Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/906
1. Het oordeel dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend, is gelet op art. 36e lid 1 onder b.1° Sv niet onjuist. 2. Het hof had, in dit bijzondere geval, niet zonder nader onderzoek kunnen uitgaan van het vermoeden van vrijwillige afstand van het aanwezigheidsrecht.
HR 19-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1263
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 september 2023
- Magistraten
Mrs. M.J. Borgers, M. Kuijer, C. Caminada
- Zaaknummer
21/05038
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1263, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑09‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:597, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑06‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑05‑2022
- Wetingang
Essentie
1. Het oordeel van het hof dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend, is gelet op art. 36e lid 1 onder b.1° Sv niet onjuist en ook niet onbegrijpelijk. 2. Het hof had in een bijzonder geval als dit niet uit kunnen gaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Het hof had mede gelet op art. 6 lid 3 EVRM moeten onderzoeken of er reden was het onderzoek op de terechtzitting te schorsen om de verdachte in de gelegenheid te stellen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.