Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/65:65 Illustratieve voorbeelden van de inhoud van de stelplicht van eiser op grond van de materiële rechtsregel
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/65
65 Illustratieve voorbeelden van de inhoud van de stelplicht van eiser op grond van de materiële rechtsregel
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691707:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Voorbeeld ontleend aan Rb. Limburg 28 december 2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:11079.
Conclusie A-G E.M. Wesseling-van Gent randnr. 2.9 en 2.10 vóór HR 11 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO6015, NJ 2005/282 met nt. HJS (Utimaco/D&R Holding), JBPr 2004/51 met nt. M.A.J.G. Janssen.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Facturen betaald?
In dagvaardingen ziet men wel de vordering tot betaling van geleverde zaken of diensten als volgt verwoord:
“Voor recht te verklaren dat de factuur van dd. … van een bedrag van € … niet bevrijdend door gedaagde is betaald”; met daaraan toegevoegd “dat eiser de betaling niet heeft ontvangen, niet heeft bekrachtigd en niet is gebaat”.
Eiser heeft bij deze vordering geen stelplicht ter zake van de gemelde (overbodige) elementen, laat staan bewijslast.
Recht van retentie?
Eiser vordert afgifte van de haar in eigendom toebehorend zaken en stelt dat gedaagde geen enkel recht van retentie heeft ter zake van de handelsvoorraad of zich anderszins een recht kan voorbehouden.1 Eiser heeft bij deze vordering slechts stelplicht ter zake van zijn eigendom; hij heeft geen stelplicht ter zake van de andere vermelde elementen.
Niet voldaan en niet kwijtgescholden?
De dochtermaatschappij Utimaco had haar vordering op de moedermaatschappij D&R Holding gebaseerd op afspraken die waren gemaakt ter gelegenheid van de overname van Utimaco (verkoop van het aandelenpakket) en gesteld dat het hier een intercompany-vordering betrof die in de verkoopprijs was inbegrepen maar ‘die onvoldaan is gebleven en nimmer is kwijtgescholden’.2 De moedermaatschappij stelde dat zij geen verplichtingen meer had jegens de dochtermaatschappij; zij had zich beroepen op het feit dat de vordering teniet was gegaan als onderdeel van de overnameprijs (een bevrijdend verweer). Voor partijen moet duidelijk zijn dat de eisende partij niet de bewijslast krijgt van het element ‘niet voldaan en niet kwijtgescholden’.
Meer voorbeelden zijn te vinden in de Bijlagen 2F.