Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/3.2.1
3.2.1 Algemeen
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie voor meer uitgebreide overzichten van de historie van het smartengeld Greebe 1935, p. 12 e.v.; Drucker 1889, p. 369-376, 384-385 en - meer toegespitst op de verschuiving van straf naar schadevergoeding - Ahsmann 1995 en Feenstra 1993.
Inleidinghe tot de Hollandsche Rechts-Geleerdheid, Boek mdeel 34.
Drucker 1889.
Greebe 1935.
Zie hierover de conclusie van a-g Berger voor HR 21 mei 1943, Nj 1943, 455 (Van Kreunin-gen/Bessem).
HR 21 mei 1943, Nj 1943, 455 (Van Kreuningen/Bessem).
Onrechtmatige daad (oud) IX (Michiels van Kessenich-Hoogendam), art. 1408-1416, aant. 23.
Ook enkele bijzondere wetten bevatten een recht op vergoeding van 'niet op geld waardeerbare schade' bij wanprestatie, zoals de Wet op de cao, de Wet op het algemeen verbindend en onverbindendverklaren van cao's en de Wet op de ondernemersovereenkomsten. Zie over deze bepalingen nader § 4.5.
HR 30 oktober 1987, N] 1988, 277 m.nt. LWH (Naturistengids). In dezelfde zin HR 1 november 1991, Nj 1992, 58 (K/Staat).
Zie § 253, 847 en 651f BGB.
Art. 299 en 932 GCc.
Art. 2059 Cc. De belangrijkste bepaling die een recht op smartengeld biedt vormt art. 185 Codice Penale.
Art. 483 en 496 Código Civil.
Zie art. 6:95, 6:106 en art. 7:510 BW.
Zie voor Denemarken § 3 en 4 Erstatningsansvarloven.
Vgl. voor Groot-Brittannië bijv. section IA Fatal Accidents Act, waarin een recht op smartengeld voor nabestaanden is neergelegd.
Een blik in de geschiedenis en een blik over de grens leren dat het recht op vergoeding van immateriële schade op uiteenlopende wijze vorm kan krijgen.
Beziet men de historische ontwikkeling van het recht op smartengeld in Nederland, dan valt op dat deze wordt gekenmerkt door een zekere mate van grilligheid.1 Zo bestond volgens Hugo de Groot bij 'misdaden tegen het li-chaem' een vergoeding voor 'smert ende ontciering van 't lichaem'2 en kende het Wetboek Napoleon voor het Koninkrijk Holland een daarmee vergelijkbare bepaling in artikel 1320. In de tussen 1811 en 1838 geldende Code Napoleon ontbreekt daarentegen iedere verwijzing naar immateriële schade, terwijl ook het ontwerp van 1816 géén, maar het ontwerp van 1820 weer wél een expliciete mogelijkheid tot vergoeding van dergelijke schade kende. In het Burgerlijk Wetboek van 1838 werd uiteindelijk wel een aparte bepaling voor lichamelijk letsel opgenomen in artikel 1407, maar ontbrak daarin een verwijzing naar immateriële schade. Na minutieuze studies van onder meer Drucker3 en Greebe4 en na verschillende - in resultaat uiteenlopende - uitspraken van lagere rechters5 erkende de Hoge Raad uiteindelijk in 1943 het bestaan van een recht op smartengeld bij verwonding en misdrijven tegen de persoon.6 Daarnaast werd op basis van artikel 1408 BW(oud) een recht op vergoeding van immateriële schade erkend bij opzettelijke belediging7 en kende het oude Burgerlijk Wetboek in artikel 1637w een recht op vergoeding van 'niet op geld waardeerbare schade' wegens opzettelijke of culpoze wanprestatie in een arbeidsovereenkomst.8 Een recht op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 1401 BW(oud) - naast de artikelen 1407 bij lichamelijk letsel en 1408 bij opzettelijke belediging - werd door de Hoge Raad (bij ernstige aantasting van de persoon) eerst erkend in 1987.9
Beziet men de wijzen waarop de vergoeding van immateriële schade in andere West-Europese landen is geregeld, dan zijn globaal vier stelsels te onderscheiden. In de eerste plaats is er het stelsel van de Franse Code Civil, waarin voor de vergoeding van immateriële schade gebruik wordt gemaakt van een ruime uitleg van het begrip 'dommage' in artikel 1382 Cc. De vergoeding van immateriële schade is daarbij niet expliciet tot bepaalde gevallen beperkt, hetgeen in Frankrijk heeft geleid tot een breed scala van toepassingen. Een vergelijkbaar stelsel treft men aan in België (artikel 1382 Belgisch BW), Luxemburg (artikel 1382 Cc) en Spanje (artikel 1902 Cc). In de tweede plaats is er het Duitse stelsel, waarin vergoeding van immateriële schade is beperkt tot in de wet genoemde gevallen.10 Een dergelijk stelsel kennen ook Griekenland,11 Italië,12 Portugal13 en (inmiddels) Nederland.14 Voorts zijn er landen waarin de vergoeding van immateriële schade niet strikt is beperkt tot in de wet genoemde gevallen, maar waarin wel een specifieke bepaling bestaat die voor bepaalde gevallen expliciet een recht op smartengeld biedt.15 Ten slotte is er de common law traditie, waarin het recht op smartengeld grotendeels is ontwikkeld in de rechtspraak ten aanzien van verschillende 'torts' en waarin enkele 'statutes' bijzondere bepalingen bevatten.16 Hoewel het recht op smartengeld op zeer verschillende wijze - en met uiteenlopende reikwijdte - is vormgegeven, kent geen enkel land een onbeperkt recht op vergoeding van immateriële schade.
De Nederlandse wetgever heeft met de invoering van het huidige wetboek op het punt van het smartengeld een koerswijziging bewerkstelligd van het Franse naar het Duitse stelsel, door in artikel 6:95 te bepalen dat ander nadeel dan vermogensschade slechts voor vergoeding in aanmerking komt, voorzover de wet daar recht op geeft.