Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/1153
Procesrecht. Zekerheidstelling voor proceskosten (art. 224 Rv); vrijstelling Vriendschapsverdrag Colombia-Nederland?; uitlegmaatstaf. Aan zekerheid te stellen eisen (art. 6:51 BW); taak rechter.
HR 25-11-2022, ECLI:NL:HR:2022:1740
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
25 november 2022
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, G.C. Makkink, K. Teuben
- Zaaknummer
21/03702
- Conclusie
A-G mr. G. Snijders
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1740, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 25‑11‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:530, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑06‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑08‑2021
- Wetingang
Art. 6:51 BW; art. 224 Rv; art. 31-33 Verdrag van Wenen; art. 14 Tractaat van vriendschap, scheepvaart en handel tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Colombia, Londen, 1 mei 1829, Stb. 1830, 6
Samenvatting
Art. 224 lid 1 Rv bepaalt dat allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen of zich voegen of tussenkomen in een geding in Nederland, gehouden zijn om op vordering van hun wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden. Lid 2 van art. 224 Rv bevat een aantal uitzonderingen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.