Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/254
In vereniging plegen van diefstal door middel van braak en diefstal door middel van verbreking. Klachten over het volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, de kwalificatie van de strafverzwarende omstandigheid ‘verbreking’ en het niet voldoen van de strafmotivering aan de eisen van de wet. Hoge Raad: art. 81 lid 1 RO.
HR 06-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:183
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 februari 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers
- Zaaknummer
16/00466
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:183, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑02‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1517, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑12‑2017
Essentie
In vereniging plegen van diefstal door middel van braak en diefstal door middel van verbreking. Klachten over het volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, de kwalificatie van de strafverzwarende omstandigheid ‘verbreking’ en het niet voldoen van de strafmotivering aan de eisen van de wet. Hoge Raad: art. 81 lid 1 RO.
Partij(en)
6 februari 2018
Strafkamer
nr. S 16/00466
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 20 januari 2016, nummer 22/000943-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.