Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/8.6.5.3
8.6.5.3 Een voorbeeld
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS594407:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Dit is een fictief bedrag, dat bijvoorbeeld wordt bereikt als de rechter een bepaalde schriftelijke ronde als nodeloos beschouwt en de kosten daarvan tegen het maximumtarief ten laste van de verstorende partij brengt.
Daarbij laat ik even de bijzondere mogelijkheid buiten beschouwing dat de wederpartij de advocaat aanspreekt op grond van onrechtmatige daad, als in Rb Leeuwarden 27 juli 2005, NJF 2005, 425.
Er van uitgaande dat de cliënt door de procestactiek niet nog meer nadeel of juist een voordeel heeft gekregen, hetgeen tot complicaties bij de berekening van de schadevergoeding zou kunnen leiden.
De term 'kennis' lijkt hier gezien de context gericht op het 'kennis over het recht', maar bij een zorgvuldige behandeling moet de advocaat mijns inziens ook zo goed mogelijk kennis vergaren over de feiten en daartoe ook de juiste vragen stellen aan zijn cliënt.
Voor een vergelijking met het eigen beursje sluit ik aan bij het eerdere voorbeeld (§ 8.6.4.2): een stuk wordt veel later ingediend dan het ingebracht had moeten worden. De rechter laat het stuk toe, maar verbindt er een kostenconsequentie aan die de cliënt € 4.000,- kost.1 Zonder de mogelijkheid van het eigen beursje is de cliënt jegens de wederpartij verantwoordelijk en kan de wederpartij die kosten slechts op hem verhalen.2 De vervolgvraag is of de cliënt met het tucht- en aansprakelijkheidsrecht, eventueel aangevuld met buitengerechtelijke alternatieven als de Geschillencommissie Advocatuur en interne klachtenregelingen, dat deel van de kostenconsequentie op de advocaat kan afschuiven dat het gevolg is van verstorend procesgedrag waarvoor de advocaat verantwoordelijk is. Dat zou volgens de rechtseconomische theorie optimale deterrence opleveren. In het geval van (a), dat de cliënt het stuk bewust voor zijn advocaat heeft verzwegen en voor iedereen heeft achtergehouden, zou de cliënt bakzeil moeten halen in zowel een tucht- als een aansprakelijkheidsrechtelijke procedure tegen zijn advocaat.
Maar bij (b), als de advocaat de procestactiek van 'de kaarten op de borst houden' bewust heeft toegepast zonder dit met de cliënt te overleggen, zou de cliënt de € 4.000,- geheel of grotendeels op de advocaat moeten kunnen verhalen en zou een tuchtrechtelijke klacht ook kans van slagen hebben.3
In het grijze geval (c), met miscommunicatie tussen advocaat en cliënt (advocaat vraagt niet goed door, cliënt let niet goed op), zal het sterk van de omstandigheden afhangen of een tuchtrechtelijke klacht slaagt. Gedragsregel 4 bepaalt dat de advocaat zijn zaken zorgvuldig behoort te behandelen, waarbij de toelichting verwijst naar de inleiding van de gedragsregels, waarin staat dat hij de benodigde kennis dient te vergaren.4 De drempel van de redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot' zal voor veel van dit soort grijze situaties praktisch te hoog liggen, waardoor de cliënt zelf de kostenconsequentie zal moeten dragen.