Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/8.6.5.1
8.6.5.1 Tuchtrecht
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS595544:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
De Gedragsregels zijn immers niet in een verordening neergelegd. Zie ook Verkijk 2010, p. 74-74; Hofhuis 2009, p. 23.
Zie Hofhuis 2009, p. 21, die aanstipt dat de bescherming van de cliënt wordt gediend door de koppeling van het klachtrecht aan het tuchtrecht. Hendriksen & Rammeloo 2008 hameren er wel op dat het tuchtrecht de eer en het aanzien van de beroepsgroep als hoofddoel heeft en dat het daarom een gescheiden systeem is van het civiele aansprakelijkheidsrecht.
Deze mogelijkheid wordt echter terughoudend toegepast, aldus Rapport Commissie Huls 2006, p. 41-42, die dit verklaart door de gebrekkige expertise bij tuchtcolleges om schadevergoedings-verzoeken te beoordelen. Bannier 2009, p. 17, ziet wel ruimte voor kleine civiele vorderingen binnen de tuchtrechtelijke procedure, maar ziet nog meer in een laagdrempelige verplichte geschillencommissie.
Verkijk 2010, p. 443, en de door hem aangehaalde uitspraken: Hof van Discipline 18 oktober 1999, Advocatenblad 2000, p. 632; Hof van Discipline 13 december 2002, Advocatenblad 2004, p. 420.
Een argument dat overigens net zo goed opgaat tegen het eigen beursje.
Hofhuis 2009, p. 24-25.
Het tuchtrecht is geregeld in de Advocatenwet, in artikel 46 en verder. In de betreffende artikelen is uitvoerig de invulling van de tuchtrechtelijke procedure geregeld, maar de inhoudelijke norm waaraan wordt getoetst is zeer open en staat in artikel 46:
‘(..) enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op de verordeningen van de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.'
De tuchtrechter vult deze open norm nader in met gebruikmaking van precedenten uit eerdere tuchtrechtspraak, maar praktisch ook met normen die in de Gedragsregels 1992 staan; formeel is de tuchtrechter echter niet aan die gedragsregels gebonden en zal die zich in de regel ook niet rechtstreeks daarop beroepen.1 Het tuchtrecht is in de eerste plaats bedoeld om de algemene kwaliteit van de beroepsgroep hoog te houden, maar daaraan zijn uiteraard ook het algemeen belang bij een goede rechtspleging en individuele cliëntenbelangen gekoppeld.2 Dat tuchtrecht bovenal ziet op de goede beroepsuitoefening blijkt uit de mogelijke maatregelen die artikel 48 lid 2 Advocatenwet noemt: waarschuwing, berisping, schorsing en schrapping. Schadevergoeding aan de cliënt staat daar niet bij, maar is via de zijdeur van de voorwaardelijke maatregel wel mogelijk: schadevergoeding kan als bijzondere voorwaarde gelden op grond van artikel 48b.3 Een advocaat mag geheimhouding doorbreken als dat nodig is bij zijn verweer tegen een klacht of wanneer de tuchtrechter of deken hem daartoe verplicht.4
Niet alleen de eigen cliënten en de (advocaat van de) wederpartij kunnen klagen over de advocaat, maar ook rechters kunnen klagen over advocatengedrag. In de gevallen waarin zij duidelijk kunnen zien dat een advocaat in de fout is gegaan, kunnen zij dus een kostenconsequentie uitspreken tegen de cliënt en tegelijkertijd een klacht indienen tegen de advocaat. Hofhuis stelt dat rechters hier terecht terughoudend in zijn, om de vrijheid van de advocaat in de procedure niet te beperken,5 maar wijst op de informele weg van een melding via de president en de plaatselijke deken, die op zijn beurt de advocaat kan aanspreken.6