NJ 2014/314
Voorwaardelijk opzet op medeplichtigheid aan oplichting ontoereikend gemotiveerd.
HR 18-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:385, m.nt. N. Keijzer
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 februari 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma
- Zaaknummer
12/02626
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
N. Keijzer
- JCDI
JCDI:ADS97076:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:385, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑02‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2469, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑12‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑06‑2013
- Wetingang
Essentie
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte opzettelijk middelen en inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van de bewezenverklaarde oplichtingen door aan de dader een bankrekening en pinpas en pincode ter beschikking te stellen. Daartoe is vereist dat wordt bewezen dat verdachtes opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op de door de dader gepleegde misdrijven. Dat de verdachte opzettelijk middelen en inlichtingen heeft verschaft tot de in de bewezenverklaringen genoemde misdrijven omdat sprake is ‘van een zodanig verband tussen de gedraging van de verdachte en het gronddelict dat dit kon worden aangemerkt als voorwaardelijk opzet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.