Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/826
HR: nu blijkt dat een door de raadsman verstuurde email kennelijk t.g.v. een administratieve, niet aan verdachte toe te rekenen, vergissing niet tijdig aan het hof bekend was, rijst het ernstige vermoeden dat het hof — achteraf bezien — ten onrechte toepassing heeft gegeven aan art. 416 lid 2 Sv.
HR 23-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1096
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 juni 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M. Kuijer
- Zaaknummer
19/00291
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1096, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑06‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:78, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑02‑2020
Essentie
HR: nu blijkt dat een door de raadsman verstuurde email kennelijk t.g.v. een administratieve, niet aan verdachte toe te rekenen, vergissing niet tijdig aan het hof bekend was, rijst het ernstige vermoeden dat het hof — achteraf bezien — ten onrechte toepassing heeft gegeven aan art. 416 lid 2 Sv.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/00291
Datum 23 juni 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 10 januari 2019, nummer 23/000302-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.