RvdW 2020/124:Voorhanden hebben van voorwerpen waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij zijn bestemd voor grootschalige of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, art. 11a Opiumwet. De opvatting dat voor een bewezenverklaring van overtreding van art. 11a Opiumwet is vereist dat in art. 11 lid 3 en 11 lid 5 Opiumwet strafbaar gestelde feiten al kunnen worden gepleegd met louter combinatie van voorwerpen die verdachte voorhanden heeft, is te beperkt en dus onjuist.