Einde inhoudsopgave
Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Bijlage VII Eindtermen voor de opleiding tot Gassingsleider
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
11-12-2020, Stcrt. 2020, 66003 (uitgifte: 23-12-2020, regelingnummer: WJZ/ 19217067)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2020, Stcrt. 2020, 66003 (uitgifte: 23-12-2020, regelingnummer: WJZ/ 19217067)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
A. Gassingsleider
De kandidaat moet blijk geven over de volgende kennis te beschikken:
- 1.
Achtergronden van het gassen:
- •
Gassen
- —
Uit kunnen leggen wat een gassing is en waarom een gassing wordt toegepast.
- —
Weten waaraan een ideaal gas moet voldoen.
- —
De begrippen sorptie, adsorptie, absorptie en desorptie kennen.
- —
Weten welke gassen in Nederland zijn toegelaten.
- •
Biologie
- —
Weten tegen welke diersoorten gassingen worden toegepast.
- —
De belangrijkste insecten(orden) kennen waartegen gegast mag worden.
- —
De belangrijkste voorraadaantastende en houtaantastende insecten kennen.
- —
Weten op welke wijze deze insecten de voorraden en hout aantasten en de schadebeelden herkennen.
- —
Het begrip diapauze kunnen uitleggen.
- •
Gassingstoepassingen
- —
Weten bij welke soorten goederen en producten gassingen worden toegepast.
- —
Importeisen gesteld door de EU en Nederland aan goederen en producten kunnen weergeven.
- —
De fysosanitaire eisen van de EU op hoofdlijnen kennen.
- —
De belangrijkste exporteisen in relatie tot het gassen kunnen benoemen die gesteld worden door de Verenigde Staten, Canada, Mexico, Australië, Nieuw-Zeeland en China.
- 2.
Wet- en regelgeving
- —
Aan kunnen geven hetgeen de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden beoogt en regelt.
- —
Het kernpunt van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden aan kunnen geven.
- —
Aan kunnen geven wat de artikelen 71, 76, en 77 van de wet, de artikelen 30 en 31 van het besluit en de artikelen 6.1, 6.2, 6.4, 6.5, 6.6, 8.8 en 8.9 met bijbehorende bijlagen van deze regeling inhouden en regelen (waarschuwingssignaal, bewijs van vakbekwaamheid en melding toepassing methylbromide en fosforwaterstof).
- —
Weten wat de Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen regelt.
- —
Enkele regels kennen over het vervoer van containers onder gas.
- —
Weten wat de begrippen ‘algemene zorgplicht’ uit de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen betekent en ‘zorgplicht’ uit de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
- —
Kennis hebben van:
- —
Definities kennen van de begrippen:
- —
gasmeetdeskundige,
- —
ruimte,
- —
meten en gasvrijverklaring
- —
(zoals ze zijn opgenomen in de ontwerpregeling).
- —
Eisen van vakbekwaamheid kunnen weergeven.
- —
Weten wanneer een container of ruimte betreden mag worden.
- —
Weten op welke gassen de gasmeetdeskundige moet meten onder de verschillende omstandigheden.
- —
Weten hoe de gasmeetdeskundige moet handelen bij het aantreffen van gassen boven de maximaal aanvaarde grenswaarde.
- —
De verboden handeling kennen wanneer waarschuwingssignalen en vermeldingen zijn aangebracht.
- —
De regels m.b.t. het ontgassen kennen op de punten van:
- —
afvangen van methylbromide,
- —
afstandseisen,
- —
hermeten en het verwijderen van restanten.
- —
De regels gasvrijverklaring kennen voor wat betreft:
- —
afgifte gasvrijverklaring,
- —
het plaatsen etiketten op de container,
- —
verwijderen van waarschuwingssignalen,
- —
verwijderen van etiketten.
- —
Weten hoe er moet worden omgegaan met de afgevangen methylbromide.
- —
Kent de wijze van het voeren van een adequate administratie.
- —
Kent de regels inzake melding aan de bevoegde directeur van de Inspectie Leefomgeving en Transport en weet hoe de melding verricht moet worden.
- 3.
Veiligheid, Gezondheid & Milieu
- —
Enkele verplichtingen uit de Arbeidsomstandighedenwet van werkgever en werknemer kunnen weergeven.
- —
Een aantal persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen opsommen, hun toepassing kennen en hun pictogrammen herkennen.
- —
Adembescherming kunnen opdelen in afhankelijke en onafhankelijke adembescherming en verschillende soorten maskers kunnen benoemen.
- —
De belangrijkste delen van een half- en volgelaatsmasker kunnen benoemen.
- —
Weten hoe het masker onderhouden moet worden en welke aandachtspunten er zijn bij het gebruik van het masker.
- —
Weten onder welke omstandigheden halfgelaatsmaskers, volgelaatsmaskers of perslucht gebruikt moet worden.
- —
Kent de toepassing van de verschillende soorten filterbussen en het risico van het gebruik ervan.
- —
Weet wat de termen LD-50 (LC-50), MAC-C-waarde en MAC-TGG-waarde betekenen en ze kunnen toepassen.
- —
Het begrip gemengde toxiciteit onder de MAC-waarde kennen.
- —
Weten wat de wettelijke grenswaarde van een stof inhoudt.
- —
Kent de algemene gezondheidsaspecten met betrekking tot de relevante gassen (mond, huid, ademhaling).
- —
Is bekend met het chemiekaartenboek en weet de belangrijkste stoffen te vinden.
- —
Enige milieuaspecten kunnen opnoemen bij de toepassing van gassen als gewasbeschermingsmiddel of biocide.
- —
Is bekend met explosiegevaar en de begrippen LEL, 10Â % LEL en UEL.
- —
Kent het verschil tussen Vol % en ppm.
- 4.
Methylbromide
- —
Is bekend met de belangrijkste fysische, toxicologische en chemische eigenschappen van methylbromide.
- —
Weet welke gezondheidsrisico's gemoeid zijn met het gebruik van methylbromide en weet hoe hij zich hiertegen moet beschermen.
- —
Kent de toelating in Nederland en is bekend met het toepassingsgebied.
- —
Is bekend met het wettelijk gebruiksvoorschrift en de gebruiksaanwijzing.
- —
Herkent vergiftigingsverschijnselen en weet welke maatregelen hij moet nemen bij incidenten.
- —
Kent de milieurisico's bij de toepassing van methylbromide.
- —
Kan het veiligheidsinformatieblad interpreteren. Weet welke R- en S-zinnen van toepassing zijn.
- 5.
Fosforwaterstof
- —
Is bekend met de belangrijkste fysische, toxicologische en chemische eigenschappen van fosforwaterstof.
- —
Weet welke gezondheidsrisico's gemoeid zijn met het gebruik van fosforwaterstof en weet hoe hij zich hiertegen moet beschermen.
- —
Kent de toelating in Nederland en is bekend met het toepassingsgebied.
- —
Is bekend met het wettelijk gebruiksvoorschrift en de gebruiksaanwijzing.
- —
Herkent vergiftigingsverschijnselen en weet welke maatregelen hij moet nemen bij incidenten.
- —
Kan het veiligheidsinformatieblad interpreteren. Weet welke R- en S-zinnen van toepassing zijn.
- 6.
Sulfurylfluoride
- —
Is bekend met de belangrijkste fysische, toxicologische en chemische eigenschappen van sulfurylfluoride.
- —
Weet welke gezondheidsrisico's gemoeid zijn met het gebruik van sulfurylfluoride en weet hoe hij zich hiertegen moet beschermen.
- —
Herkent vergiftigingsverschijnselen en weet welke maatregelen hij moet nemen bij incidenten.
- —
Kan het veiligheidsinformatieblad interpreteren. Weet welke R- en S-zinnen van toepassing zijn.
- 7.
Overige gassen
- —
Is bekend met de belangrijkste fysische, toxicologische en chemische eigenschappen van formaldehyde, chloorpicrine, ammoniak, koolmonoxide, kooldioxide, waterstofcyanide en zuurstof.
- —
Weet welke gezondheidsrisico's gemoeid zijn met de stoffen formaldehyde, chloorpicrine, ammoniak, koolmonoxide, kooldioxide (en zuurstof).
- —
Kan de veiligheidsinformatiebladen van formaldehyde, chloorpicrine, ammoniak, koolmonoxide, kooldioxide (en zuurstof) interpreteren; vooral de relevante R- en S-zinnen zijn van belang.
- 8.
Meetapparatuur
- —
Is bekend met de te gebruiken meetapparatuur en kent het onderscheid tussen meetbuisjes, sensoren, gaschromotografie en PID-meter.
- —
Kent het toepassingsgebied van de apparatuur en kent de tekortkomingen van de apparatuur.
- —
Is bekend met het onderhoud en calibratie van de apparatuur.
- —
Is op de hoogte van de gevoeligheid van de apparatuur en de invloed van weersomstandigheden op de apparatuur.
- 9.
Meetstrategie
- —
Weet hoe hij een meetstrategie moet opzetten en weet waar hij bij het opzetten van de strategie op moet letten.
- —
Kent het begrip kruisgevoeligheid en weet in welke gevallen kruisgevoeligheid kan voorkomen.
- —
Weet hoe hij de meetgegevens moet interpreteren.
- —
Is bekend met de invloed van de weersomstandigheden op de meting.
- —
Is bekend met herkenningstekens van gegaste ladingen en kan ladingdocumenten interpreteren.
- —
Weet welke soorten ladingen veelal gegast worden.
- 10.
Rapportage, communicatie en gesprekstechniek
- —
Weet hoe hij het gasvrijformulier moet invullen en weet wat de belangrijkste items van het formulier zijn.
- —
Is in staat uit te leggen wanneer een container of bulklading gasvrij is of niet.
- —
Weet hoe hij moet handelen in geval de container of bulklading niet gasvrij gegeven kan worden.
- —
Kan omgaan met grenssituaties en neemt daarbij de juiste beslissingen.
- —
Kan omgaan met conflicten en werken onder zekere druk.
- 11.
Cases
- —
Is in staat een aantal relevante cases te interpreteren en uit te leggen wat de wijze van handelen van de gasmeetdeskundige moet zijn.
- 12.
Praktijk
- —
Is in staat geheel zelfstandig gasvrijmetingen te verrichten aan containers en bulkladingen. Hij kan daarbij de meetstrategie die hij gebruikt uitleggen en kan op een juiste wijze de gasvrijverklaring invullen.
B. Gasmeetdeskundige
De kandidaat moet blijk geven van de volgende vaardigheden:
Op de juiste wijze gebruik maken van de persoonlijke beschermingsmaatregelen
De aanwezige documenten op de juiste wijze interpreteren
De veiligheid van de omgeving waarborgen
Gebruik maken van de juiste persoonlijke beschermingsmaatregelen
Op de juiste wijze gebruik maken van de persoonlijke beschermingsmaatregelen
De benodigde apparatuur op de juiste wijze gebruiken
De meters en gasbuisjes op de juiste wijze aflezen
Gebruik maken van de gebruiksaanwijzing behorend bij de gasbuisjes
Op de juiste wijze de resultaten van de metingen interpreteren
Goed gevolg geven aan de resultaten van de meting
Op juiste wijze de benodigde papieren invullen