Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking)
Artikel 5 Berekening van de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestatie
Geldend
Geldend vanaf 24-12-2018
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2021.
- Bronpublicatie:
11-12-2018, PbEU 2018, L 328 (uitgifte: 21-12-2018, regelingnummer: 2018/1999)
- Inwerkingtreding
24-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, PbEU 2018, L 328 (uitgifte: 21-12-2018, regelingnummer: 2018/1999)
- Vakgebied(en)
Energierecht (V)
1.
De Commissie stelt middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 23, 24 en 25 uiterlijk op 30 juni 2011 een vergelijkend methodologisch kader vast voor de berekening van de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestatie voor gebouwen en onderdelen van gebouwen.
Het vergelijkend methodologisch kader wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage III en maakt een onderscheid tussen nieuwe en bestaande gebouwen en tussen verschillende categorieën van gebouwen.
2.
De lidstaten berekenen de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestatie aan de hand van het in lid 1 bedoelde vergelijkend methodologisch kader en de relevante parameters, zoals de klimatologische omstandigheden en de praktische toegankelijkheid van energie-infrastructuur, en vergelijken de resultaten van deze berekening met de geldende minimumeisen inzake energieprestatie.
De lidstaten brengen aan de Commissie verslag uit over alle inputgegevens en veronderstellingen die zij voor die berekeningen en de resultaten van die berekeningen hebben gebruikt. De lidstaten leggen die verslagen regelmatig en ten minste om de vijf jaar aan de Commissie voor. Het eerste verslag wordt uiterlijk op 30 juni 2012 ingediend.
3.
Indien het resultaat van de overeenkomstig lid 2 uitgevoerde vergelijking aantoont dat de geldende minimumeisen inzake energieprestatie beduidend minder energie-efficiënt zijn dan de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestatie, geeft de betrokken lidstaat in het in lid 2 bedoelde verslag de Commissie een schriftelijke verantwoording voor dit verschil; inzover het verschil niet kan worden verantwoord, gaat het verslag vergezeld van een plan waarin de gepaste stappen worden geschetst om het verschil tegen de volgende in artikel 4, lid 1, bedoelde toets van de eisen inzake energieprestatie aanzienlijk te verminderen.
4.
De Commissie publiceert een verslag over de voortgang van de lidstaten bij het bereiken van de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestatie.