Rb. Noord-Holland, 08-02-2022, nr. C/15/311799 / FA RK 20-7265
ECLI:NL:RBNHO:2022:2040
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
08-02-2022
- Zaaknummer
C/15/311799 / FA RK 20-7265
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2022:2040, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 08‑02‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2023:1266
ECLI:NL:RBNHO:2021:4479, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 06‑05‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 08‑02‑2022
Inhoudsindicatie
Toewijzing “X” in geboorteakte. Het verzoek van de ambtenaar van de Burgerlijke Stand om de beslissing aan te houden in afwachting van de antwoorden van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen die zijn gesteld door de rechtbank Den Haag bij de beschikking van 17 december 2021 wordt afgewezen omdat het voor verzoeker gelet op het tijdsverloop in deze procedure van groot belang is duidelijkheid en zekerheid te verkrijgen en omdat de wetgever de ontwikkelingen in de rechtspraak wil afwachten, terwijl deze uitspraak daaraan mede kan bijdragen. Er is sprake van een (trend naar) maatschappelijke en juridische erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit. Nu de artikelen 1:28 tot en met 1:28c BW niet voorzien in de mogelijkheid om te kiezen voor een non-binaire geslachtsaanduiding, wordt naar het oordeel van de rechtbank een ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren en non-binaire personen.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
wijziging geboorteakte
zaak-/rekestnr.: C/15/311799 / FA RK 20-7265
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 8 februari 2022
in de zaak van:
[naam] ,
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: [naam]
advocaat mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudende te Alkmaar,
strekkende tot het wijzigen van de voornaam en verbetering van de geboorteakte.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de gemeente [gemeente] , hierna: de ambtenaar.
1. Verloop van de procedure
1.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- -
de beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 6 mei 2021 en de daarin vermelde stukken;
- -
de verwijzingsbeschikking van 12 augustus 2021 en de daarin vermelde stukken;
- -
het F-formulier, van de advocaat van [naam] van 13 augustus 2021;
- -
de brief van de ambtenaar van 19 augustus 2021;
- -
het bezwaar hiertegen van de advocaat van [naam] van 2 september 2021;
- -
de brief, met bijlage, van de ambtenaar van 10 september 2021;
- -
het bezwaar hiertegen van de advocaat van [naam] van 23 september 2021.
1.2.
De voortgezette mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 januari 2022 in aanwezigheid van [naam] bijgestaan door mr. E.P.J. Appelman, en de ambtenaren [ambtenaar] en [ambtenaar] .
Mr. E.P.J. Appelman heeft ter zitting pleitaantekeningen overgelegd.
1.3.
Ter zitting heeft mr. E.P.J. Appelman zijn bezwaar tegen de brieven van de ambtenaar ingetrokken. De brieven maken deel uit van het procesdossier.
2. De verdere beoordeling
2.1.
Bij beschikking van 6 mei 2021 heeft de rechtbank het verzoek tot voornaamswijziging toegewezen en de beslissing op het verzoek tot geslachtswijziging aangehouden tot 15 juli 2021 in afwachting van een deskundigenverklaring.
2.2.
De rechtbank heeft de deskundigenverklaring ontvangen op 16 juli 2021. Bij beschikking van 12 augustus 2021 heeft de rechtbank de zaak naar de meervoudige kamer voor familiezaken verwezen. Na verzoek van de ambtenaar hiertoe, is een nadere behandeling ter zitting gepland.
2.3.
De ambtenaar heeft bij brief van 19 augustus 2021 als aanvullend verweer aangevoerd dat de huidige wetgeving geen juridische grondslag biedt om een beleving van genderneutrale gevoelens te registreren. De gemeente vreest, gelet op de uitspraken van diverse rechtbanken waarbij verschillende termen en grondslagen worden gebruikt, voor een wildgroei. De ambtenaar acht deze wildgroei onwenselijk en wijst op het belang van een uniforme werkwijze voor de ambtenaar. De ambtenaar heeft verzocht hieromtrent prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen, of aan de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit. Voorts merkt de ambtenaar (met verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3732) op, dat de wet de registratie van ‘X’, ‘non-binair’ of ‘geslacht niet nader vast te stellen’ in akten niet kent. Toewijzing van een dergelijke registratie is daarom niet uitvoerbaar en leidt tot problemen bij de uitgifte van bijvoorbeeld een paspoort of rijbewijs.
2.4.
Bij brief de brief van 10 september 2021 heeft de ambtenaar aanvullend naar voren gebracht dat de deskundigenverklaring geen verklaring conform artikel 1:28 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is, omdat het op grond van artikel 1:28 tot en met 1:28 sub c BW enkel mogelijk is de vermelding van het geslacht in de geboorteakte te wijzigen in die van het andere geslacht, niet naar non-binair.
De ambtenaar verwijst, met het oog op de belangenafweging tussen het belang van [naam] bij juridische erkenning en het algemeen belang bij handhaving van de huidige wettelijke regelgeving, naar de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 juli 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:3179).
Ten slotte geeft de ambtenaar een opsomming van de problemen in de uitvoering van de wettelijke taak van de ambtenaar, gelet op de huidige wildgroei inzake uitspraken over de non-binaire geslachtsregistratie, omdat de wet alleen spreekt over man/vrouw of vader/moeder. De ambtenaar concludeert dat een goede regeling meer vergt dan alleen een X in een akte. Tijd voor de wetgever om in actie te komen en dit grondig te regelen, aldus de ambtenaar.
2.5.
[naam] heeft in het verzoek van 28 december 2020 onder meer aangegeven dat toewijzing daarvan aanzienlijk zal bijdragen aan haar welzijn. Zij durft de deur niet meer uit en zij wenst erkenning van haar genderbeleving. Ter zitting heeft [naam] met verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 december 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:6997) betoogd dat haar individuele belang bij de mogelijkheid tot verbetering van de geboorteakte zwaarder weegt dan het algemene belang van strikte handhaving van de huidige wettelijke regeling. Daarnaast wijst [naam] op het amendement van het kamerlid [kamerlid] van 30 november 2021. Bovendien, zo wijst [naam] erop, is de wetgever momenteel in afwachting van de ontwikkelingen in de rechtspraak. Dat kan leiden tot wildgroei maar heeft ook als voordeel dat meer inzichtelijk wordt wat al dan niet wenselijk is, zodat de wetgever keuzes kan maken.
[naam] heeft ter zitting subsidiair verzocht om de geboorteakte te doen verbeteren, in die zin dat het geslacht van [naam] zal worden gewijzigd van ‘vrouwelijk’ in ‘X’.
2.6.
De ambtenaar heeft ter zitting verzocht de beslissing op het verzoek van [naam] aan te houden in afwachting van de antwoorden van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen die zijn gesteld door de rechtbank Den Haag bij de beschikking van 17 december 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:13948). De ambtenaar heeft nogmaals benadrukt dat het niet gaat om een persoonlijke visie, maar dat hij, als ambtenaar van de Burgerlijke Stand, de wetgeving nauwgezet dient te volgen en uit te voeren.
2.7.
De voorzitter heeft tijdens de mondelinge behandeling na kort beraad medegedeeld dat op 8 februari 2022 een eindbeslissing zal worden gegeven omdat het voor [naam] gelet op het tijdsverloop in deze procedure van groot belang is duidelijkheid en zekerheid te verkrijgen en omdat de wetgever de ontwikkelingen in de rechtspraak wil afwachten, terwijl deze uitspraak daaraan mede kan bijdragen.
2.8.
De rechtbank deelt de overwegingen van de door [naam] naar voren gebrachte uitspraken van de rechtbanken Limburg, Noord-Nederland, Midden-Nederland, Rotterdam en Gelderland voor zover daarin een (trend naar) maatschappelijke en juridische erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit wordt aangenomen. Het amendement van het kamerlid [kamerlid] bevestigt deze trend naar erkenning.
In de bedoelde uitspraken wordt ervoor gekozen om (in een latere vermelding) in de geboorteakte op te nemen dat “het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld” .
De rechtbank kan zich, net als de rechtbank Amsterdam, in de door de ambtenaar aangehaalde uitspraak, niet verenigen met deze oplossing. Van een situatie zoals beschreven in artikel 1:19d BW waarbij het geslacht van een kind om medische redenen onduidelijk is, is immers -zoals reeds vermeld in de tussenbeschikking van 6 mei 2021- geen sprake.
2.9.
De rechtbank is – op gelijke wijze als de rechtbank Amsterdam, van oordeel dat het onderhavige verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding op dezelfde wijze dient te worden benaderd als die welke is omschreven in de artikelen 1:28a tot en met c BW, voor mensen die de - door een deskundige getoetste en onderschreven - overtuiging hebben tot “het andere geslacht” te behoren. Nu deze artikelen niet voorzien in de mogelijkheid om te kiezen voor een non-binaire geslachtsaanduiding, wordt naar het oordeel van de rechtbank een ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren en personen die de overtuiging hebben buiten de exclusief mannelijke of vrouwelijke geslachtsaanduiding te vallen (non-binair).
2.10.
Ook bezien in het licht van artikel 8 (bescherming van het recht op privéleven) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) is ontzegging van een geslachtsregistratie overeenkomstig de innerlijke overtuiging in strijd met voormeld artikel 8. In 2003 heeft het EVRM reeds bevestigd, dat het recht op genderidentiteit en persoonlijke ontwikkeling een fundamenteel element van artikel 8 EVRM vormt en genderidentiteit één van de meest intieme aspecten van het privéleven en één van de meest wezenlijke elementen van zelfbeschikking vormt (EHRM 12 juni 2003, ECLI:EC:ECHR:2003:0612JUD003596897, Van Kück tegen Duitsland, par.69 en 73).
2.11.
Het argument van de ambtenaar dat de deskundige geen verklaring conform artikel 1:28a BW heeft overgelegd houdt geen stand, nu de rechtbank in de tussenbeschikking van 6 mei 2021 juist bewust heeft gekozen om dit artikel naar analogie toe te passen voor de situatie waarin een persoon zich niet identificeert binnen de binaire geslachtsaanduiding.
2.12.
Nu aan de vereisten van artikel 1:28a BW is voldaan zal de rechtbank op de voet van artikel 1:28b BW de ambtenaar gelasten aan de akte van geboorte van [naam] een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht, waarbij het gewijzigde, non-binaire, geslacht zal worden aangeduid met ‘X’ zoals subsidiair verzocht.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de Gemeente [gemeente] aan de akte van geboorte onder nummer [nummer] van het jaar [jaar] de latere vermelding toe te voegen van de wijziging:
- van het geslacht, in die zin dat het geslacht zal zijn: X;
3.2.
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de Gemeente [gemeente] ;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, mr. Ph. Burgers en mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2022. | ||
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden. | ||
Uitspraak 06‑05‑2021
Inhoudsindicatie
Verzoeker heeft onder meer verzocht om de geboorteakte te doen verbeteren, in die zin dat haar geslacht zal worden gewijzigd van ‘vrouwelijk’ in ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’. De ambtenaar van de Burgerlijk Stand ambtenaar heeft geadviseerd om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Subsidiair heeft de ambtenaar geadviseerd om het verzoek af te wijzen. In de tussenbeschikking wordt aan de verzoeker verzocht om alsnog een deskundigen verklaring te overleggen. Artikel 1:28a BW wordt naar analogie toegepast.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
wijziging voornaam en wijziging geboorteakte (wijziging van geslacht)
zaak-/rekestnr.: C/15/311799 / FA RK 20-7265
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 6 mei 2021
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: [verzoeker] of de verzoeker,
advocaat mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudende te Alkmaar,
strekkende tot het wijzigen van de voornaam en verbetering van de geboorteakte.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de gemeente [gemeente] , hierna: de ambtenaar.
1. Verloop van de procedure
1.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- -
het op 28 december 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- -
de brief, met bijlagen, van de advocaat van [verzoeker] , van 19 maart 2021;
- -
de brief van de ambtenaar van 25 maart 2021.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 maart 2021 in aanwezigheid van [verzoeker] bijgestaan door mr. E.P.J. Appelman, en (via een videoverbinding) de ambtenaar [ambtenaar] , [ambtenaar] en [ambtenaar] .
2. Feiten en omstandigheden
Uit de overgelegde akte van geboorte van de gemeente [gemeente] met nummer [nummer] van het jaar 2000 blijkt dat op [geboortedatum] te [plaats] is geboren [verzoeker] . Op de geboorteakte staat vermeld dat [verzoeker] van het vrouwelijk geslacht is.
3. Verzoek
3.1.
[verzoeker] heeft verzocht om wijziging van haar voornaam ‘ [voornaam] ’ naar ‘ [voornaam] ’
3.2.
[verzoeker] heeft verzocht om de geboorteakte te doen verbeteren, in die zin dat het geslacht van [verzoeker] zal worden gewijzigd van ‘vrouwelijk’ in ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’.
4. Standpunt ambtenaar
Met betrekking tot het verzoek tot geslachtswijziging heeft de ambtenaar geadviseerd om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Subsidiair heeft de ambtenaar geadviseerd om het verzoek af te wijzen.
De ambtenaar heeft geen verweer gevoerd tegen het wijzigen van de voornaam.
5. Beoordeling
geslachtwijziging
5.1.
De rechtbank oordeelt als volgt. Voor dit verzoek ontbreekt een wettelijke basis. Op grond van artikel 1:19d Burgerlijk Wetboek (BW) is het mogelijk om - in het geval dat het geslacht van het kind (om medische redenen) twijfelachtig is - in de geboorteakte de vermelding op te nemen dat het geslacht van het kind niet is kunnen worden vastgesteld. Hiervan is bij [verzoeker] geen sprake.
[verzoeker] baseert haar verzoek op het feit dat ze rond haar zestiende tot de ontdekking is gekomen dat haar genderidentiteit niet overeenkomt met haar biologische geslacht en dat ze zich niet in één categorie wil laten plaatsen. [verzoeker] identificeert zich als een non-binair persoon. [verzoeker] staat op de wachtlijst voor een behandeling van het VU Medisch Centrum om een meer bij de ervaren identiteit passend lichaamsbeeld te krijgen.
5.2.
[verzoeker] heeft voor de toewijsbaarheid verwezen naar verschillenden uitspraken, namelijk van de Hoge Raad van 30 maart 2007 (ECLI:NL:HR:AZ5686), de rechtbank Limburg van 28 mei 2018 (ECLI:NL:RBLIM:2018:4931), de rechtbank Noord-Nederland van 24 juli 2019 (ECLI:NL:RBNNE:2019:3437) en de rechtbank Midden-Nederland van 10 februari 2020 (ECLI:NL:RBMNE:2020:522). De rechtbanken hebben in hun zaken de verzoeken tot wijziging/verbetering van de geboorteakte toegewezen. Daarbij hebben zij overwogen dat er inmiddels sprake is van een maatschappelijke erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit en dat daarin ook op juridisch gebied stappen worden gezet.
5.3.
De mogelijkheid om wijziging van het geslacht tot het andere geslacht in de geboorteakte te verzoeken is wel bij wet geregeld, in de artikelen 1:28 tot en met 1:28c BW. Daarbij moet op grond van 1:28a BW een deskundigenverklaring te worden overgelegd. De rol van de deskundige bestaat eruit de duurzame overtuiging van de genderidentiteit te bevestigen en om bevestiging te krijgen dat die overtuiging niet voortkomt uit een psychiatrische stoornis (MvT, Kamerstukken II 2011/12, 33351, 3, p. 14). Nu [verzoeker] niet de overtuiging heeft om tot het andere geslacht te behoren, maar wel de overtuiging heeft om niet tot haar biologische geslacht te behoren, ziet de rechtbank aanleiding om dit artikel naar analogie toe te passen en [verzoeker] in de gelegenheid te stellen een deskundigenverklaring over te leggen.
De over te leggen deskundigenverklaring dient, in lijn met artikel 1:28a BW, te vermelden dat de verzoeker jegens de deskundige heeft verklaard de overtuiging te hebben tot een ander geslacht te behoren dan is vermeld in zijn geboorteakte en er jegens de deskundige blijk van heeft gegeven diens voorlichting omtrent de reikwijdte en de betekenis van deze staat te hebben begrepen en de wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte weloverwogen te blijven wensen. De deskundige geeft de verklaring niet af indien hij gegronde reden heeft om aan de gegrondheid van bedoelde overtuiging te twijfelen. De deskundigen zijn aangewezen bij Besluit aanwijzing deskundigen transgenders van 19 juni 2014. De daarin aangewezen deskundigen zijn de artsen en psychologen die verbonden zijn aan het Kennis- en Zorgcentrum voor genderdysforie van het VU Medisch Centrum te Amsterdam, het genderteam van het Universitair Medisch Centrum Groningen te Groningen en het genderteam van het Curium en Leids Universitair Medisch Centrum te Leiden.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de beslissing over de geslachtswijziging aanhouden in afwachting van een deskundigenverklaring met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
voornaamswijziging
5.4.
[verzoeker] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de naam [voornaam] overwegend vrouwelijk van aard is en dat zij wenst de meer genderneutrale naam [voornaam] te voeren. Zij gebruikt in het dagelijkse leven vanaf haar vijftiende al de roepnaam [roepnaam] . Op school werd ze [roepnaam] genoemd en haar werkgever noemt haar ook zo, zo heeft [verzoeker] gesteld. De rechtbank zal het verzoek tot voornaamswijziging toewijzen zoals verzocht, omdat de aangevoerde gronden genoegzaam gewichtig zijn en redenen van openbaar belang zich niet tegen de verzochte wijziging verzetten.
6. Beslissing
De rechtbank:
6.1.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de Gemeente [gemeente] aan de akte van geboorte onder nummer [nummer] van het jaar 2000 de latere vermelding toe te voegen van de wijziging van:
- de wijziging van de voornaam “ [voornaam] ” in “ [voornaam] ”;
6.2.
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de Gemeente [gemeente] ;
6.3.
houdt de beslissing over het verzoek tot geslachtswijziging aan tot 15 juli 2021 PRO FORMA.
Gelast de verzoeker om uiterlijk op deze datum een deskundigenverklaring zoals bedoeld in 5.3 te overleggen.
Wijst er op dat de rechtbank daarna zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2021. | ||
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden. | ||