Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/II.3.1.4
II.3.1.4 Balansmanagement
M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS359867:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
De verhouding tussen het eigen vermogen en vreemd vermogen verbetert.
Zie echter hierna in verband met de mogelijkheid van een ‘adverse selection/cherry picking’.
De solvabiliteit van de originator zal evenwel verslechteren, hetgeen de kredietwaardigheid van de originator dusdanig kan aantasten dat de corporate rating van de originator wordt verlaagd. Een wat agressievere financiering met vreemd vermogen hoeft voor de originator echter niet zonder meer nadelig te zijn.
Vgl. Rosenthal & Ocampo 1988, p. 14 en Van Hessen 1998, p. 27.
Zie Duffhues & van de Ven 1997, p. 34 en p. 36 en Eijgenhuijsen & Mennega 1996, p. 69 e.v.
Zie in het bijzonder: IAS 27/SIC 12, IFRS 10 en IAS 3s9.
Zie nrs. 36 en 46.
Zie meer uitgebreid over deze voorwaarden: Ernst & Young 2010, p. 825 e.v.; PricewaterhouseCoopers 2008a, p. 524 e.v.; PricewaterhouseCoopers 2008b en KPMG 2005/6, p. 294 e.v. Vgl. voorts: Fitch Ratings, Banks, Bank securitisation: IFRS versus Basel II – Risk transfer revealed, July 2006, p. 4-6.
Zie IAS 39, aant. 20 (a), 21 en 24-28. Bij de risico’s kan onder meer worden gedacht aan het insolventierisico, het rente- en valutarisico en het risico van vervroegde en vertraagde aflossing/betaling. Zie nader, met voorbeelden: KPMG 2005/6, p. 297- 298.
Zie IAS 39, aant. 18. Volgens KPMG leidt een transactiestructuur gebaseerd op juridische overdracht alleen tot ‘derecognition’, indien de verkrijger een onvoorwaardelijk recht heeft om (i) betaling van de schuldenaren te vorderen of (ii), indien nog geen overdracht heeft plaatsgevonden, om overdracht van de vervreemder te vorderen. Indien het recht om betaling of overdracht te vorderen afhankelijk is gesteld van een opschortende voorwaarde (‘trigger event’), zoals een tekortkoming onder de ‘servicing agreement’, dan zouden de vorderingen alleen van de balans kunnen worden verwijderd als is voldaan aan de eisen van een ‘pass-through arrangement’ (zie de volgende noot). Zie KPMG 2005/6, p. 295.
Een dergelijke regeling kwalificeert als een “overdracht”, indien aan drie voorwaarden wordt voldaan: (i) de originator is alleen gehouden tot betaling, indien en voor zover hij equivalente bedragen ontvangt uit het actief, (ii) het is de originator niet toegestaan om het actief te verkopen of tot zekerheid te stellen, behalve ten gunste van de ontvangende partij(en) en (iii) de originator is gehouden om ontvangen bedragen zonder wezenlijke vertraging over te maken. Zie meer uitgebreid: IAS 39, aant. 19. Zie voorts met voorbeelden: KPMG 2005/6, p. 295-296.
Zie IAS 39, aant. 20 (c) (i), 21 en 24-28.
Zie IAS 39, aant. 20 (c) (ii) en 30-35.
Zie nader, met voorbeelden: KPMG 2005/6, p. 298-299.
Zie IAS 39, aant. 23.
Zie Ernst & Young 2010, p. 827.
Zie nr. 36.
Zie hiervoor: noot 103.
Zie IAS 39, BC64.
Zie: IASB, Exposure Draft ED/2009/3, Derecognition, Proposed amendments to IAS 39 en IFRS 7, April 2009.
Zie Ernst & Young 2010, p. 828.
Zie de website van de IASB: www.ifrs.org.
45. Balansmanagement/‘Off-balance sheet’ effect. Als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, is het de originator toegestaan de aan het SPV overgedragen vorderingen van de balans te verwijderen (‘derecognition’, zie hierna). De vorderingen worden dan niet meer in de balans van de originator opgenomen. Op de balans wordt de post “vorderingen” vervangen door een post “liquide middelen”. Securitisation stelt de originator in staat om de balans bij te sturen en om, afhankelijk van de wijze van aanwending van de verkregen liquiditeiten, financiële kengetallen te verbeteren.
De opbrengsten van de verkoop van de vorderingen kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt voor een aflossing van (dure) schulden of een inkoop van eigen aandelen. In beide gevallen is sprake van een balansverkorting. Een aflossing van schulden leidt tot een verbetering van de solvabiliteit1 en mogelijk ook tot een hogere kredietwaardigheid en rating van de originator.2 Een inkoop van aandelen kan leiden tot een hogere ‘leverage’ (i.e. financiering met vreemd vermogen) en mogelijk ook tot een verbetering van het rendement op het eigen vermogen (de ‘return on equity’ of ‘ROE’).3
De vrijgekomen liquide middelen kunnen ook worden geïnvesteerd in de onderneming. Securitisation maakt het dan mogelijk dat de onderneming (de omzet) kan groeien zonder dat de behoefte aan (duur) eigen vermogen toeneemt (zie ook hierna).4 Met behulp van securitisation kan (op papier) ook de winstgevendheid van de onderneming worden verbeterd, hetgeen tot uitdrukking kan komen in een verbetering van het rendement op het eigen vermogen (de ‘ROE’), het rendement op de activa (de ‘return on assets’ of ‘ROA’) en het rendement op het totale geïnvesteerde vermogen.5 Het is echter de vraag of hier in bepaalde opzichten niet slechts sprake is van het cosmetisch oppoetsen van de balans (‘window dressing’), zonder dat er werkelijk sprake is van een verbetering van de winstgevendheid.
Van belang is om te constateren dat wereldwijd de accountancystandaarden ten aanzien van de consolidatie van SPV’s en de ‘derecognition’ van financiële activa strikter zijn geworden. Zowel onder de International Financial Reporting Standards (IFRS)6 als de Richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving, geldt dat de meeste securitisations niet meer, of slechts gedeeltelijk, voor een ‘off-balance’-behandeling in aanmerking komen.7 Het buiten de balans brengen van activa is thans dan ook veel minder een motief voor securitisation dan in het verleden het geval was.
46. ‘Derecognition’: IAS 39, RJ 115. Naast de hiervoor in § 2.3 besproken consolidatie van het SPV staat de vraag of de overdracht van de vorderingen aan het SPV volgens de toepasselijke accountancyrichtlijnen als een verkoop van activa kan worden aangemerkt die het toestaat de vorderingen van de balans van de seller/originator te verwijderen. Alleen als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, komen de vorderingen voor ‘derecognition’ in aanmerking. Voor wat betreft IFRS zijn deze voorwaarden neergelegd in IAS 39.15-37. Minder gedetailleerde voorwaarden zijn door de Raad voor de Jaarverslaggeving neergelegd in de richtlijn RJ 115.8
Volgens IAS 39 dienen de vorderingen van de balans te worden verwijderd – mits het SPV niet behoeft te worden geconsolideerd –, indien nagenoeg alle risico’s en opbrengsten van de activa zijn overgedragen (‘risks and rewards approach’). 9Daarvan kan niet alleen sprake zijn in geval van een overdracht in juridische zin, maar ook in geval van een zogeheten pass-through arrangement.10 Dit betreft een regeling die inhoudt dat de vorderingen juridisch blijven toebehoren aan de seller/originator, maar waaronder de seller/originator een contractuele verplichting op zich neemt om de kasstromen van het actief door te betalen aan een of meer ontvangende partijen.11 Het feit dat in veel securitisations de seller/originator een vorm van ‘first loss protection’ biedt en bovendien gerechtigd is tot de in de transactie aanwezige overwaarde, zal meestal met zich brengen dat geen sprake is van een overdracht van “nagenoeg alle” risico’s en opbrengsten. Echter ook als de originator de risico’s en opbrengsten niet nagenoeg allemaal heeft overgedragen, maar ze evenmin nagenoeg allemaal heeft behouden, is het mogelijk de activa van de balans te verwijderen. Daarvoor dient dan te worden beoordeeld of de originator voldoende beschikkingsmacht over de activa heeft overgedragen (‘control approach’). Indien dat het geval is, dient de originator de activa niet langer in de balans op te nemen.12 Indien de originator de beschikkingsmacht heeft behouden, dient hij de activa in de balans te blijven opnemen overeenkomstig de omvang van de behouden betrokkenheid.13 De originator heeft de beschikkingsmacht verloren, indien het SPV in de praktijk de mogelijkheid heeft om de verworven activa te vervreemden en in staat is om eenzijdig van deze mogelijkheid gebruik te maken, zonder de overdracht aan aanvullende beperkingen te onderwerpen.14 In alle andere gevallen heeft de originator de beschikkingsmacht behouden.15
Anders dan in IAS 39, zijn in Richtlijn 115 van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ 115) slechts enkele algemene criteria neergelegd (ter uitwerking van het ‘economic substance’ beginsel) aan de hand waarvan moet worden beoordeeld of een financieel actief van de balans moet worden verwijderd. RJ 115.109 bepaalt dat een financieel actief op de balans dient te blijven, indien een transactie (zoals factoring of securitisation) niet leidt tot een belangrijke verandering in de economische realiteit met betrekking tot het actief. Daarbij moet worden uitgegaan van de economische voordelen en risico’s die zich in de praktijk naar waarschijnlijkheid zullen voordoen, en niet van de voordelen en risico’s waarvan het niet redelijkerwijs valt te verwachten dat ze zich zullen voordoen. In geval van de overdracht van een vorderingenportefeuille betekent dit dat de portefeuille op de balans blijft staan, indien de overdracht voor de originator niet leidt tot een belangrijke verandering van het feitelijk te verwachten debiteurenrisico.16
Voor wat betreft IFRS zij tot slot opgemerkt dat ook als het SPV overeenkomstig IAS 27/SIC 12 of IFRS 10 dient te worden geconsolideerd,17 daarmee nog niet is gezegd dat de in de securitisation opgenomen vorderingen niet van de balans van de (groep van de) originator zouden kunnen worden verwijderd. ‘Derecognition’ is mogelijk, hoewel in veel gevallen niet waarschijnlijk, indien de uitgifte van de ABS door het SPV kan worden aangemerkt als een ‘pass-through arrangement’ als bedoeld in IAS 39.1918 en voorts aan de voorwaarden van IAS 39 wordt voldaan.19
46a. Voorstel tot wijziging van IAS 39. Omdat de praktijk heeft uitgewezen dat de ‘derecognition’-criteria van IAS 39 zich moeilijk laten toepassen, heeft de IASB in april 2009 voorstellen gedaan voor een vereenvoudiging van IAS 39.20 In de nieuw voorgestelde regeling wordt de gecombineerde toetsing aan een ‘risk and rewards’- en ‘control’-criterium verlaten en is een meer eenduidig ‘control’- criterium beslissend. Deze benadering is meer in lijn met de regels die gelden onder US GAAP en houdt in dat een actief (de geëffectiseerde vorderingen) van de balans mogen worden verwijderd, indien en voor zover de beschikkingsmacht over het actief is overgedragen. Een overdracht van de beschikkingsmacht over een actief (‘control’) is mogelijk zelfs als alle risico’s (zoals het insolventierisico) door de vervreemder (seller/originator) zijn behouden. Het betreft zodoende een meer juridisch dan economisch criterium.21 In juni 2010 heeft de IASB evenwel besloten de voorgestelde wijziging in 2012 opnieuw te beoordelen.22