situatie.
In het verdere onderzoek zal ik de termen ‘nee, want’ en ‘ja, maar’ daarom niet gebruiken, tenzij ze door anderen zijn gebezigd.1