HR 22 maart 2011, NJ 2011/342 m.nt. Schalken; HR 12 maart 2013, ECLI :NL:HR:2013:BZ3622; HR 27 juni 2017, ECLI: NL:HR:2017:1158.
HR, 19-12-2017, nr. 16/04093
ECLI:NL:HR:2017:3196, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-12-2017
- Zaaknummer
16/04093
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:3196, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑12‑2017; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1371, Contrair
ECLI:NL:PHR:2017:1371, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑11‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:3196, Contrair
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0027 met annotatie van J.M. ten Voorde
Uitspraak 19‑12‑2017
Inhoudsindicatie
Medeplichtigheid aan diefstal in vereniging van containers met spelcomputers, art. 48.1 Sr. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2001:AD4372 inhoudende dat verdachtes opzet niet alleen gericht moet zijn op het behulpzaam zijn maar ook op het misdrijf. Hof heeft vastgesteld dat verdachte chassis met containers onbeheerd heeft achtergelaten op parkeerterrein van truckersrestaurant en dat verdachte containers welbewust niet heeft beveiligd. ’s Hofs oordeel dat verdachte aldus minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij behulpzaam was bij de latere diefstal door derden van de desbetreffende containers, is gelet op de overige door het Hof in zijn bewijsvoering vastgestelde feiten en omstandigheden, o.m. inhoudende dat verdachte over ruim voldoende signalen beschikte dat het transport dat hij verrichtte niet legitiem werd verricht, niet onbegrijpelijk. CAG: anders.
Partij(en)
19 december 2017
Strafkamer
nr. S 16/04093
SSA/JHO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 30 juni 2016, nummer 22/004047-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de bewezenverklaring van het voor medeplichtigheid vereiste opzet.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is overeenkomstig het hem subsidiair tenlastegelegde bewezenverklaard dat:
"één of meer perso(o)n(en) op 20 februari 2010 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen drie containers inhoudende spelcomputers van het merk Nintendo (met een waarde van ongeveer 4 miljoen euro), geheel of ten dele toebehorende aan [A] B.V. en/of [B] Gmbh, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 20 februari 2010 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest door die drie containers, bevindende op een terrein van ECT Delta Terminal , te (laten) verplaatsen, en klaar te (laten) zetten voor het verdere vervoer."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte van de politie Rotterdam-Rijnmond, District 12 Zeehavenpolitie, nummer PL17L0 2010060444-1, d.d. 23 februari 2010, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (1002221230.A01, p. 151 e.v.):
als de op 22 februari 2010 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Ik ben namens de benadeelden [A] B.V. en [B] Gmbh gerechtigd tot het doen van aangifte.
Het feit werd op 20 februari 2010 in Rotterdam gepleegd.
Ik ben Managing Director in dienst van [D] , ook bekend als [E] B.V. te Rotterdam. [A] verzorgt de inklaring en afhandeling van zeecontainers, onder andere hier in de haven van Rotterdam.
Op 17 februari 2010 zijn 46 containers van [E] , met daarin goederen bestemd voor [B] GMBH in Duitsland, op het terrein van de ECT Delta terminal opgeslagen. Vijf containers moesten eerder naar Duitsland worden gebracht met de vervoerder [F] BV. Met [F] BV was afgesproken dat zij de vijf containers op zouden halen, op zondag 21 februari 2010 in de namiddag. Toen zondagmiddag de chauffeurs van [F] BV arriveerden op de terminal van ECT Delta hoorden zij dat op zaterdag 20 februari 2010 reeds drie containers opgehaald waren. De op zaterdag 20 februari 2010 opgehaalde containers hebben de volgende nummers met de tijdstippen waarop zij zijn vrijgegeven en werden meegenomen:
- [...] container [0001] werd vrijgegeven om 10:34 uur en vertrok om 11:42 uur van het ECT terrein. De betrokken trekker heeft kenteken [AA-00-AA] en de chauffeur legitimeerde zich als [betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 2] ) in dienst van [G] te 's-Gravendeel.
- [...] container [0002] werd vrijgegeven om 10:38 uur en vertrok om 12:24 uur van het ECT terrein. De betrokken trekker heeft kenteken [BB-00-BB] en de chauffeur legitimeerde zich als [verdachte] in dienst van [H] te Oudenbosch (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte] ).
- [...] container [0003] werd vrijgegeven om 10:41 uur en vertrok om 14:29 uur van het ECT terrein. De chauffeur was de eerder genoemde [verdachte] met de eerder genoemde trekker die voor de tweede maal kwam om een container te halen.
In de weggenomen containers zaten elektronische goederen van het merk Nintendo. Volgens de paklijst zaten er in de weggenomen containers spelcomputers van Nintendo.
[A] heeft aan niemand toestemming of opdracht gegeven de genoemde containers met de genoemde inhoud weg te nemen op zaterdag 20 februari 2012 van de ECT Delta Terminal .
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een proces-verbaal van aangifte van de politie Rotterdam-Rijnmond, District 12 Zeehavenpolitie, nummer PL17L0 2010060444-8, d.d. 3 maart 2010, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (1003030928.A02, p. 211 e.v.):
als de op genoemde datum afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
Ik ben namens de benadeelde [B] Gmbh gerechtigd tot het doen van aangifte.
In de haven van Rotterdam werd een schip met containers van [E] met daarin goederen, die voor [B] Gmbh bestemd waren, gelost aan de ECT Delta Terminal te Rotterdam-Maasvlakte en de containers werden op ditzelfde terrein opgeslagen.
Vijf containers zouden op zondag 21 februari 2010 worden opgehaald om te worden vervoerd naar ons adres in Duitsland. Zoals al bleek uit de aangifte, gedaan door [E] , zijn door middel van frauduleuze handelingen op zaterdag 20 februari 2010 drie van deze vijf containers vanaf de ECT Delta Terminal weggenomen.
[B] Gmbh heeft niemand opdracht of toestemming gegeven om de genoemde drie containers weg te nemen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
3. Een proces-verbaal van ambtshandeling van de politie Rotterdam-Rijnmond, Opsporing Zeehavenpolitie, nummer 2010060444, documentcode 1005141005.AMB, d.d. 14 mei 2010, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 207):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Het opsporingsonderzoek richt zich op: de diefstal van 3 containers inhoudende Nintendo spelcomputers ter waarde van ongeveer 4 miljoen euro, gepleegd op 20 februari 2010 vanaf het terrein van de ECT Delta terminal gevestigd te Rotterdam.
4. Een proces-verbaal verhoor verdachte [betrokkene 2] van de politie Rotterdam-Rijnmond, Opsporing Zeehavenpolitie, nummer 2010060444, documentcode 1003010921.V03, d.d. 25 maart 2010, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 387 e.v.):
als de op 1 maart 2010 afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
V: Je wordt verdacht van diefstal van containers, gepleegd op zaterdag 20 februari 2010. Wat kun je hierover verklaren?
A: De eigenaar van de wagens, genaamd [betrokkene 4] , vroeg of ik op zaterdag kon werken. Het werk was een container er even uit te halen.[verdachte] en ik hadden op zaterdag om 06:15 uur, bij de Mac Donalds aan de Malledijk te Spijkenisse, afgesproken. Daar zouden drie chassis klaar staan, die wij achter onze vrachtwagen konden koppelen. Vervolgens zouden we dan naar de ECT Delta gaan om de containers af te halen. De drie chassis stonden er niet. [verdachte] heeft vervolgens contact opgenomen met diegene die de chassis daar zou neerzetten. We hebben toen gewacht. Toen er twee chassis waren aangekoppeld zijn we vertrokken naar de ECT Maasvlakte op de Delta.
De referenties van de containers bleken niet te kloppen. Van de blaadjes die in de envelop van [verdachte] zaten, gaf hij mij er ook één. Hierop stond een locatie met de opmerking: 'zet de container bij ons bedrijf neer, koppel hem af en zet er een Kingpinslot op'. Ik hoorde van [verdachte] dat we afkoppelden bij [M] in de Botlek.
[verdachte] had meerdere malen contact gehad met degene die hem de opdracht had gegeven. Hij gaf aan dat de referenties niet klopten, dat we het niet voor elkaar kregen met de container uithalen.
We kregen een telefoontje dat de uithaal-referentienummers het containernummer was. Ik had mijn container er vrij snel vandaan. [verdachte] moest wachten, dus zei hij dat ik alvast naar die parkeerplaats toe kon. Daar kon ik afkoppelen en vervolgens naar huis. [verdachte] zei dat hij wel het bedrijf zou bellen dat ze de container konden afhalen. Ik reed vervolgens naar de parkeerplaats bij [M] . Daar heb ik op de parkeerplaats afgekoppeld en [verdachte] gebeld. Ik vroeg hem voor de zekerheid nog even of er geen Kingpinslot op moest. Ik vond het link om een geladen container zomaar ergens weg te zetten. Hij zei: "Nee, ik ga ze bellen en dat wordt allemaal geregeld."
Ik ben in loondienst van [verdachte] . Het bedrijf waar ik voor werk, valt onder [C] . Dat is gewoon [C] .
V: [verdachte] heeft elke keer telefonisch contact gehad met de persoon of de rederij die de vrijstellingen voor de containers geregeld heeft?
A: Ja, via SMS. De eerste keer heeft hij volgens mij telefonisch contact gehad en de tweede en derde keer heeft hij het via SMS geregeld.
5.a. Een zaaksproces-verbaal Spel van de politie Rotterdam-Rijnmond, Zeehavenpolitie, nummer 2010060444, d.d. 15 juni 2010, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 126):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Bij navraag bij het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie bleek dat op naam van [betrokkene 2] een GSM abonnement stond geregistreerd, te weten 06- [...] .
Op vorenstaand telefoonnummer werd een spoedtap aangevraagd.
5.b. Een geschrift, zijnde uitgaande gesprekgegevens d.d. 25 februari 2010 om 15:58:21 met documentnummer 1002251558.T05. Dit geschrift onder meer in - zakelijk weergegeven - (p. 349):
Inhoud: [...] (sh) [...] (sh).
[betrokkene 2] zegt: oh ja, nog wel grappig, "ze" zijn nu ook bij mijn baas langs geweest. Hij mocht mee naar het bureau om een paar vragen te beantwoorden.
[betrokkene 2] zegt dat zijn baas (het hof begrijpt: de verdachte) denkt dat het met die container van zaterdag te maken heeft. [betrokkene 2] zegt dat hij dat ding moest afkoppelen, bij " [M] ". Nou spookt er door mijn kop heen, ze zullen hem daar toch niet gejat hebben of weet ik veel. [betrokkene 2] had tegen 'hem' (het hof begrijpt: de verdachte) gezegd, moet ik er geen Kingpinslot op doen, toen had "hij" gezegd: nee, nee dat hoeft niet want ik ga "ze" gelijk bellen en dan halen "ze" ze zo dalijk op. [betrokkene 5] zegt: ja vreemd.
6. Een proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] van de politie Rotterdam-Rijnmond, Opsporing Zeehavenpolitie, nummer 2010060444, documentcode 1003010900.V02 d.d. 1 maart 2010, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 372 e.v.):
als de op genoemde datum afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik heb een eigen bedrijf genaamd [C] . Sinds kort werkt [betrokkene 2] voor mij.
Ik rijd op een rode Scania, met kenteken [BB-00-BB] . Ik huur de auto's van [betrokkene 4] .
Op zaterdag 20 februari 2010 moesten we drie chassis ophalen in Spijkenisse aan de Malledijk. We hebben toen twee chassis aangekoppeld en zijn toen naar de ECT Delta Terminal gereden. De containers werden uiteindelijk om 11:00 uur vrijgegeven. [betrokkene 2] heeft toen één container meegenomen en ik heb er één meegenomen. Ik ben later teruggekomen om de tweede op te halen. Ik ben iets later dan 12:20 uur met mijn eerste container het bedrijfsterrein afgereden. Ik ben toen naar [M] gereden. Daar is een chassisparkeerplaats. Toen ik daar kwam, zag ik dat de container van [betrokkene 2] er nog stond. Ik heb mijn eerste chassis met container naast die van [betrokkene 2] gezet en ben toen teruggereden naar Spijkenisse om een derde chassis op te halen. Daar heb ik dat derde chassis, op dezelfde plek als waar de andere twee stonden, aangekoppeld. Daarna ben ik weer naar de ECT Delta gereden. Ik kon toen met de container het terrein verlaten. Daarna ben ik weer naar [M] gereden. Daar heb ik het chassis met container afgekoppeld. We hebben de chassis niet op slot gezet.
Het bedrijf zou 750 euro verdienen, 250 euro per container.
V: Van wie kreeg jij het geld?
A: Ik heb die middag met een man, ik denk [betrokkene 6] , in café [L] (het hof begrijpt: contant) afgerekend.
V: Kun je die man omschrijven?
A: Al zou ik over hem struikelen, dan nog zou ik hem niet meer herkennen.
7.a. Een proces-verbaal ambtshandeling van de politie Rotterdam-Rijnmond, Opsporing Zeehavenpolitie, nummer 2010060444, documentcode 1003081600.AMB d.d. 12 april 2010, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -, (p. 385):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Daags na het verhoor van [verdachte] werd aan het politiebureau een envelop afgegeven, inhoudende, een factuur van [C] , gericht aan [betrokkene 6] . Deze factuur is onder nummer 1003081600.D01 bij dit proces-verbaal gevoegd.
7.b. Een geschrift, zijnde een kopie van een factuur van [C] met documentcode 1003081600.D01, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 386):
ING Bank: [0004]
[J]
t.a.v. [betrokkene 6]
[a-straat 1]
[...] Rotterdam
Rotterdam, 20 februari 2010
Factuur nr. 118
Hierbij belasten wij u rekening voor het uithalen van 3 containers bij de Ect Delta zoals de afspraak chassis aankoppelen op u opgegeven locatie in Spijkenisse en afkoppelen bij [M] en de kingpen slot bevestigen.
Voor de prijs van € 750,00
Betalen binnen 14 dagen
(Handgeschreven is er vermeld: voldaan 200210 (het hof begrijpt: 20 februari 2010), onleesbare handtekening).
8.a. Een geschrift met documentcode 1004191315.D01, te weten de als bijlage bij het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 19 april 2010 met documentcode 1004191315.V02 gevoegde kopie van een e-mailbericht, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 535):
Fwd: containertransport
Van: [J] ( [J] @gmail.com)
Verzonden: vrijdag 19 februari 2010 13:57:57
Aan: [verdachte] ( [C] @live.nl)
------ Doorgestuurd bericht -------
Van: [betrokkene 6] @mail.com
Datum: 19 februari 2010 12:57
Onderwerp: containertransport
Aan: [J] @gmail.com
Opdracht 2010322
Rotterdam 19-02-2010
Hiermede geven wij u de opdracht om zaterdag 20-02-2010 een container te vervoeren van Delta terminal naar ons bedrijf aan de Waalhaven-NZ te Rotterdam.
De chassis aankoppelen Waalhaven-NZ
Het betreft:
CONTAINERNUMMER: [0001]
De chassis afkoppelen bij ons bedrijf aan de Waalhaven-NZ.
8.b. Een geschrift met documentcode 1004191315.D03, te weten de als bijlage bij het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 19 april 2010 met documentcode 1004191315.V02 gevoegde kopie van een e-mailbericht, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 540):
Fwd: containertransport
Van: [J] ( [J] @gmail.com)
Verzonden: vrijdag 19 februari 2010 14:01:49
Aan: [verdachte] ( [C] @live.nl)
------ Doorgestuurd bericht -------
Van: [betrokkene 6] @mail.com
Datum: 19 februari 2010 12:59
Onderwerp: containertransport
Aan: [J] @gmail.com
Opdracht 2010323
Rotterdam 19-02-2010
Hiermede geven wij u de opdracht om zaterdag 20-02-2010 een container te vervoeren van Delta terminal naar ons bedrijf aan de Waalhaven-NZ te Rotterdam.
De chassis aankoppelen Waalhaven-NZ
Het betreft:
CONTAINERNUMMER: [0003]De chassis afkoppelen bij ons bedrijf aan de Waalhaven-NZ.
9. Een proces-verbaal ambtshandeling van de politie Rotterdam-Rijnmond, Opsporing Zeehavenpolitie, nummer 2010060444, documentcode 1002261615.AMB d.d. 26 februari 2010, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 341 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
[betrokkene 4] zou een transportorder hebben ontvangen van het bedrijf [J] . Uit onderzoek op internet blijkt dat slechts één bedrijf aan deze omschrijving voldoet, te weten [J] , gevestigd aan de [a-straat 1] te Rotterdam.
Wij stelden een onderzoek in bij het bedrijf [J] . Door de verdachte [betrokkene 4] was verklaard dat hij van [betrokkene 6] van [J] BV opdracht had gehad om de drie containers op te halen bij de Ect . In het pand van [J] BV spraken wij met de getuige [betrokkene 7] , die verklaarde als hoofd planning te werken bij [K] en dat [J] BV een zusteronderneming was. Wij vroegen of bij het bedrijf [J] BV een man met de naam [betrokkene 6] werkzaam was. Getuige [betrokkene 7] verklaarde dat er geen man werkte met de naam [betrokkene 6] .
Wij vroegen of [J] BV opdracht heeft gegeven tot het ophalen en vervoeren van een drietal containers met de nummers [0001] , [0002] en [0003] . Getuige [betrokkene 7] verklaarde dat het bedrijf [J] BV geen opdracht had gegeven daarvoor en dat de nummers van de containers niet bij hun in het systeem voorkwamen. Voorts verklaarde hij dat als het op zaterdag was geweest hij dit wel had geweten, omdat men in principe alleen van maandag tot en met vrijdag containers ophaalt en vervoert. Wij vroegen of de getuige [betrokkene 7] bekend was met het bedrijf van [betrokkene 4] uit Oudenbosch. Hij verklaarde dat dit bedrijf totaal onbekend was en dat [J] BV nog nimmer zaken heeft gedaan met dat bedrijf."
2.2.3.
Het Hof heeft in het bestreden arrest ten aanzien van de bewijsvoering het volgende overwogen:
"De raadsvrouw heeft - kort samengevat - betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat het vereiste van dubbel opzet ontbreekt. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de handelingen van verdachte rondom het vervoer van de ontvreemde containers niet zouden afwijken van hetgeen gebruikelijk is in de alledaagse praktijk van het containervervoer.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Verdachte heeft tijdens zijn politieverhoren wisselende verklaringen afgelegd over de manier waarop hij aan de opdracht en de vereiste gegevens om de containers te kunnen vervoeren is gekomen. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft hij verklaard dat de gegevens afkomstig zijn van een drietal prints van e-mails die hij heeft ontvangen van zijn medeverdachte [betrokkene 4] . Nadat hij geconfronteerd werd met de informatie dat twee van de mails betrekking hadden op dezelfde container en dat de derde mail een foutief containernummer bevatte, heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de gegevens van de derde container telefonisch heeft verkregen van de opdrachtgever, de onbekend gebleven persoon " [betrokkene 6] ".
Verder heeft verdachte verklaard dat hij, toen hij werd geconfronteerd met het gegeven dat de op te halen containers niet of niet meer vrijgegeven waren voor verder vervoer, contact heeft gezocht met die opdrachtgever. Ook [betrokkene 2] , de tweede vervoerder en in loondienst bij de verdachte, heeft verklaard dat de verdachte steeds aan het sms-en was. Echter, uit de analyse van de verkeersgegevens van beide telefoonaansluitingen waarover verdachte beschikte is niet gebleken van enig contact met andere personen dan medeverdachte [betrokkene 4] en een man genaamd [betrokkene 8] . Beiden zijn volgens verdachte uitdrukkelijk niet de genoemde " [betrokkene 6] ". De ter terechtzitting in hoger beroep gestelde vraag of de verdachte nog beschikte over een andere, in het onderzoek onbekend gebleven, telefoon, heeft de verdachte ontkennend beantwoord.
Verder valt op dat de gedragingen van verdachte in strijd zijn met de instructies uit de e-mails waarop verdachte zich beroept. Uit de mails blijkt dat de lege chassis opgehaald moesten worden op het bedrijventerrein van de afzender en dat ook de met de containers beladen chassis daar afgeleverd moesten worden. Verdachte heeft de chassis op de openbare weg op een bedrijventerrein in Spijkenisse opgepikt en hij heeft de beladen chassis met volle containers onbeheerd achtergelaten op het parkeerterrein van een truckersrestaurant zonder enige vorm van beveiliging, omtrent welke beveiliging ook weer specifiek zou zijn verzocht door de opdrachtgever. Dat dit niet per ongeluk door de verdachte is nagelaten, maar welbewust, leidt het hof af uit de verklaring van [betrokkene 2] , dat hij nog aan de verdachte had gevraagd of er geen Kingpinslot op moest, en dat de verdachte had gezegd dat dat niet hoefde, welke verklaring direct wordt ondersteund door een getapt telefoongesprek tussen de verdachte en [betrokkene 2] . Terwijl voorts de e-mails inhielden dat de betaling binnen 6 weken per bank zou plaatsvinden heeft verdachte verklaard dat hij het geld dezelfde dag contant overhandigd heeft gekregen van een onbekende persoon, die hij bij weerzien niet zou herkennen, in café " [L] " . De verdachte heeft nimmer kunnen duiden wie opdrachtgever " [betrokkene 6] " of " [betrokkene 6] " zou zijn geweest of verifieerbare contactgegevens van deze persoon kunnen overleggen. Hetzelfde geldt voor degene die de betaling voor het door verdachte verrichte vervoer heeft verricht.
Het hof verwerpt op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden de stelling van de raadsman dat de handelingen van verdachte rondom het vervoer van de ontvreemde containers niet zouden afwijken van hetgeen gebruikelijk is in de alledaagse praktijk van het containervervoer. Het hof wijst hiervoor in het bijzonder op de onbeholpen wijze van verslaglegging van het vervoer, de omstandigheden rond het vervoer zelf, de wijze van betaling daarvan, en het welbewust laten ontbreken van iedere beveiliging van de achtergelaten containers.
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden leidt het hof voorts af dat verdachte over ruim voldoende signalen beschikte dat het transport dat hij verrichtte niet legitiem werd verricht. Het hof is op deze grond van oordeel dat de verdachte minstgenomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij behulpzaam was bij de latere diefstal van de desbetreffende door hem vervoerde containers met inhoud door derden.
Het hof verwerpt derhalve het verweer."
2.2.4.
Het Hof heeft in de aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv voorts het volgende overwogen:
"Anders dan het hof op pagina 5 van zijn arrest heeft overwogen, wordt de verklaring van [betrokkene 2] ondersteund door een getapt telefoongesprek tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 5] waarin zij spreken over de verdachte, zoals weergegeven in bewijsmiddel 5.b.
Voorts heeft het hof op pagina 5 van zijn arrest overwogen dat de e-mailberichten inhielden dat betaling binnen zes weken per bank zou plaatsvinden. Anders dan aldaar vermeld, blijkt uit een factuur van [C] dat het zou gaan om een betaling binnen 14 dagen, zoals weergegeven in bewijsmiddel 7.b."
2.3.
Bewezen is verklaard dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van, kort gezegd, diefstal. Daartoe is vereist dat niet alleen bewezen wordt dat verdachtes opzet gericht was op het behulpzaam zijn als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1°, Sr, doch tevens dat verdachtes opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het misdrijf (vgl. HR 13 november 2001,ECLI:NL: HR:2001:AD4372, NJ 2002, 245).
2.4.
Blijkens de hiervoor weergegeven bewijsvoering heeft het Hof onder meer vastgesteld dat de verdachte de door hem te vervoeren chassis met containers - in afwijking van de hem gegeven instructies - onbeheerd heeft achtergelaten op een parkeerterrein van een truckersrestaurant zonder enige vorm van beveiliging. Voorts heeft het Hof vastgesteld dat de verdachte de door hem achtergelaten containers welbewust niet heeft beveiligd. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte aldus minstgenomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij behulpzaam was bij de latere diefstal door derden van de desbetreffende door de verdachte vervoerde containers. Dat oordeel is, in aanmerking genomen de overige door het Hof in de bewijsmiddelen en zijn bewijsoverweging vastgestelde feiten en omstandigheden, mede inhoudende dat de verdachte over ruim voldoende signalen beschikte dat het transport dat hij verrichtte niet legitiem werd verricht, niet onbegrijpelijk.
2.5.
Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2017.
Conclusie 07‑11‑2017
Inhoudsindicatie
Medeplichtigheid aan diefstal in vereniging van containers met spelcomputers, art. 48.1 Sr. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2001:AD4372 inhoudende dat verdachtes opzet niet alleen gericht moet zijn op het behulpzaam zijn maar ook op het misdrijf. Hof heeft vastgesteld dat verdachte chassis met containers onbeheerd heeft achtergelaten op parkeerterrein van truckersrestaurant en dat verdachte containers welbewust niet heeft beveiligd. ’s Hofs oordeel dat verdachte aldus minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij behulpzaam was bij de latere diefstal door derden van de desbetreffende containers, is gelet op de overige door het Hof in zijn bewijsvoering vastgestelde feiten en omstandigheden, o.m. inhoudende dat verdachte over ruim voldoende signalen beschikte dat het transport dat hij verrichtte niet legitiem werd verricht, niet onbegrijpelijk. CAG: anders.
Nr. 16/04093 Zitting: 7 november 2017 | Mr. A.J. Machielse Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het gerechtshof Den Haag heeft verdachte op 30 juni 2016 voor: medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.
2. Mr. M.G. Eckhart, advocaat te 's-Gravenhage, heeft cassatie ingesteld en mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft een schriftuur ingezonden houdende een middel van cassatie.
3.1.
Het middel stelt dat het bewijs voor het dubbel opzet, dat nodig is voor medeplichtigheid, ontoereikend is. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte slechts heeft gehandeld op aanwijzingen van de opdrachtgever, althans dat heeft kunnen menen. De argumenten die het hof in zijn arrest heeft gebezigd ter weerlegging zijn volgens het middel deels feitelijk onjuist en in ieder geval niet adequaat.
3.2.
Het hof heeft bewezenverklaard dat:
“één of meer perso(o)n(en) op 20 februari 2010 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen drie containers inhoudende spelcomputers van het merk Nintendo (met een waarde van ongeveer 4 miljoen euro), geheel of ten dele toebehorende aan [A] B.V. en/of [B] Gmbh, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 20 februari 2010 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest door die drie containers, bevindende op een terrein van ECT Delta Terminal, te (laten) verplaatsen, en klaar te (laten) zetten voor het verdere vervoer.”
3.3.
In het verkort arrest heeft het hof het volgende overwogen, naar aanleiding van wat de verdediging had opgeworpen:
“De raadsvrouw heeft – kort samengevat – betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat het vereiste van dubbel opzet ontbreekt. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de handelingen van verdachte rondom het vervoer van de ontvreemde containers niet zouden afwijken van hetgeen gebruikelijk is in de alledaagse praktijk van het containervervoer.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Verdachte heeft tijdens zijn politieverhoren wisselende verklaringen afgelegd over de manier waarop hij aan de opdracht en de vereiste gegevens om de containers te kunnen vervoeren is gekomen. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft hij verklaard dat de gegevens afkomstig zijn van een drietal prints van e-mails die hij heeft ontvangen van zijn medeverdachte [betrokkene 4] .
Nadat hij geconfronteerd werd met de informatie dat twee van de mails betrekking hadden op dezelfde container en dat de derde mail een foutief containernummer bevatte, heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de gegevens van de derde container telefonisch heeft verkregen van.de opdrachtgever, de onbekend gebleven persoon “ [betrokkene 6] ”.
Verder heeft verdachte verklaard dat hij, toen hij werd geconfronteerd met het gegeven dat de op te halen containers niet of niet meer vrijgegeven waren voor verder vervoer, contact heeft gezocht met die opdrachtgever. Ook [betrokkene 2] , de tweede vervoerder en in loondienst bij de verdachte, heeft verklaard dat de verdachte steeds aan het sms-en was. Echter, uit de analyse van de verkeersgegevens van beide telefoonaansluitingen waarover verdachte beschikte is niet gebleken van enig contact met andere personen dan medeverdachte [betrokkene 4] en een man genaamd [betrokkene 8] . Beiden zijn volgens verdachte uitdrukkelijk niet de genoemde “ [betrokkene 6] ”. De ter terechtzitting in hoger beroep gestelde vraag of de verdachte nog beschikte over een andere, in het onderzoek onbekend gebleven, telefoon, heeft de verdachte ontkennend beantwoord.
Verder valt op dat de gedragingen van verdachte in strijd zijn met de instructies uit de e-mails waarop verdachte zich beroept. Uit de mails blijkt dat de lege chassis opgehaald moesten worden op het bedrijventerrein van de afzender en dat ook de met de containers beladen chassis daar afgeleverd moesten worden. Verdachte heeft de chassis op de openbare weg op een bedrijventerrein in Spijkenisse opgepikt en hij heeft de beladen chassis met volle containers onbeheerd achtergelaten op het parkeerterrein van een truckersrestaurant zonder enige vorm van beveiliging, omtrent welke beveiliging ook weer specifiek zou zijn verzocht door de opdrachtgever. Dat dit niet per ongeluk door de verdachte is nagelaten, maar welbewust, leidt het hof af uit de verklaring van [betrokkene 2] , dat hij nog aan de verdachte had gevraagd of er geen Kingpinslot op moest, en dat de verdachte had gezegd dat dat niet hoefde, welke verklaring direct wordt ondersteund door een getapt telefoongesprek tussen de verdachte en [betrokkene 2] . Terwijl voorts de e-mails inhielden dat de betaling binnen 6 weken per bank zou plaatsvinden heeft verdachte verklaard dat hij het geld dezelfde dag contant overhandigd heeft gekregen van een onbekende persoon, die hij bij weerzien niet zou herkennen, in café “[L]” . De verdachte heeft nimmer kunnen duiden wie opdrachtgever “ [betrokkene 6] ” of “ [betrokkene 6] ” zou zijn geweest of verifieerbare contactgegevens van deze persoon kunnen overleggen.
Hetzelfde geldt voor degene die de betaling voor het door verdachte verrichte vervoer heeft verricht.
Het hof verwerpt op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden de stelling van de raadsman dat de handelingen van verdachte rondom het vervoer van de ontvreemde containers niet zouden afwijken van hetgeen gebruikelijk is in de alledaagse praktijk van het containervervoer. Het hof wijst hiervoor in het bijzonder op de onbeholpen wijze van verslaglegging van het vervoer, de omstandigheden rond het vervoer zelf, de wijze van betaling daarvan, en het welbewust laten ontbreken van iedere beveiliging van de achtergelaten containers.
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden leidt het hof voorts af dat verdachte over ruim voldoende signalen beschikte dat het transport dat hij verrichtte niet legitiem werd verricht. Het hof is op deze grond van oordeel dat de verdachte minstgenomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij behulpzaam was bij de latere diefstal van de desbetreffende door hem vervoerde containers met inhoud door derden.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.”
3.4.
In de aanvulling op het verkort arrest heeft het hof nog nadere bewijsoverwegingen opgenomen met de volgende inhoud:
“Anders dan het hof op pagina 5 van zijn arrest heeft overwogen, wordt de verklaring van [betrokkene 2] ondersteund door een getapt telefoongesprek tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 5] waarin zij spreken over de verdachte, zoals weergegeven in bewijsmiddel 5.b.
Voorts heeft het hof op pagina 5 van zijn arrest overwogen dat de e-mailberichten inhielden dat betaling binnen zes weken per bank zou plaatsvinden. Anders dan aldaar vermeld, blijkt uit een factuur van [C] dat het zou gaan om een betaling binnen 14 dagen, zoals weergegeven in bewijsmiddel 7.b.”
3.5.
Voor medeplichtigheid is vereist dat bewezen wordt dat verdachtes opzet gericht was op het verschaffen van middelen of het behulpzaam zijn, maar ook op het misdrijf zelve. Voorwaardelijk opzet volstaat.1.Het opzet behoeft niet de precieze wijze waarop het misdrijf wordt begaan te bestrijken.2.
3.6.
Dat het handelen van verdachte strookte met wat gebruikelijk was in de wereld van het containervervoer wordt weersproken door de verklaring van [betrokkene 2] , zoals opgenomen in bewijsmiddel 4, waarin deze vertelt over een briefje dat in het bezit van verdachte was en waarop was vermeld dat er een Kingpinslot moest worden bevestigd nadat de containers bij het bedrijf waren weggezet. Vervolgens kreeg [betrokkene 2] van verdachte te horen dat de containers moesten worden geplaatst op een parkeerplaats. [betrokkene 2] vond het link om een geladen container zomaar ergens weg te zetten en belde voor alle zekerheid nog naar verdachte om te vragen of er toch geen Kingpinslot bevestigd moest worden. Uit een afgeluisterd telefoongesprek dat [betrokkene 2] voerde met een zekere [betrokkene 5] en dat onder bewijsmiddel 5.b. is opgenomen blijkt ook al dat de gang van zaken door hen vreemd wordt gevonden.
3.7.
Deze gang van zaken is volgens verdachte afgesproken met de opdrachtgever via telefoon en sms. Deze opdrachtgever zou een zekere [betrokkene 6] zijn geweest. Maar van deze persoon ontbreekt ieder spoor en de verkeersgegevens van de telefoonaansluitingen van verdachte tonen aan dat verdachte wel contact heeft gehad met andere met name genoemde personen, maar bevatten geen enkele aanwijzing van nog andere contacten. Bij geen van de betrokken bedrijven is iemand met de naam [betrokkene 6] bekend. Als verdachte daadwerkelijk contact zou hebben gehad met iemand die zich als [betrokkene 6] aan hem presenteerde zou dit contact toch sporen hebben nagelaten. Die ontbreken.
3.8.
Verdachte heeft verklaard dat hij ook gebruik heeft gemaakt van een andere telefoon die naderhand stuk is gegaan en die hij heeft weggedaan. Dat naar deze bewering onderzoek is gedaan blijkt overigens niet. De referenties van de containers die moest worden opgehaald bleken aanvankelijk niet te kloppen. De chassis waarop de containers zouden moeten worden geladen waren niet aanwezig op de afgesproken plaats. De chassis zijn niet beveiligd met sloten. Allemaal vreemd.
3.9.
Maar of dit alles voldoende is voor het aannemen van medeplichtigheid vraag ik mij wel af. Het feit dat een verdachte wisselende verklaringen geeft en op bepaalde vragen het antwoord schuldig moet blijven biedt doorgaans nog onvoldoende grondslag voor het aannemen van het voor medeplichtigheid verlangde opzet.3.Het vermoeden dat een ander zich bezighoudt met criminele activiteiten, vanwege het waas van geheimzinnigheid waarmee die activiteiten aan het zicht worden onttrokken, en het besef dat men daarbij door bijvoorbeeld het beschikbaar stellen van panden betrokken raakt, is ook nog onvoldoende voor een veroordeling voor medeplichtigheid aan hennepteelt.4.De medeplichtige moet immers minstens voorwaardelijk opzet hebben op het bevorderen van het geconstateerde gronddelict door het eigen handelen.5.
3.10.
In de onderhavige zaak kan aan verdachte verweten worden dat hij, gelet op de wijze van onderlinge communicatie en op de vraagtekens omtrent de identiteit van de opdrachtgever, evenals op het ontbreken van veiligheidsinstructies tegen diefstal van de chassis met de containers, te lichtzinnig een transportopdracht heeft aangenomen en uitgevoerd onder verdachte omstandigheden en niet heeft onderzocht of hij niet zou bijdragen aan criminele activiteiten door het vervoer van de containers op zich te nemen, maar dat alles lijkt mij, gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad, nog onvoldoende voor het aannemen van medeplichtigheid.6.
Het middel komt mij gegrond voor.
4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 07‑11‑2017
HR 4 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC0780.
HR 2 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1014.
HR 28 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1961; HR 14 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:226. Zie ook HR 5 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:11.
HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:385, NJ 2014/314 m.nt. Keijzer; HR 14 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:949, NJ 2015/338 m.nt. Keijzer.
Volkomen ten overvloede merk ik nog het volgende op. Ik vraag mij af of de tenlastelegging van medeplichtigheid aan diefstal wel recht doet aan wat er is gebeurd. De containers zijn aan de heerschappij van de rechthebbende onttrokken doordat verdachte en [betrokkene 2] die containers op het bedrijfsterrein van ECT Delta hebben opgeladen en vandaar hebben meegenomen. Zij hebben deze containers mee kunnen nemen doordat onbekende anderen het computersysteem van ECT aldus hadden gemanipuleerd dat ten onrechte die containers werden vrijgegeven. Het komt mij voor dat deze onbekenden zich eerder aan oplichting hebben schuldig gemaakt dan aan diefstal. Zij hebben door listige kunstgrepen ECT bewogen tot afgifte van de containers. Gelet op de bijdrage die verdachte vervolgens heeft geleverd had het mijns inziens eerder voor de hand gelegen hem voor schuldwitwassen te vervolgen.