Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/3.4.5.1:3.4.5.1 Selecteren, definiëren en clusteren van belangen
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/3.4.5.1
3.4.5.1 Selecteren, definiëren en clusteren van belangen
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Gebruik van voorlopige hechtenis kan immers slechts op grond van zwaarwegende publieke, strafvorderlijke belangen worden gerechtvaardigd, behoudens de in paragraaf 3.2.2 aangehaalde uitzondering van het belang van bescherming van de veiligheid van de verdachte.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In het kader van de belangenafweging die ten grondslag ligt aan de voorlopige hechtenisbeslissing, dient de rechter allereerst de relevante belangen te selecteren binnen de in paragraaf 3.4.1 geschetste kaders. Ondanks dat het selecteren van belangen een ad hoc karakter kent, zullen de te selecteren belangen veelal kunnen worden herleid tot de vier beschreven categorieën belangen: strafvorderlijke belangen, belangen van persoonlijke vrijheid, belangen van een eerlijk proces en pedagogische belangen van vroegtijdig ingrijpen (zie par. 3.4.3). Voorts kan de notie ‘belang van het kind’ een hulpmiddel zijn voor de rechter bij het identificeren en selecteren van de relevante belangen van de minderjarige verdachte. Zo brengen de ‘heteronome’ beschermende en sturende componenten van de notie ‘belang van het kind’ met zich dat de rechter de mogelijke schadelijke gevolgen van voorlopige hechtenis alsook de mogelijke positieve impact van voorlopige hechtenis op de ontwikkeling van de minderjarige verdachte in de selectie van de belangen van de verdachte moet betrekken. De ‘autonome’ component van de notie ‘belang van het kind’ impliceert voorts dat de rechter ook de opvattingen die de minderjarige verdachte zelf heeft over zijn belangen in zijn selectieproces moet meenemen. De rechter kan hierbij gebruik maken van de in paragraaf 3.4.4.3 geformuleerde vuistregels.
Om tot een zuivere belangenafweging te kunnen komen, dient de rechter de geselecteerde relevante belangen zoveel mogelijk op een gelijkwaardig abstractieniveau te definiëren. Uitgangspunt is dat de rechter de geselecteerde belangen zo veel mogelijk concretiseert, waardoor recht kan worden gedaan aan de specifieke omstandigheden van het individuele geval. Zo kan de rechter niet volstaan met algemene verwijzingen naar ‘strafvorderlijke belangen’, ‘belangen van persoonlijke vrijheid’, ‘belangen van een eerlijk proces’ en ‘belangen van vroegtijdig ingrijpen’, maar zal hij zo concreet mogelijk moeten maken waar deze belangen in de betreffende zaak uit bestaan.
Nadat de rechter de relevante belangen heeft geselecteerd en gedefinieerd, dient hij deze belangen op te delen in twee clusters: ‘publieke belangen die met de voorlopige hechtenis worden gediend’ en ‘individuele belangen van de verdachte om zijn proces in vrijheid af te wachten’. Dit zijn de clusters die de rechter uiteindelijk tegen elkaar zal moeten afwegen. Het cluster ‘publieke belangen die met de voorlopige hechtenis worden gediend’ bevat de geselecteerde en concreet gedefinieerde belangen die vallen binnen de categorie ‘strafvorderlijke belangen’. Het cluster ‘belangen van de verdachte om zijn proces in vrijheid af te wachten’ kan – aan de hand van de notie ‘belang van het kind’ – worden gevuld met de geselecteerde en concreet gedefinieerde belangen die zijn te herleiden tot de categorieën ‘belangen van persoonlijke vrijheid’, ‘belangen van een eerlijk proces’ en ‘pedagogische belangen van vroegtijdig ingrijpen’ (zie par. 3.4.3 en 3.4.4).
De belangen die vallen binnen de laatstgenoemde categorie ‘pedagogische belangen van vroegtijdig ingrijpen’ hebben hierbij een bijzondere positie. In beginsel dienen de publieke belangen die worden gediend met voorlopige hechtenis immers te worden afgewogen tegen de belangen van de verdachte om zijn proces in vrijheid af te wachten. Pedagogische belangen van vroegtijdig ingrijpen kunnen zich echter juist verzetten tegen invrijheidstelling van de minderjarige verdachte. Specifiek voor het jeugdstrafrecht is dat ‘heteronome’ sturende overwegingen over wat vanuit pedagogisch oogpunt in het belang van de minderjarige wordt geacht, ook als ‘belang van de verdachte’ kan worden beschouwd in de belangenafweging die ten grondslag ligt aan een voorlopige hechtenisbeslissing (zie par. 3.4.4). Zo kan het voorkomen dat voorlopige hechtenis door de rechter – bijvoorbeeld op basis van rapportages en adviezen van pedagogisch geschoolde professionals c.q. gedragsdeskundigen – in het pedagogische belang van de minderjarige verdachte wordt geacht. Dergelijke pedagogische belangen kunnen als zodanig de voorlopige hechtenis niet rechtvaardigen,1 maar kunnen de individuele belangen van de verdachte om zijn proces in vrijheid af te wachten wel minder zwaarwegend maken. Hierdoor kan de aanwezigheid van pedagogische belangen van vroegtijdig ingrijpen tot gevolg hebben dat de belangenafweging eerder uitvalt in het voordeel van toepassing van voorlopige hechtenis.