Rb. Utrecht, 15-12-2010, nr. 279634 / HA ZA 09-2929
ECLI:NL:RBUTR:2010:BO7428
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
15-12-2010
- Zaaknummer
279634 / HA ZA 09-2929
- LJN
BO7428
- Vakgebied(en)
Bouwrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
Omgevingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2010:BO7428, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 15‑12‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARN:2012:BX0381, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 15‑12‑2010
Inhoudsindicatie
Civiele vordering tot vergoeding van proceskosten gemaakt in het bestuursrechtelijke traject. De gemeente stuurt eiseres een vooraanschrijving bestuursdwang, waarin onder meer het verzoek is opgenomen dat eiseres en haar gezin de bewoning van de woning beëindigen. De gemeente reageert niet op de zienswijzen van eiseres, waarna eiseres een voorlopige voorziening vraagt. De voorzieningenrechter veroordeelt de gemeente in de proceskosten. De gemeente besluit in de tussentijd een last onder dwangsom op te leggen, waarna eiseres bezwaar maakt. In haar besluit op bezwaar verklaart de gemeente het bezwaar gegrond en kent eiseres een proceskostenvergoeding toe. Eiseres vordert volledige schadevergoeding (kosten van juridische bijstand voor zover deze de forfaitair toegekende vergoedingen overstijgen) wegens onrechtmatige daad van de gemeente. De rechtbank verklaart eiseres niet ontvankelijk voor zover de vordering betrekking heeft op de kosten van juridische bijstand die zijn gemaakt in het kader van de voorlopige voorziening en de bezwaarprocedure. Van bijzondere omstandigheden als bedoeld in HR 17 december 2004, AB 2005, 111 is geen sprake. Omdat de Awb en het Bpb geen ruimte laten voor een vergoeding voor kosten die zijn gemaakt in de voorbereidingsfase, is eiseres in zoverre ontvankelijk. De rechtbank oordeelt dat de vooraanschrijving onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig is, zodat de gemeente gehouden is de kosten van juridische bijstand in de voorbereidingsfase te vergoeden. De kosten worden gecompenseerd.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 279634 / HA ZA 09-2929
Vonnis van 15 december 2010
in de zaak van
1. [eiseres sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. R.C.V. Mans te Leiden,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DE RONDE VENEN,
zetelend te Mijdrecht,
gedaagde,
advocaat mr. M.C. Muus te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] c.s. (dan wel afzonderlijk de dochter, de schoonzoon en de vader) en de Gemeente De Ronde Venen genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 2 juni 2010;
- -
de brief van 10 juni 2010 van [eiseres sub 1] c.s. waarin zij verzoekt tijdens de comparitie mondeling te mogen pleiten althans voorafgaand aan de comparitie schriftelijk verweer te voeren;
- -
de beslissing van de rolrechter van 17 juni 2010 waarin dit verzoek wordt afgewezen;
- -
de brief van 2 augustus 2010 van [eiseres sub 1] c.s. met producties ten behoeve van de comparitie;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 11 augustus 2010.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Feiten
2.1.
[eiser sub 3] (de vader) is eigenaar van de voormalige woning van [beroemde oud-voetballer] in [woonplaats]. In 2006 besloten mevrouw [eiseres sub 1] (de dochter) en haar echtgenoot [eiser sub 2] (de schoonzoon) hun intrek in deze woning te nemen. In deze woning woont ook mevrouw [(schoon)moeder], de (schoon)moeder. Op enig moment ontstond het idee de woning uit te bouwen en een bijgebouw te realiseren.
2.2.
Op respectievelijk 17 juli 2006 en 28 augustus 2007 heeft de Gemeente De Ronde Venen een (gewijzigde) bouwvergunning verleend voor de oprichting van het bijgebouw en de daaronder aan te brengen kelder. In de bouwvergunning van 28 augustus 2007 is onder meer vermeld:
“het bijgebouw mag niet worden gebruikt als extra zelfstandige woonruimte op het perceel.”
Op 17 oktober 2007 zijn de bouwwerkzaamheden begonnen.
2.3.
Gedurende de bouw hebben verschillende controles door de Gemeente De Ronde Venen plaatsgevonden. Op 21 april 2008 heeft bouwinspecteur M.W. Brugman tijdens de eindcontrole geconstateerd dat in overeenstemming met de bouwvergunning gebouwd is. In juni 2008 waren de werkzaamheden voltooid.
2.4.
Naar aanleiding van een controle door twee handhavingsambtenaren op 12 november 2008 stuurt de Gemeente De Ronde Venen op 17 november 2008 (gedateerd 14 november 2008) een vooraanschrijving bestuursdwang. In haar brief schrijft de gemeente onder meer:
“In bijzijn van de eigenaar van het perceel, de heer [eiser sub 3], hebben zij (de beide ambtenaren, toevoeging rechtbank) geconstateerd, dat op dat perceel sprake is van een tweede zelfstandige woonruimte. (…)”
En:
“Het gebruik van het bijgebouw en de linkerzijde van het hoofdgebouw (…) als tweede zelfstandige woonruimte is op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan.
Wij verzoeken om binnen vier maanden na verzending van deze brief de bewoning door u en uw gezin te beëindigen en alle woonvoorzieningen te verwijderen. Als u binnen vier maanden het gebruik beëindigt en de voorzieningen verwijdert, voorkomt u dat wij het college adviseren om u een last onder dwangsom op te leggen.”
2.5.
Bij brieven van 1 en 8 december 2008 heeft de advocaat van [eiseres sub 1] c.s. zienswijzen ingebracht tegen het voornemen een last onder dwangsom op te leggen.
2.6.
Op 13 februari 2009 dient [eiseres sub 1] c.s. bij de Gemeente De Ronde Venen een klacht in wegens het uitblijven van een reactie op de zienswijzen. Bij brief van 30 maart 2009 maakt [eiseres sub 1] c.s. bezwaar tegen het uitblijven van een reactie. Ook dient zij op dezelfde dag bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht een verzoek in tot het treffen van een voorlopige voorziening in verband met het uitblijven van een beslissing van de gemeente.
2.7.
Bij brief van 31 maart 2009 acht de Gemeente De Ronde Venen de klacht gegrond en erkent zij dat zij niet tijdig een beslissing heeft genomen. Op 3 april 2009 bericht de gemeente aan de voorzieningenrechter dat zij binnen zes weken een besluit zal nemen op de zienswijzen. Bij brief van 14 april 2009 trekt [eiseres sub 1] c.s. haar verzoek om een voorlopige voorziening in, waarbij zij de voorzieningenrechter verzoekt de Gemeente De Ronde Venen te veroordelen in de proceskosten. In haar uitspraak van 3 juli 2009 veroordeelt de voorzieningenrechter de Gemeente De Ronde Venen in de proceskosten ten bedrage van EUR 322,-.
2.8.
Bij besluit van 12 mei 2009 (gedateerd 7 april 2009) legt de Gemeente De Ronde Venen – na beoordeling van de zienswijzen – een last onder dwangsom aan [eiseres sub 1] c.s. op. In dit besluit schrijft de gemeente onder meer:
“Wij gelasten u om vóór 1 december 2009 het strijdige gebruik van het aangebouwde bijgebouw, de kelder en de linkerzijde van het hoofdgebouw als zelfstandige woonruimte (…) te beëindigen en beëindigd te houden. Als u niet aan deze verplichting voldoet, dan verbeurt u een dwangsom van € 2.500,- per week of gedeelte van de week dat u niet voldoet. Aan deze dwangsom zullen wij een maximum van € 50.000,- verbinden. (…)
2.9.
Op 17 juni 2009 maakt [eiseres sub 1] c.s. bezwaar tegen dit besluit. Bij brief van 12 augustus 2009 stuurt zij een aanvullend bezwaarschrift aan de gemeente. In het kader van de bezwaarprocedure vindt op 26 augustus 2009 een hoorzitting plaats. De bezwaarschriftencommissie van de gemeente adviseert het college van burgemeester en wethouders op 15 september 2009 het bezwaar van [eiseres sub 1] c.s. gegrond te verklaren.
2.10.
In haar besluit van 24 september 2009 (verzonden op 5 oktober 2009) verklaart de Gemeente De Ronde Venen het bezwaar van [eiseres sub 1] c.s. gegrond, waarbij het verzoek om vergoeding van de kosten in de bezwaarfase wordt toegewezen voor een bedrag van EUR 966,-. Met dit besluit is aan de bestuursrechtelijke procedure een einde gekomen.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres sub 1] c.s. vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- -
primair: verklaart voor recht dat de Gemeente De Ronde Venen jegens haar een onrechtmatige daad heeft gepleegd en de gemeente bij wijze van schadevergoeding veroordeelt tot betaling van een bedrag van EUR 42.810,56, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten;
- -
subsidiair: verklaart voor recht dat de Gemeente De Ronde Venen jegens haar een onrechtmatige daad heeft gepleegd en de gemeente bij wijze van schadevergoeding veroordeelt tot betaling van een bedrag van EUR 39.253,41, te vermeerderen de wettelijke rente en kosten;
- -
meer subsidiair: verklaart voor recht dat de Gemeente De Ronde Venen jegens haar een onrechtmatige daad heeft gepleegd en de gemeente bij wijze van schadevergoeding veroordeelt tot betaling van een bedrag van EUR 31.812,52, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten;
- -
nog meer subsidiair: verklaart voor recht dat de Gemeente De Ronde Venen jegens haar een onrechtmatige daad heeft gepleegd en de gemeente bij wijze van schadevergoeding veroordeelt tot betaling van een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten,
waarbij de Gemeente De Ronde Venen gerechtigd is het reeds betaalde bedrag van EUR 1.610,- op de schadevergoeding in mindering te brengen.
3.2.
[eiseres sub 1] c.s. legt aan haar vorderingen ten grondslag dat het herroepen primaire besluit van 12 mei 2009 een onrechtmatige daad van de Gemeente De Ronde Venen oplevert. Zij stelt daartoe – kort samengevat – dat:
- -
het in strijd met de wet is dat de gemeente een vooraanschrijving heeft doen uitgaan en een handhavingsbesluit heeft genomen, terwijl daarvoor geen rechtsgrond bestond;
- -
het optreden van de gemeente in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM);
- -
het optreden van de Gemeente De Ronde Venen jegens de vader een schending oplevert van artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM;
- -
de gemeente diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden;
- -
de Gemeente De Ronde Venen in strijd heeft gehandeld met artikel 2.4 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb); en
- -
het stilzitten van de gemeente in strijd is met de maatschappelijke betamelijkheid.
De door [eiseres sub 1] c.s. opgevoerde schade bestaat uit de kosten van juridische bijstand die zijn gemaakt vanaf het moment van de vooraanschrijving, de zienswijzen althans vanaf het primaire besluit.
3.3.
De Gemeente De Ronde Venen voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres sub 1] c.s. althans tot afwijzing van haar vorderingen.
3.4.
Volgens de Gemeente De Ronde Venen kunnen de proceskosten die gemaakt zijn in een bestuursrechtelijke procedure, niet ook nog in een civiele procedure gevorderd worden, zodat [eiseres sub 1] c.s. niet ontvankelijk verklaard moet worden. Zij voert daartoe het volgende aan.
Op 3 juli 2009 heeft de voorzieningenrechter aan [eiseres sub 1] c.s. een proceskostenvergoeding met betrekking tot de voorlopige voorziening conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) toegekend (zie r.o. ?2.7). Ook de gemeente heeft [eiseres sub 1] c.s. bij besluit van 5 oktober 2009 een vergoeding voor de kosten in bezwaar toegekend conform het Bpb (zie r.o. ?2.10). Er heeft, zowel in bezwaar als in beroep, een administratieve rechtsgang met voldoende waarborgen opengestaan, zodat [eiseres sub 1] c.s. niet ontvankelijk verklaard moet worden, aldus de Gemeente De Ronde Venen.
Het Bpb laat bovendien de mogelijkheid tot een bovenforfaitaire proceskostenvergoeding open. Als [eiseres sub 1] c.s. het niet eens was met de hoogte van de aan haar toegekende vergoeding, had zij beroep moeten instellen. Dit heeft zij niet gedaan, zodat het besluit van de gemeente formele rechtskracht heeft gekregen. Hetzelfde geldt voor de uitspraak van de voorzieningenrechter. Hiertegen kan bij de civiele rechter niet meer worden opgekomen, aldus nog steeds de Gemeente De Ronde Venen. Zij verwijst hierbij naar onder meer HR 17 december 1999, JOR 2000, 115 en rechtbank Den Haag december 2008, LJN: BH2012.
3.5.
In reactie hierop heeft [eiseres sub 1] c.s. ter gelegenheid van de comparitie aangevoerd dat in het onderhavige geval sprake is van bijzondere omstandigheden die een doorbreking van de formele rechtskracht toelaten, waarbij zij verwijst naar HR 17 december 2004, AB 2005, 111. Volgens haar is sprake van misbruik van recht door de Gemeente De Ronde Venen.
3.6.
Voor het geval de rechtbank [eiseres sub 1] c.s. wel ontvankelijk verklaart, stelt de Gemeente De Ronde Venen zich op het standpunt dat de vorderingen moeten worden afgewezen. Ter onderbouwing hiervan voert zij het volgende aan.
Op besluiten die zijn genomen na 12 maart 2002, zijn de Wet kosten bestuursrechtelijke voorprocedures en het gewijzigde Bpb van toepassing. In artikel 8:75 Awb is, kort gezegd, bepaald dat uitsluitend de bestuursrechter bevoegd is een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank en van het bezwaar of administratief beroep. Dit brengt volgens de Gemeente De Ronde Venen mee dat er geen termen zijn voor een vergoeding door de burgerlijke rechter op grond van onrechtmatige daad van de kosten die [eiseres sub 1] c.s. in verband met de voorlopige voorziening heeft gemaakt.
Hetzelfde geldt voor de kosten die [eiseres sub 1] c.s. in de bezwaarfase heeft gemaakt, aldus de Gemeente De Ronde Venen. In dit licht voert zij aan dat zij op grond van artikel 7:15 Awb verplicht was op het verzoek van [eiseres sub 1] c.s. om een proceskostenvergoeding te beslissen. Dit heeft zij gedaan door haar op 24 september 2009 een vergoeding toe te kennen. Uit deze op de gemeente rustende verplichting te beslissen volgt dat de rechtsbescherming met betrekking tot een dergelijke beslissing eveneens is voorbehouden aan de bestuursrechter. In dit verband verwijst de Gemeente De Ronde Venen naar voornoemde uitspraken van de rechtbank Den Haag (zie r.o. ?3.4) en de Hoge Raad (zie r.o. ?3.5).
De kosten die gemaakt zijn in de voorbereidingsfase (de fase waarin de zienswijzen zijn ingebracht) komen vanwege het ontbreken van causaal verband niet voor vergoeding in aanmerking, aldus de gemeente, omdat die kosten zijn gemaakt voordat het primaire besluit van 12 mei 2009 tot stand kwam. Voorts wijst de gemeente erop dat uitsluitend de in het Bpb genoemde kosten voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten in de voorbereidingsfase zijn uitgesloten van vergoeding. Deze kosten kunnen evenmin bij de burgerlijke rechter worden gevorderd, aldus de Gemeente De Ronde Venen, waarbij zij verwijst naar CRvB 16 juli 1998, AB 1998, 370.
3.7.
In reactie hierop heeft [eiseres sub 1] c.s. tijdens de comparitie erkend dat artikel 7:15 Awb pleit voor de uitleg die de gemeente heeft gegeven over de kosten in de voorfase, maar volgens haar is een civiele schadeclaim ter zake van deze kosten niet uitgesloten.
3.8.
In het licht van haar verweer dat de vorderingen moeten worden afgewezen, betwist de gemeente ook dat sprake is van onrechtmatig handelen van haar zijde. Ter onderbouwing hiervan voert zij onder meer aan dat het enkele feit dat zij haar primaire besluit heeft herroepen, niet de onrechtmatigheid van dit besluit met zich brengt.
3.9.
Tot slot betwist de Gemeente De Ronde Venen dat [eiseres sub 1] c.s. kosten voor juridische bijstand heeft gemaakt, omdat de declaraties van de advocaat van [eiseres sub 1] c.s. zijn betaald door de onderneming van de vader, Uitvaartcentrum Zuid BV (hierna: UZ).
3.10.
In reactie hierop stelt [eiseres sub 1] c.s. dat UZ de facturen inderdaad heeft voldaan, maar zij heeft deze kosten verrekend via de rekening-courant met de vader. Dit blijkt volgens haar uit de door haar in het geding gebrachte producties. Uit de door haar in het geding gebrachte schuldbekentenis blijkt volgens [eiseres sub 1] c.s. verder dat de dochter en de schoonzoon met de vader overeen zijn gekomen dat na de procedure wordt bepaald hoeveel zij aan hem zullen betalen.
3.11.
De Gemeente De Ronde Venen vordert volledige proceskostenvergoeding door [eiseres sub 1] c.s. Zij stelt daartoe – kort samengevat – dat sprake is van misbruik van procesrecht, omdat [eiseres sub 1] c.s. diverse overbodige en kansloze procedures tegen de gemeente heeft aangespannen. Het lijkt er volgens de gemeente op dat [eiseres sub 1] c.s. probeert haar lastig te vallen.
3.12.
In reactie hierop voert [eiseres sub 1] c.s. aan dat er geen sprake is van misbruik van procesrecht, omdat de Hoge Raad voor vorderingen als de hare de deur op een kier heeft gelaten.
3.13.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Vaststaat dat de Gemeente De Ronde Venen bij besluit van 24 september 2009 op verzoek van [eiseres sub 1] c.s. ter zake van de kosten in de bezwaarfase op basis van het Bpb een forfaitaire kostenvergoeding aan haar heeft toegekend van EUR 966,-. Vaststaat ook dat de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht in deze rechtbank aan [eiseres sub 1] c.s. op 3 juli 2009 een proceskostenvergoeding van EUR 322,- heeft toegekend die ten laste van de gemeente is gekomen. Deze vergoeding heeft betrekking op de proceskosten die zijn gemaakt als gevolg van het feit dat de gemeente niet tijdig op de zienswijzen van [eiseres sub 1] c.s. heeft gereageerd.
4.2.
[eiseres sub 1] c.s. vordert op grond van onrechtmatige daad vergoeding van de gehele schade, zijnde de kosten van juridische bijstand voor zover deze de toegekende forfaitaire vergoedingen overstijgen. De kosten waarvan zij vergoeding vordert, betreffen de door haar advocaat verrichte werkzaamheden in het kader van het indienen van de zienswijzen (de voorbereidingsfase), het bezwaar en de voorlopige voorziening. Het betreft schade als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 en onder c van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 241 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv.).
Gelet op de aangevoerde grondslag (onrechtmatige daad) heeft de rechtbank zich bij vonnis van 24 maart 2010 bevoegd verklaard.
Kosten in bezwaar en voorlopige voorziening
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat het bestuursrecht met artikel 8:75 Awb in samenhang met artikel 8:84 Awb voorziet in de mogelijkheid van vergoeding van de proceskosten die zijn gemaakt in de fase van het bezwaar en het administratief beroep alsmede het beroep bij de rechtbank, waaronder het vragen van een voorlopige voorziening. Artikel 8:75 lid 1 Awb luidt, voor zover van belang:
De rechtbank is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De artikelen 7:15, tweede tot en met vierde lid, (…) zijn van toepassing.
De voor vergoeding in aanmerking komen kosten hebben blijkens artikel 1 Bpb onder meer betrekking op de gemaakte kosten voor professionele bijstand. In dit artikel is onder meer bepaald:
Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op:
- a.
kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, (…)
Artikel 2 lid 3 Bpb biedt in bijzondere omstandigheden de ruimte voor een bovenforfaitaire vergoeding.
Het begrip kosten in artikel 7:15 en artikel 8:75 Awb valt samen met dat begrip in artikel 6:96 lid 2 en onder c BW in samenhang met artikel 241 Rv.
4.4.
In zijn arrest van 17 december 2004 (AB 2005, 111) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bij het bestaan van een op de wet gebaseerde forfaitaire regeling van de proceskosten (zoals hier) slechts in zeer bijzondere gevallen grond bestaat de partij die in een procedure in het ongelijk is gesteld, op grond van onrechtmatige daad te veroordelen tot vergoeding van de schade die de wederpartij als gevolg van het voeren van de procedure heeft geleden. Verder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat, kort gezegd, in andere gevallen (dus geen zeer bijzondere gevallen) wettelijke forfaitaire regelingen meebrengen dat de vordering tot betaling van de proceskosten, ook al zou zij op onrechtmatige daad gebaseerd zijn, slechts kan worden toegewezen tot het forfaitair vastgestelde bedrag.
Bij de invulling van het begrip “zeer bijzondere omstandigheden” moet blijkens de conclusie van de advocaat-generaal voor voornoemd arrest worden gedacht aan zeer schrijnende gevallen, zoals ernstig onzorgvuldig handelen, chicaneus en onredelijk procesgedrag van het bestuursorgaan. Het moet dus gaan om uitzonderlijke gevallen.
4.5.
Tijdens de zitting heeft [eiseres sub 1] c.s. aangevoerd dat sprake is van misbruik van recht en daarmee van bijzondere omstandigheden (zie r.o. ?3.5), zodat haar vordering tot vergoeding van de resterende kosten van rechtsbijstand toegewezen moet worden. De rechtbank stelt vast dat [eiseres sub 1] c.s. niet nader heeft toegelicht waarin het door haar gestelde misbruik van recht gelegen is, zodat deze stelling reeds hierom moet worden gepasseerd.
Voor zover [eiseres sub 1] c.s. evenwel bedoelt te zeggen dat de Gemeente De Ronde Venen het primaire besluit in strijd met de uit artikel 2.4 Awb voortvloeiende verplichting haar taak zonder vooringenomenheid te vervullen en tegen beter weten in heeft genomen en haar daarmee op onnodig op kosten heeft gejaagd, wordt dit standpunt verworpen. Uit het enkele feit dat de Gemeente De Ronde Venen de zienswijzen van [eiseres sub 1] c.s. niet heeft gevolgd en bij besluit van 12 mei 2009 een last onder dwangsom heeft opgelegd, blijkt – anders dan [eiseres sub 1] c.s. in haar dagvaarding betoogt – niet dat sprake is van vooringenomenheid bij de gemeente.
De gestelde vooringenomenheid blijkt evenmin uit het feit dat de gemeente zich, ondanks de rapportage van Brugman waarin hij schrijft dat [eiseres sub 1] c.s. conform de bouwvergunning heeft gebouwd (zie r.o. ?2.3), op het standpunt stelt dat sprake is van strijd met de bouwvergunning. In deze vergunning worden immers niet alleen bouwtechnische eisen gesteld, maar wordt ook een koppeling aangebracht met het bestemmingsplan door de bepaling dat het bijgebouw niet mag worden gebruikt als extra zelfstandige woonruimte (zie r.o. ?2.2). Tijdens de zitting heeft de Gemeente De Ronde Venen toegelicht dat Brugman alleen op bouwtechnische punten heeft gecontroleerd en niet op naleving van de planvoorschriften, welke toelichting niet door [eiseres sub 1] c.s. is betwist. Aangezien de gemeente van oordeel was dat sprake was van dubbele zelfstandige bewoning, stond de eindcontrole naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet in de weg aan het door de gemeente ingenomen standpunt dat ook sprake was van strijd met de bouwvergunning.
Juist is dat de Gemeente De Ronde Venen zich in haar besluit op bezwaar niet meer op het standpunt stelt dat sprake is van strijd met de planvoorschriften en de verleende bouwvergunning. Het enkele feit dat de gemeente haar primaire besluit heeft herroepen en daarmee ook het in de vooraanschrijving ingenomen standpunt heeft verlaten, betekent – anders dan [eiseres sub 1] c.s. kennelijk betoogt – echter niet zonder meer dat van evident onrechtmatig handelen of misbruik van recht sprake is. In dit licht wijst de rechtbank erop dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat een bestuursorgaan dat bevoegd is met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden – gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving – in het geval van overtreding van een wettelijk voorschrift in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen (zie bijvoorbeeld ABRvS 26 mei 2010, LJN: BM5601). Tegen de achtergrond van deze handhavingsplicht die een bepaalde mate van doortastend optreden van de gemeente vergt – en mede gelet op het beleid van de gemeente dat strekt tot voorkoming van verstedelijking van het buitengebied – is het enkele feit zij haar primaire besluit op advies van de bezwaarschriftencommissie heeft herroepen, onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat de Gemeente De Ronde Venen misbruik van recht heeft gemaakt.
4.6.
De stelling van [eiseres sub 1] c.s. dat de gemeente reeds bij het indienen van de bouwvergunning wist dat de woning bewoond zou worden, leidt niet tot een ander oordeel. Immers, juist omdat de Gemeente De Ronde Venen hiervan op de hoogte was, heeft zij reeds in de bouwvergunning aangegeven dat het bijgebouw niet als extra zelfstandige woonruimte gebruikt mocht worden.
4.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat van bijzondere omstandigheden als bedoeld in HR 17 december 2004, AB 2005, 111 geen sprake is. Bij gebreke hiervan kan de vordering strekkende tot een bovenforfaitaire vergoeding van de proceskosten in geen geval voor toewijzing in aanmerking komen. Dit betekent dat [eiseres sub 1] c.s. in haar vordering – voor zover deze betrekking heeft op de kosten voor het bezwaar en de voorlopige voorziening – niet ontvankelijk verklaard moet worden.
Voor de volledigheid voegt de rechtbank hieraan toe dat het beroep van [eiseres sub 1] c.s. op doorbreking van de formele rechtskracht pas aan de orde komt als zij ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat de kwestie van formele rechtskracht van belang is voor de vraag of is voldaan aan het onrechtmatigheidscriterium van artikel 6:162 BW. Aan de beantwoording van deze vraag wordt door de niet ontvankelijkheid niet toegekomen.
Kosten in de voorbereidingsfase
4.8.
De vordering van [eiseres sub 1] c.s. heeft eveneens betrekking op de kosten die gemaakt zijn in de voorbereidingsfase. Het betreft de kosten voor juridische bijstand die haar advocaat heeft gemaakt in verband met het inbrengen van de zienswijzen tegen de vooraanschrijving bestuursdwang (zie r.o. ?2.5).
Tijdens de comparitie heeft [eiseres sub 1] c.s. verklaard dat haar belangrijkste verwijten gelegen zijn in deze vooraanschrijving en de daaropvolgende permanente dreiging het huis te moeten verlaten. Hierbij heeft zij in het bijzonder het oog op de zin “Wij verzoeken om binnen vier maanden na verzending van deze brief de bewoning door u en uw gezin te beëindigen en alle woonvoorzieningen te verwijderen.” (zie r.o. ?2.4). Mede omdat zij net een baby hadden gekregen, sloeg de vooraanschrijving hen de stuipen op het lijf. De rechtbank begrijpt deze toelichting aldus dat het volgens [eiseres sub 1] c.s. onrechtmatig is dat de Gemeente De Ronde Venen haar zonder juridische grondslag schriftelijk heeft meegedeeld dat zij de bewoning binnen vier maanden moest beëindigen (anders gezegd: de woning moest verlaten) en haar vervolgens lange tijd in het ongewisse heeft gelaten door niet te reageren op de zienswijzen.
4.9.
Met haar verweer dat uitsluitend de in artikel 1 Bpb limitatief opgesomde kosten voor vergoeding in aanmerking komen, bedoelt de Gemeente De Ronde Venen kennelijk te zeggen dat de kosten in de voorbereidingsfase zijn uitgesloten van vergoeding, zodat deze voor rekening van [eiseres sub 1] c.s. behoren te blijven en zij ook op dit punt niet ontvankelijk verklaard moet worden.
4.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Awb en het Bpb geen ruimte bieden voor schadevergoeding die bestaat uit vergoeding van de kosten van juridische bijstand voorafgaand aan een primair besluit, zodat een beroep van [eiseres sub 1] c.s. op de bestuursrechter niet tot vergoeding van deze kosten kan leiden. Deze omstandigheid brengt mee dat met betrekking tot deze kosten (uitgezonderd de kosten als gevolg van het niet reageren op de zienswijzen, omdat de voorzieningenrechter hiervoor al een vergoeding heeft toegekend) niet gezegd kan worden dat sprake is van een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang, zodat voor [eiseres sub 1] c.s. de door haar bewandelde weg naar de burgerlijke rechter openstaat. In zoverre kan zij in haar vordering worden ontvangen.
4.11.
Vervolgens moet de vraag beantwoord worden of het sturen van de vooraanschrijving door de Gemeente De Ronde Venen een onrechtmatige daad oplevert. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
4.12.
De Gemeente De Ronde Venen was medio november 2008 van oordeel dat [eiseres sub 1] c.s. een bouwwerk had opgericht in strijd met de Woningwet en de verleende bouwvergunning en dit bouwwerk gebruikte in strijd met de planvoorschriften. Gelet op haar ter zitting gegeven toelichting dat een vooraankondiging niet wettelijk verplicht is maar gezien moet worden als service, stond het de Gemeente De Ronde Venen naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf vrij [eiseres sub 1] c.s. in kennis te stellen van haar voornemen een last onder dwangsom op te leggen.
4.13.
In de vooraanschrijving verzoekt de Gemeente De Ronde Venen [eiseres sub 1] c.s. ook “de bewoning door u en uw gezin te beëindigen” binnen vier maanden na verzending van de brief. [eiseres sub 1] c.s. heeft deze mededeling zo opgevat dat zij de bewoning van het pand moest beëindigen. Naar het oordeel van de rechtbank mocht [eiseres sub 1] c.s. deze zinsnede – mede gelet op de mededeling van de gemeente dat zij ook de woonvoorzieningen moest verwijderen – ook zo opvatten. Deze beëindiging zou met zich brengen dat [eiseres sub 1] c.s. zou moeten verhuizen. Niet (ook niet ter gelegenheid van de comparitie) is gebleken dat voor het verzoek van de gemeente de woning te verlaten een juridische grondslag bestond. Uit de vooraanschrijving blijkt dat de Gemeente De Ronde Venen van oordeel was dat het oprichten van een tweede zelfstandige woonruimte in strijd was met het vigerende bestemmingsplan en daarmee ook de bouwvergunning (zie r.o. ?2.2). Zij schrijft immers: “Het gebruik van het bijgebouw en de linkerzijde van het hoofdgebouw (…) als tweede zelfstandige woonruimte is op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan”. Zonder nadere motivering – die ontbreekt – is niet in te zien dat het volgens het bestemmingsplan in geen geval is toegestaan dat de dochter, de schoonzoon en hun kind de woning niet samen met de (schoon)moeder op andere wijze te bewonen. In dit licht wijst de rechtbank er ook op dat uit de verleende bouwvergunning en het primaire besluit niet blijkt dat de Gemeente De Ronde Venen zich op het standpunt stelt dat het onzelfstandige gebruik van de woning evenmin is toegestaan.
4.14.
Voorts moet worden aangenomen dat de Gemeente De Ronde Venen – mede door de diverse controles – op de hoogte was van de gezinssamenstelling van [eiseres sub 1] c.s. Onder deze omstandigheden had zij zich behoren te realiseren dat de mededeling dat het [eiseres sub 1] c.s. niet was toegestaan de woning te blijven bewonen, het rustige woongenot en daarmee het privéleven van het gezin ernstig zou schaden.
4.15.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de Gemeente De Ronde Venen zich had behoren te onthouden van het doen van de mededeling dat [eiseres sub 1] c.s. de bewoning binnen vier maanden diende te beëindigen. Door deze mededeling desondanks te doen, heeft zij in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid en daarmee onrechtmatig jegens [eiseres sub 1] c.s. gehandeld. Zij is gehouden de uit deze onrechtmatige daad voortvloeiende schade te vergoeden. Deze aansprakelijkheid is beperkt tot uitsluitend de kosten die de advocaat van [eiseres sub 1] c.s. heeft gemaakt als gevolg van de vooraankondiging. Diens latere werkzaamheden zijn immers reeds forfaitair vergoed op grond van het besluit op bezwaar van de Gemeente De Ronde Venen en de uitspraak van de voorzieningenrechter.
4.16.
De Gemeente De Ronde Venen voert als verweer dat de opgevoerde kosten buitensporig hoog zijn. Uit de door [eiseres sub 1] c.s. in het geding gebrachte facturen van 12 december 2008 en 16 januari 2009 van haar raadsman, blijkt dat deze in de periode van 26 november 2008 tot 22 december 2008 werkzaamheden heeft verricht waarvoor hij een bedrag van in totaal EUR 3.640,- heeft gefactureerd. Deze werkzaamheden vangen aan met “Voorbereiding opstelling zienswijzen: fileren besluit + opzet maken”. De eerstvolgende factuur van 10 maart 2009 noemt als eerste werkzaamheid “Opstellen klacht aan wederpartij” en moet dus samen met de latere facturen geacht worden betrekking te hebben op werkzaamheden waarvoor uiteindelijk een forfaitaire vergoeding is toegekend. Aangenomen moet daarom worden dat uitsluitend voornoemde facturen van 12 december 2008 en 16 januari 2009 betrekking hebben op werkzaamheden als gevolg van de vooraankondiging. Mede gelet op de ter zitting gegeven toelichting van [eiseres sub 1] c.s. dat de vader overleg ter plaatse wenste en alles uitgezocht wilde hebben, valt zonder nadere toelichting (die ontbreekt) niet in te zien dat een bedrag van EUR 3.640,- voor de in de facturen van 12 december 2008 en 16 januari 2009 genoemde werkzaamheden als buitensporig aangemerkt kan worden, zodat het verweer van de gemeente op dit punt wordt verworpen.
4.17.
Tot slot heeft de Gemeente De Ronde Venen zich ter gelegenheid van de comparitie op het standpunt gesteld dat de overzichten van de rekening-courant weinig zeggen en de schuldbekentenis (zie r.o. ?3.10) naderhand is opgesteld. Kennelijk bedoelt zij hiermee te zeggen dat [eiseres sub 1] c.s., althans de dochter en de schoonzoon, geen vordering op haar heeft. Gelet op de door [eiseres sub 1] c.s. ter zitting gegeven toelichting had het op de weg van de Gemeente De Ronde Venen gelegen haar verweer nader te onderbouwen. Omdat zij dit heeft nagelaten, zal haar verweer worden gepasseerd.
4.18.
Het voorgaande leidt ertoe dat de Gemeente De Ronde Venen gehouden is een van een bedrag van EUR 3.640,- aan [eiseres sub 1] c.s. te vergoeden, waarop het reeds betaalde bedrag van EUR 1.610,- in mindering moet worden gebracht. De gemeente zal dan ook worden veroordeeld tot vergoeding van een bedrag van EUR 2.030,-.
4.19.
[eiseres sub 1] c.s. vordert ook vergoeding van de wettelijke rente. Kennelijk heeft zij het oog op de rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. Tegen deze vordering heeft de Gemeente De Ronde Venen geen verweer gevoerd. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de wettelijke rente op grond van artikel 6:83, aanhef en onder b BW dan ook toewijzen vanaf 17 november 2008 (de dag waarop de onrechtmatige daad is gepleegd) tot aan de dag van volledige betaling.
4.20.
Omdat beide partijen op een belangrijk punt in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten op de hierna te vermelden wijze worden gecompenseerd.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt Gemeente De Ronde Venen aan [eiseres sub 1] c.s. te betalen een bedrag van EUR 2.030,00 (tweeduizend dertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 17 november 2008 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010.?