Einde inhoudsopgave
Waarde en erfrecht (Publicaties vanwege het Centrum voor Notarieel Recht) 2008/7.3.1
7.3.1 Algemeen
prof. dr. mr. W. Burgerhart, datum 31-12-2007
- Datum
31-12-2007
- Auteur
prof. dr. mr. W. Burgerhart
- JCDI
JCDI:ADS620416:1
- Vakgebied(en)
Erfrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
De waarde in het economische verkeer verving de tot die datum gebruikte begrippen gelds- en verkoopwaarde, waarbij de regering zich niet voorstelde dat de wetstoepassing met deze nieuwe maatstaf in wezen belangrijk zal verschillen van het gebruik van de ‘oude’ waardebegrippen. H. Schuttevâer, J.W. Zwemmer, De Nederlandse Successiewetgeving, Deventer: Kluwer 1998, p. 170.
Zie bijvoorbeeld het voor de vermogensbelasting gewezen arrest, HR 6 maart 1963, BNB 1963, 113.
H. Schuttevâer, J.W. Zwemmer, De Nederlandse successiewetgeving, Deventer: Kluwer 1998, p. 175. Zwemmer maakt de vergelijking met de inmiddels per 1 januari 2001 afgeschafte vermogensbelasting, waar de heffing een op een bepaalde eigenaar betrokken ‘vermogen-in-rust’ betreft.
J.E.A.M. van Dijck, G.T.K. Meussen, Waarde in het economische verkeer, Deventer: Kluwer 2004, p. 129.
Na in de voorgaande paragrafen aan waardebegrippen, waarderingsmethoden en -momenten in het fiscale recht in het algemeen enige aandacht te hebben geschonken, zal ik een en ander hierna toespitsen op de successiebelastingen.
Vanaf 1 januari 1985 geldt voor de SW als hoofdregel de waarde in het economische verkeer op het tijdstip van de verkrijging als maatstaf voor de heffing van de successiebelastingen (art. 21 lid 1 SW).1 De waarde in het economische verkeer van – courante – goederen waarvoor een markt bestaat, is in beginsel de verkoopwaarde. Deze waarde wordt door de Hoge Raad met ‘sacrale’ bewoordingen gelijkgesteld aan de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor het goed meest geschikte wijze na de beste voorbereiding op het tijdstip van de verkoop door de best biedende gegadigde zou worden besteed.2 Alle voor de prijsbepaling relevante factoren dienen daarbij te worden meegewogen. Bij een transparante markt kan men er in beginsel van uitgaan dat de ‘werking’ van deze factoren zal leiden tot een ‘at-arm’s-length-prijs’.
De waarde kan veelal bepaald te worden door de (prijs)vergelijkingsmethode.
Bij het ontbreken van een – transparante – markt voor de desbetreffende goederen, dient eveneens een waarde in het economische verkeer te worden bepaald. Dat roept aanzienlijk meer waarderingsproblemen op, onder meer omdat prijsvergelijking niet – goed – mogelijk is. De uitgangspunten blijven echter ongewijzigd.
Het waardevraagstuk in de SW wordt als ingewikkeld en moeilijk ervaren. Zwemmer wijt dat aan het feit dat in de SW de heffing voltrokken moet worden op het tijdstip waarop het vermogen van de erflater of schenker op anderen overgaat.3 Volgens Van Dijck en Meussen zou dat echter niet meer problemen moeten oproepen dan voor de heffing over inkomsten in natura op grond van de Wet IB 2001, die immers ook ‘vermogen-al-overgaande’ treft dat tot rust komt bij de genieter.
Naar hun mening worden ‘waardemoeilijkheden’ in de SW door drie factoren veroorzaakt:
De SW heeft een onduidelijk karakter: is het een belasting van de erflater, van de verkrijger of is het een belasting van hetgeen overgaat? Zie paragraaf 3.2.
Uit de parlementaire geschiedenis van de SW ontstaat de indruk dat bij de waardering voor het successierecht (en schenkingsrecht) iets heel bijzonders aan de hand is. Zie paragraaf 3.3.
De aandacht is sterk uitgegaan naar de waardering van splitsbare en samenvoegbare vermogensbestanddelen. Door vererving kunnen aandelenpakketten ‘breken’ of bij de verkrijger ‘aanwassen’.4 Zie paragraaf 3.4.
Voor de goede orde zij nog opgemerkt dat waar forfaitaire regels – in de SW – tot een waarde leiden, een waardeprobleem zich als zodanig niet voor kan doen, maar wel als de forfaitaire waarde een ‘afgeleide’ van de waarde in het economische verkeer is. Op dergelijke forfaitaire waarderingsregels zal ik niet ingaan, al was het maar omdat deze mij juist vanwege het forfaitaire karakter niet meer zicht zullen verschaffen op de waarde – van een onderneming – in het erfrecht.