HR, 11-05-2021, nr. 19/05691
ECLI:NL:HR:2021:721
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11-05-2021
- Zaaknummer
19/05691
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:721, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑05‑2021; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:246
ECLI:NL:PHR:2021:246, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑03‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:721
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑05‑2021
Inhoudsindicatie
Caribische zaak. Medeplegen moord op Sint-Maarten (art. 2:262 jo. 1:123 SrStM) en medeplegen voorhanden hebben vuurwapens en munitie (art. 3.1 Vuurwapenverordening jo. 1:1:123 SrStM). Middelen over 1. afwijking uos m.b.t. gebruik camerabeelden en waarnemingen, 2. betrouwbaarheid anonieme getuige en steunbewijs, 3. gebruik voor bewijs van p-v met verklaring onbekend gebleven beller. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 19/05346.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/05691 A
Datum 11 mei 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 14 november 2019, nummer H-16/19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.D. Groen, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
Namens de verdachte heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 25 jaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze 24 jaren en 10 maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2021.
Conclusie 16‑03‑2021
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Caribische zaak. Liquidatie op Sint Maarten. Middelen over bewijsvoering waaronder de betrouwbaarheid van een anonieme getuige en het gebruik voor het bewijs van informatie van een anoniem gebleven melder. Strekt tot verlaging straf wegens overschrijding redelijke termijn en verder tot verwerping. Samenhang met nr. 19/05346 A
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/05691 A
Zitting 16 maart 2021
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.
1. De verdachte is bij vonnis van 14 november 2019 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, wegens onder 1 primair “Medeplegen van moord” en onder 2 “Medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 jaren met aftrek van voorarrest.1.Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één jaar.
2. Er bestaat samenhang met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] , nr. 19/05346 A. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Namens de verdachte heeft mr. S.D. Groen, advocaat te Utrecht, vier middelen van cassatie voorgesteld.
4. De middelen hebben betrekking op de bewijsvoering. Voordat ik de middelen bespreek vat ik de feiten samen waarvoor de verdachte en zijn medeverdachte zijn veroordeeld, te weten: het op 24 januari 2017 te Sint Maarten medeplegen van moord op de 30-jarige [slachtoffer] , in zijn auto voor diens woning, en het voorhanden hebben van het daarbij gebruikte semi-automatisch werkend aanvalsgeweer, het semi-automatisch werkend pistool – waarmee 39 schoten zijn gelost waarvan er 20 het slachtoffer hebben geraakt – en munitie. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte een van de schutters is geweest en dat de medeverdachte de vluchtauto heeft bestuurd.
5. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezen heeft verklaard dat:
“1.
primair
hij op 24 januari 2017, te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg meermalen met vuurwapens op korte afstand kogels afgevuurd op het bovenlichaam van die [slachtoffer] , ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij op 24 januari 2017, te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, vuurwapens, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten
- een (semi-)automatisch werkend aanvalsgeweer en
- een (semi-)automatisch werkend pistool van het kaliber 9mm Parabellum (merk onbekend)
en munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten
- 30 patronen van het kaliber 7.62x39 en
- 9 patronen van het kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.”
6. De bewezenverklaring berust op de volgende bewijsvoering:
“Uit de gebezigde bewijsmiddelen2.blijkt van de navolgende feiten en/ of omstandigheden:
- Op 24 januari 2017 is om 23.41 uur een melding binnengekomen bij de meldkamer dat er een schietpartij was op de [a-straat] te [plaats] waarbij een man door kogels zwaar werd verwond.
- Op de plaats van het schietincident is een zwarte auto, merk Lincoln, aangetroffen. Uit de auto hing een man die onder het bloed zat. Rondom de auto lagen hulzen. Op het t-shirt van het slachtoffer ter hoogte van de linkerborst zat een schoenafdruk van een linkerschoen. De autoruiten van de auto waren volledig kapotgeschoten.
- Het slachtoffer is ter plaatse overleden en bleek te zijn genaamd [slachtoffer] . Het slachtoffer heeft in totaal twintig schotwonden opgelopen, aan het lichaam, hoofd en ledematen. De schotwonden in het lichaam en de rechter arm hebben de dood veroorzaakt.
- In totaal zijn er rondom de auto van het slachtoffer dertig hulzen aangetroffen met kaliber 7.62x39mm en negen hulzen met het kaliber 9mm. Ook zijn er monsters van de vijf autoruiten afgenomen en veiliggesteld. Deze zijn naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) verzonden.
Uit het opsporingsonderzoek blijkt het navolgende.
- Op 24 januari 2017 om 10.58 uur heeft [medeverdachte] (gebruiker van ID [0001] ) een chatbericht gestuurd naar de gebruiker van ID [0002] , waarvan wordt verondersteld dat dit [betrokkene 1] is. Het chatbericht van [medeverdachte] luidde als volgt:
‘He dead?’. De reactie op dat bericht luidde: ‘Yeah’.
- Diezelfde dag om 20.10 uur heeft [verdachte] (telefoonnummer [0003] ) gebeld naar [medeverdachte] (telefoonnummer [0004] ). Daarin is onder meer het volgende gezegd:
[verdachte] : awo.... Hoe laat kom je?
[medeverdachte] : zo meteen ik heb aantal dingen te doen daarna kom ik[verdachte] : ok we moeten de man gaan kijken.
- Tijdens voornoemd telefoongesprek straalde het telefoonnummer dat in gebruik was bij [verdachte] uit onder de zendmast in [plaats] . Dat is in de buurt waar hij woont. Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] straalde toen uit onder de zendmast Belvedère.
- Vervolgens wordt om 22.13 uur [medeverdachte] gebeld door [betrokkene 2] . Tijdens dat telefoongesprek straalde het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] uit onder de zendmast in [plaats] , waar [verdachte] woonachtig is.
- Daarna is [medeverdachte] om 22.23 uur gebeld door een NN-vrouw. Tijdens dat gesprek is op de achtergrond van dat gesprek een NN-man te horen die belt met iemand anders. Uit onderzoek is gebleken dat de NN-man [betrokkene 1] is. Tijdens dat achtergrondgesprek is door [betrokkene 1] onder meer het volgende gezegd:
Man.. .no respect for this man? The money will be split in our three.... you understand that... it don't have nobody else in between understand?....so 25 grand divided let me go get the chopper. 'Chopper' betekent in straattaal ook wel automatisch vuurwapen of machinegeweer.
- Op dezelfde dag tussen 22.32 en 23.10 uur is [medeverdachte] vier keer gebeld. Telkens straalde zijn telefoonnummer uit onder de zendmast te Philipsburg, Earthstation. Dat is in de buurt van het plaats delict.
- Om 23.41 uur is voornoemde melding over de schietpartij binnengekomen bij de meldkamer over de schietpartij.
Op de camerabeelden van [A] B.V., gelegen aan de Long Wall Road, is om 23.46 uur een personenauto gezien die sterke gelijkenissen vertoont met de vluchtauto, een Hyundai Accent met kenteken [kenteken 1] . De gelijkenissen betreffen de vorm van de ramen, de lichte kleur en het feit dat de auto ook een sedan is.
- Op de camerabeelden van [B] , gelegen aan de A.J.C. Brouwer Road, is om 23.48 uur waargenomen dat een personenauto, type sedan, aan komt rijden. Deze personenauto haalt twee personenauto's met verhoogde snelheid in. Deze auto vertoont sterke gelijkenissen met de vluchtauto door de vorm van de ramen en de lichte kleur van de auto. Gelet op de tijdspanne en afgelegde afstand komt dit overeen met de personenauto die is beschreven bij de bewakingsbeelden van [A] B.V.
- Op de camerabeelden van [C] , gelegen aan de A.J.C. Brouwer Road, is waargenomen dat rond hetzelfde tijdstip een personenauto, type sedan, vanuit de richting van het bedrijf [B] aan komt rijden en in de richting rijdt van de G.A. Arnell Boulevard. Gelet op het model, de velgen, het derde remlicht en de kleurstelling van deze auto, is dit meer dan vermoedelijk dezelfde auto als de auto die hierboven beschreven is en is gezien op de camerabeelden van het bedrijf [B] . De auto wordt herkend als een Hyundai Accent. De afstand tussen [B] en [C] betreft 350 meter.
- Op 24 januari 2017 belt [medeverdachte] om 23.48 uur naar [getuige 1] . Tijdens dat gesprek is onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte] : waar ben je ma
[getuige 1] : ik ben zonet thuis gekomen
[medeverdachte] : Ik kom zo bij jou (..) ik kom nu bij jou [getuige 1] : waar ben je ?
[medeverdachte] : [plaats] in jouw richting (..) in drie minuten ben ik.
- Om 23.53 uur is een Hyundai Accent met kenteken [kenteken 1] de Franse grens gepasseerd. Voornoemde auto kwam vanaf de Union Road op het Nederlandse deel aangereden, stak de grens over en reed vervolgens door op de Rue de Hollande.
- De vluchtroute die op grond van de hierboven beschreven camerabeelden is gereden past in de tijdspanne tussen 24 januari 2017 te 23.41 uur (melding meldkamer) en 24 januari 2017 te 23.53 uur (passeren grensovergang Nederlandse en Franse deel van Sint Maarten).
- Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij woont aan de Franse kant van het eiland en in het bezit is van een Hyundai Accent, kleur bruin/ metallic goud met kenteken [kenteken 1] en dat zij die auto op 24 januari 2017 had uitgeleend aan een jongen die zij [medeverdachte] noemt. Hij haalde de auto in de middag op en kwam deze terugbrengen na middernacht. De volgende ochtend heeft zij [medeverdachte] gebeld omdat de auto naar verbrande banden rook, een brandgeur noemde zij dat.
- Op 25 januari 2017 belt [getuige 1] om 07.31 uur naar [medeverdachte] . Tijdens dat gesprek zegt [getuige 1] onder meer tegen [medeverdachte] :
Luister, ik kom in mijn auto en ik ruik banden geur, je had mijn banden gefucked (…) Het ruik alsof je mijn auto met gierende banden heeft gereden. (..) Banden, verbrand. (..) Vanaf gisteravond ruik ik dat.
- [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op de avond van 24 januari 2017 de auto van een vriendin van hem heeft gereden en dat zij dacht dat hij te hard had gereden omdat de auto naar rubber rook. Zijn bijnaam is [medeverdachte] .
- Getuige X1 heeft verklaard dat hij op 24 januari 2017 op 50 à 60 meter van het schietincident was en schoten hoorde. Hij zag het voertuig van het slachtoffer achteruit wegrollen. Hij zag daarna meer schoten uit de bosjes komen en kort daarna twee mannen uit die bosjes komen. Zij hadden beiden een wapen bij zich. Zij liepen naar een Hyundai Accent, waarvan de motor draaide, stapten in die auto en reden weg. Hij hoorde dat de schoten uit twee verschillende wapens kwamen.
- Getuige [getuige 2] , wonende aan de [a-straat] , heeft verklaard dat zij vanuit haar woning schoten hoorde. Vanuit haar badkamerraam zag zij twee slanke mannen wegrennen. De schoten die zij hoorde, kwamen van een machinegeweer, omdat de schoten elkaar zeer snel opvolgden.
- Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij in de nacht van het schietincident televisie keek en een machinegeweer hoorde schieten. Hij keek naar buiten en zag de Jeep (het Hof begrijpt hier en hierna gelet op de overige bewijsmiddelen: de auto van het slachtoffer) naar achteren rollen. Hij zag een man naast de passagierszijde van de auto staan. Die man vuurde kogels af naar de Jeep. Toen de Jeep stopte, liep de man langs de achterkant van de auto en ging hij door met schieten. Hij liep door naar de bestuurderskant van de Jeep en bleef schieten. Hij opende de deur van de bestuurderskant, toen viel de bestuurder deels uit de auto. De man schoot weer op het slachtoffer. Hij hoorde toen een wapen met een ander kaliber.
- Tijdens een huiszoeking in de woning van [verdachte] in [plaats] zijn onder meer een paar blauwe Nike's in beslag genomen. De linker schoen daarvan is vergeleken met de schoenafdruk op de borst van het slachtoffer. Geconcludeerd is dat de schoenafdruk op de borst van het slachtoffer qua profiel overeenkomsten vertoont met voornoemde in beslag genomen linker schoen. Tijdens het onderzoek werd in de linkerschoenzool glas aangetroffen. De schoen is inclusief het glas voor onderzoek naar het NFI gestuurd.
- Het NFI heeft in voornoemde schoen 11 glasdeeltjes aangetroffen. Voor de combinatie van in totaal 6 van de 11 glasdeeltjes uit de schoen geldt dat de resultaten van het glasvergelijkend onderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer deze glasdeeltjes afkomstig zijn van de gebroken ruiten waartoe het referentieglas (glas uit het bestuurdersraam van de Lincoln en van achter bestuurdersraam van die auto) heeft behoord, dan wanneer ze afkomstig zijn van willekeurig andere ruiten of glazen objecten.
- Het NFI heeft geconcludeerd dat de op de plaats delict in beslag genomen hulzen van het kaliber 7,62x39mm vermoedelijk zijn verschoten met een (semi-) automatisch werkend aanvalsgeweer. De op de plaats delict in beslag genomen hulzen van het kaliber 9mm Parabellum zijn volgens de bevindingen van het NFI vermoedelijk verschoten met een (semi) automatisch werkend pistool van het kaliber 9mm.
- Uit deze feiten en omstandigheden bezien in onderlinge samenhang en (tijds)verband, ook met hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen blijkt, leidt het Hof het volgende af.
Gelet op de inhoud van het tapgesprek van 24 januari 2017 om 20.10 uur en de zendmastgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte] om 22.13 uur, gaat het Hof ervan uit dat [medeverdachte] en [verdachte] die avond hadden afgesproken en dat [medeverdachte] later die avond [verdachte] heeft opgehaald.
[verdachte] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat de onder hem op zijn huisadres in beslag genomen schoenen van hem zijn en dat hij voor zover hij weet de enige is die de schoenen heeft gedragen. Gelet op de bevindingen van het NFI ten aanzien van de in één van deze schoenen aangetroffen glasdeeltjes gaat het Hof ervan uit dat [verdachte] op de plaats delict is geweest en één van de schutters is geweest nu in ieder geval één van de schutters blijkens de getuigenverklaring van [getuige 3] en het forensisch onderzoek aan de auto van het slachtoffer bij het bestuurdersraam en het raam daarachter van de auto van het slachtoffer heeft gestaan. Daar komt bij dat die schoen van [verdachte] qua profiel overeenkomsten met de voetafdruk die is aangetroffen op de borst van het slachtoffer. Uit de getuigenverklaringen blijkt voorts dat de schutters, waaronder dus [verdachte] , in de Hyundai Accent zijn gestapt.
De latere verklaring van [verdachte] dat ook het DNA van iemand anders op zijn schoen is aangetroffen en het daarom toch mogelijk is dat iemand anders die schoen kan hebben gedragen, is onvoldoende onderbouwd en ook overigens niet aannemelijk geworden. Het Hof gaat daarom voorbij aan die stelling.
[medeverdachte] heeft op 24 januari 2017 in de middag de Hyundai Accent met kenteken [kenteken 1] van [getuige 1] geleend. Deze auto past in de omschrijving die de getuige X1 vluchtauto van de daders heeft gegeven, te weten een Hyundai Accent. Dat er verwarring is geweest ten aanzien van de kleur van de auto maakt het gaande niet anders. Het Hof verwijst daarvoor naar hetgeen is overwogen ten aanzien van de betrouwbaarheid van de anonieme getuige.
Gelet op de getuigenverklaring van [getuige 1] , de inhoud van de tapgesprekken en de zendmastgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte] , is het [medeverdachte] geweest die vlak voor en vlak na de liquidatie ter plaatse was en toen in de Hyundai Accent met kenteken [kenteken 1] reed. Nu [verdachte] in die auto is gestapt en [verdachte] en [medeverdachte] die avond samen waren, gaat het Hof ervan uit dat [medeverdachte] ten tijde van de liquidatie op de plaats delict is geweest en de vluchtauto heeft bestuurd waarin hij samen met [verdachte] en de andere schutter is weggereden. Dit past ook bij de geregistreerde bewegingen van de vluchtauto van de daders.
Het feit dat getuige [getuige 3] slechts één schutter heeft gezien, maakt het voorgaande niet anders nu het vanaf zijn positie mogelijk is dat hij slechts één van de twee schutters heeft gezien. Uit zijn verklaring volgt dat hij twee verschillende kalibers schoten heeft gehoord, hetgeen past bij de verklaring van X1 die spreekt over twee schutters. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] verklaard dat zij twee mannen heeft zien wegrennen.
De verdachte heeft geen enkele aannemelijke verklaring afgelegd die de redengevendheid van het bewijsmateriaal kan ontzenuwen. Het Hof acht dan ook en overtuigend bewezen dat [verdachte] één van de twee schutters is geweest en dat [medeverdachte] de vluchtauto heeft bestuurd.
Kwalificatie van het gedrag van [verdachte] en [medeverdachte]
Het Hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen moet worden afgeleid dat [verdachte] en [medeverdachte] handelden met voorbedachte raad. Vanaf het sturen van het ‘he dead' in de ochtend zijn de voorbereidingen begonnen, zoals het regelen van de vluchtauto, het ophalen van de schutters door [medeverdachte] , het ophalen van wapens en het opwachten van het slachtoffer bij zijn woning. Toen het slachtoffer in zijn auto bij zijn woning was, is hij doorzeefd met kogels. De verdachte en zijn medeverdachten hebben dan ook voldoende tijd en gelegenheid gehad om zich te beraden op hun voorgenomen besluit om het slachtoffer te doden, om na te denken over die betekenis en gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Overigens volgt uit de aard van het delict, te weten het tegen betaling liquideren van een persoon, reeds de voorbedachte raad.
Alhoewel [medeverdachte] niet één van de schutters is geweest, moet hij gelet op de aard en de intensiteit van zijn handelingen in dit geheel precies hebben geweten wat de schutters gingen doen en heeft hij daaraan een essentiële bijdrage geleverd. Bovendien blijkt uit de tapgesprekken dat de buit met zijn drieën zou worden gedeeld. Het op deze wijze intensief samenwerken met een duidelijke taakverdeling levert naar het oordeel van het Hof op het medeplegen zoals onder 1 en 2 bewezen verklaard.”
7. Het eerste middel klaagt dat “het Hof is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging dat de camerabeelden van de beweerdelijke vluchtauto c.q. de aan de hand van de camerabeelden gedane observaties niet bruikbaar zijn voor het bewijs, door de (observaties die zijn gedaan aan de hand van de) camerabeelden voor het bewijs te bezigen, zonder in het bijzonder de redenen te geven die tot afwijking van dat standpunt hebben geleid.”
8. Ter terechtzitting van het Hof van 24 oktober 2019 heeft de raadsvrouw niet zozeer aangevoerd dat camerabeelden, dan wel de aan de hand van die camerabeelden gedane observaties van de verbalisanten niet bruikbaar zijn voor het bewijs, maar dat op de camerabeelden helemaal niet waarneembaar is “dat een silky brown Hyundai Accent wordt gezien”. De door haar overgelegde pleitnota houdt hierover het volgende in:
“F. De camerabeelden van de mogelijke vluchtroute:
63. In het licht van het bovenstaande, dus het feit dat er geen specifieke aanwijzing is wie de daders zouden kunnen zijn danwel dat de wagen waarin [medeverdachte] reed op 24 januari 2017 de vluchtauto is geweest, kan ook geen enkele waarde worden gehecht aan de door het OM geconstrueerde mogelijke vluchtroute. Daar komt nog bij dat daar waar de verbalisanten stellen dat een silky brown Hyundai Accent wordt gezien, dit helemaal niet op de beelden waarneembaar is.
64. Als we namelijk gaan kijken naar het proces-verbaal van bevinding op pagina ZD287 hetgeen een proces-verbaal betreft met betrekking tot de vluchtroute dat kunnen we het volgende constateren.
65. Op pagina ZD292 zien we een fotootje van de camerabeelden van [A] BV. De verbalisanten stellen dan dat "deze auto sterke gelijkenissen toont met de vluchtauto. De verbalisanten denken de vluchtauto te herkennen aan de vorm van de ramen en de lichte kleur". Op de foto is echter nauwelijks iets te zien. Op geen enkele manier is kleur, merk of enige nummerplaat waarneembaar.
66. Op pagina ZD292 zien we ook een fotootje van de camerabeelden van [B] . De verbalisanten geven dat "deze auto - wederom - sterke gelijkenissen toont met de vluchtauto. De verbalisanten denken de vluchtauto te herkennen aan de vorm van de ramen en de lichte kleur". Op de foto is wederom nauwelijks iets te zien. Op geen enkele manier is kleur, merk of enige nummerplaat waarneembaar.
67. Hetzelfde geldt met betrekking tot de camerabeelden van [C] en [D] .
68. Op geen enkele manier valt op grond van het bovenstaande met zekerheid vast te stellen dat de auto die op de beelden te zien is de silky/brown Hyundai Accent is waarin cliënt [medeverdachte] die avond reed en op geen enkele manier valt enige vluchtroute te construeren.[…]83. Op grond van hetgeen naar voren gebracht verzoek ik U EA om cliënten bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs beiden vrij te spreken van zowel het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.”
9. Het Hof heeft op drie onderdelen van de bewijsvoering gebruik gemaakt van camerabeelden op drie afzonderlijke locaties waarop een personenauto is gezien waarover achtereenvolgens is opgemerkt dat “die sterke gelijkenissen vertoont met de vluchtauto, een Hyundai Accent” (locatie [A] B.V.), “sterke gelijkenissen” vertoont “met de vluchtauto” (locatie [B] ), en “meer dan vermoedelijk dezelfde auto [is] als de auto die hierboven is beschreven” op de camerabeelden van het bedrijf [B] (hierbij gaat het om camerabeelden op de locatie [C] ). Deze waarnemingen vinden steun en sluiten aan bij andere vaststellingen in de bewijsvoering van het Hof die verband houden met de herkenning van de Hyandai Accent. Ten eerste wijs ik op de verklaring van de verdachte dat hij op de avond van de liquidatie een Hyundai Accent heeft geleend op het Franse deel van Sint Maarten en deze ongeveer een half uur na de liquidatie daar weer heeft achtergelaten. Ten tweede is op de plek van de liquidatie gezien dat de schutter(s) in een Hyundai Accent is/zijn gestapt en dat deze auto met hoge snelheid is weggereden. Ten derde is een Hyundai Accent gezien die om 23:53 uur de Franse grens is gepasseerd. Ten vierde past de (vlucht)route in de tijdspanne tussen het moment waarop de schietpartij bij de meldkamer werd gemeld en het passeren van de grens tussen het Nederlandse en Franse deel van het eiland. Ten vijfde heeft [getuige 1] , van wie de verdachte de Hyundai Accent had geleend, zich enkele uren later bij de verdachte erover beklaagd dat zij in de auto een bandengeur rook en het ruikt alsof de verdachte met haar auto “met gierende banden heeft gereden”. Wat op de camerabeelden is waargenomen, moet worden gezien in samenhang met de andere feiten en omstandigheden die het Hof in de bewijsvoering heeft vastgesteld. In deze met elkaar samenhangende waarnemingen en feiten en omstandigheden ligt besloten dat en waarom het Hof voorbij is gegaan aan het standpunt dat een Hyundai Accent “helemaal niet op de beelden waarneembaar is” en op “geen enkele manier […] met zekerheid [valt] vast te stellen dat de auto die op de beelden te zien is de silky/brown Hyundai Acces is waarin” de verdachte op de avond van de liquidatie reed.
10. Het middel faalt.
11. Het tweede middel richt zich tegen het oordeel van het Hof over de betrouwbaarheid van de voor het bewijs gebruikte verklaring van “de anonieme getuige X1”. Aangevoerd wordt dat het oordeel van het Hof, dat de verklaring van de anonieme getuige X1 betrouwbaar is, “onbegrijpelijk is, althans ontoereikend gemotiveerd” is, omdat “het feit dat het donker was geen verklaring vormt voor het feit dat de getuige wisselend over de kleur van de auto heeft verklaard.” Het derde middel klaagt over het oordeel van het Hof dat ten aanzien van de verklaring van de anonieme getuige X1 “belangrijke steun kan worden ontleend aan een ander bewijsmiddel”. Aangevoerd wordt dat het oordeel “onbegrijpelijk is, althans ontoereikend is gemotiveerd, doordat is volstaan met een generieke verwijzing naar de bewijsmiddelen, zodat niet kenbaar is aan welk bewijsmiddel het Hof de belangrijke steun voor de anonieme verklaring [heeft] ontleend, terwijl de verklaring van anonieme getuige X1 juist wordt weerlegd door de (tevens voor het bewijs gebezigde) verklaring van getuige [getuige 3] [ik lees: [getuige 3] , AG]”. Beide middelen hebben betrekking op het gebruik voor het bewijs van de anonieme getuige X1 en zal ik daarom gezamenlijk bespreken.
12. Voor het kader waarbinnen beide middelen beoordeeld worden, is van belang dat het Hof met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaring van de anonieme getuige X1 heeft overwogen dat “belangrijke steun aan ander gebezigd bewijsmateriaal kan worden ontleend, zodat wordt voldaan aan het vereiste van artikel 385 lid 4 Sv”. Het Hof heeft bovendien, anders dan wordt aangevoerd, die steun niet ontleend aan “een ander bewijsmiddel” maar aan meer dan één ander bewijsmiddel. Het Hof was niet gehouden om die andere bewijsmiddelen aan te wijzen waaraan belangrijke steun voor de verklaring van de anonieme getuige X1 kan worden ontleend,3.zodat de daartegen gerichte klacht faalt. Hierbij komt dat het Hof de bewezenverklaring heeft gemotiveerd aan de hand van een zakelijke samenvatting van de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarbij het Hof heeft verwezen naar de (vindplaatsen) van de wettige bewijsmiddelen.4.
13. Voor de beoordeling van het oordeel van het Hof inzake de ‘betrouwbaarheid” van de verklaring van de anonieme getuige X1 en de steun die kan worden ontleend aan andere bewijsmiddelen, is van belang dat de raadsvrouw ter terechtzitting van het Hof heeft aangevoerd dat de verklaring van de anonieme getuige X1 “volstrekt onbetrouwbaar” is. De door haar overgelegde pleitnota, waarop in cassatie een beroep wordt gedaan, houdt hierover het volgende in:
“De anonieme bedreigde getuige X1:43. En ook al stelt de eerste rechter vervolgens dat de verklaring van de anonieme bedreigde getuige X1 niet als bewijs mag worden gebezigd omdat deze niet bij de rechter-commissaris is gehoord, wordt dan vervolgens de verklaring wel in de bewijsoverwegingen als volgend bewijsmiddel genoemd en zodoende het verhaal over de gang van zaken rond gemaakt. Inmiddels is de anonieme bedreigde getuige X1 wel als getuige gehoord en kan deze verklaring thans ook inhoudelijk worden beoordeeld.
44. De eerste rechter gaat er vanuit dat de anonieme bedreigde getuige een auto heeft gezien van het merk Hyundai Accent met een baby blauwe kleur en dat deze getuige zag dat er 2 mannen in de auto stapte. Bij de rechter-commissaris is X1 echter niet meer zo zeker van de kleur van de auto. Op het moment dat aan hem wordt gevraagd wat hij heeft gezien, verklaard X1 over een groen Hyundai Accent met geblindeerde ramen. Dit herhaald X1 2 maal. Ook op de vraag: Kunt u de kleur van de auto's herinneren die u heeft gezien? Antwoordt X1 wederom dat de getaway car, a green car was. Highlighted green zegt hij dan. Als de getuige dan wordt geconfronteerd met het feit dat hij eerder had gezegd dat het ging om een Babyblue car, dan zegt hij ineens ooh ja het was blue, blue like the sky.
45. Naar aanleiding van bovengenoemde verklaring van getuige X1 acht de verdediging deze verklaring volstrekt onbetrouwbaar cq kan op grond van het voorhanden dossier, danwel de getuigenverklaringen zoals deze blijken uit het dossier op geen enkele manier vastgesteld worden wat de kleur danwel het model van de auto was die bij de schietpartij is gebruikt. Het zou een lichtgekleurde, of grijze, of rood/oranje of baby blue danwel sky blue danwel groene auto geweest kunnen zijn. Zekerheid hierover hebben we echter op geen enkele manier. Ook de verklaring van X1 over de kleur van de gebruikte auto is niet overtuigend. In ieder geval kan deze verklaring niet bevestigen dat de silky brown auto van [getuige 1] ook maar iets met deze zaak te maken heeft.”
14. Met betrekking tot de verklaring van de anonieme getuige X1 heeft het Hof het volgende overwogen:
“Verklaring anonieme getuige X1
Algemeen
Het Hof zal hierna overgaan tot de bespreking van de verklaring van X1, de persoon die in onderhavige kwestie - kort gezegd - op 10 oktober 2019 als anonieme getuige is gehoord overeenkomstig het bepaalde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), en zal deze hierna aanduiden als X1. Deze getuige was in de nabijheid van de plaats delict en heeft verklaringen over het schietincident af gelegd.
Juridisch kader
Op grond van artikel 385 lid 4 Sv kunnen de verklaringen van X1, alleen dan als bewijsmateriaal worden gebezigd, indien belangrijke steun aan ander gebezigd bewijsmateriaal kan worden ontleend. Op grond van artikel 403 lid 1 Sv moet, indien het bewijs mede wordt aangenomen op grond van deze verklaringen, in het vonnis daarvan in het bijzonder de reden blijken. Deze bijzondere motivering dient betrekking te hebben op zowel de toelaatbaarheid als de betrouwbaarheid van de anonieme getuige.
Toelaatbaarheid van de anonieme getuige
Het hof stelt het volgende vast.
X1 is op 18 september 2019 door de rechter-commissaris onder ede gehoord. De rechter-commissaris is naar aanleiding daarvan tot het oordeel gekomen dat de veiligheid van de getuige, bij het bekend worden van zijn identiteit, in gevaar komt en dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat ernstig voor zijn leven moet worden gevreesd. De rechter-commissaris heeft daarop bepaald dat de getuige op zodanige wijze zou worden verhoord, dat de identiteit van de getuige geheel verborgen zou blijven.
Het inhoudelijke verhoor van X1 heeft vervolgens op 10 oktober 2019 bij de rechter-commissaris plaatsgevonden. De getuige is onder ede gehoord. Zowel de raadsvrouw als de procureur-generaal hebben voorafgaand aan dat verhoor schriftelijke vragen ingediend.
Het Hof is van oordeel dat de rechter-commissaris voldoende gemotiveerd heeft om welke reden de getuige is aangemerkt als een bedreigde getuige in de zin van artikel 261 Sv. Voorts is gesteld noch gebleken dat overigens aan de wijze van totstandkoming of aan de inhoud van de door de rechter-commissaris ingevolge dat artikel ten aanzien van de getuige gegeven bevelen zodanige fundamentele gebreken kleven, dat gebruikmaking van de resultaten van dat verhoor op gespannen voet komt te staan met het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM).
Het Hof acht de verklaring van X1 gelet op het vorenstaande dan ook toelaatbaar tot het bewijs.Betrouwbaarheid anonieme getuige
Het Hof is zich er van bewust dat het bijzondere behoedzaamheid in acht behoort te nemen bij het gebruik van de verklaring van X1. Het Hof acht zijn bij de rechter-commissaris af gelegde verklaring evenwel betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs, omdat de inhoud daarvan bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen die hieronder zijn weergegeven.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaring van X1 volstrekt onbetrouwbaar is, omdat hij wisselend heeft verklaard over de kleur van de vluchtauto van de daders. Het Hof verwerpt dit verweer, nu het voorstelbaar is dat de kleur van de auto in de gegeven omstandigheden lastig is vast te stellen. Het was immers donker, de auto had alleen de parkeerlichten aan en bij verschillende lichtinvallen is de precieze kleur van een auto niet altijd eenvoudig vast te stellen. De verschillende verklaringen van de getuige X1 daarover doen geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring.
Het Hof acht, gelet op vorenstaande, de verklaring van X1 op 10 oktober 2019 dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Het Hof is bovendien van oordeel dat belangrijke steun aan ander gebezigd bewijsmateriaal kan worden ontleend, zodat wordt voldaan aan het vereiste van artikel 385 lid 4 Sv.”
15. Aan het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt, dat de verklaring van de anonieme getuige X1 “volstrekt onbetrouwbaar” is, is ter terechtzitting ten grondslag gelegd dat “de verklaring van X1 over de kleur van de gebruikte auto […] niet overtuigend is”. Het Hof is aan dit standpunt voorbijgegaan en heeft daarbij overwogen dat “het voorstelbaar is dat de kleur van de auto in de gegeven omstandigheden lastig is vast te stellen. Het was immers donker, de auto had alleen de parkeerlichten aan en bij verschillende lichtinvallen is de precieze kleur van een auto niet altijd eenvoudig vast te stellen. De verschillende verklaringen van de getuige X1 daarover doen geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring.”
16. Onbegrijpelijk acht ik de overweging van het Hof niet. Daarbij stel ik voorop dat de kern van de verklaring van de anonieme getuige X1 niet de kleur van de auto betreft maar het door hem zien van een Hyundai Accent op de plaats delict, het schieten door twee schutters, het instappen van de schutters in de Hyundai Accent en het daarmee wegrijden van de plaats delict. Daarmee doet het betrouwbaarheidsverweer mij denken aan het betwisten van een getuige die de handtatoeage van een bankovervaller beschrijft met als reden dat de getuige wisselend heeft verklaard over het materiaal van de bivakmuts of – om iets meer bij de onderhavige zaak aan te sluiten – de exacte kleur van de inkt.
17. Het Hof heeft het wisselend verklaren door de anonieme getuige X1 over de kleur van de door hem geziene Hyundai Accent niet alleen geplaatst in het kader van het feit dat “het donker was” maar ook in het kader van de feiten dat “de auto […] alleen de parkeerlichten aan [had] en bij verschillende lichtinvallen […] de precieze kleur van een auto niet altijd eenvoudig vast te stellen” is. Vanwege het beperkte licht van de parkeerlichten en de verschillende lichtinvallen, is het niet onbegrijpelijk dat de anonieme getuige X1 daarover verschillend heeft verklaard.5.
18. Uit de zakelijke samenvatting van de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat ander bewijsmateriaal steun biedt aan onderdelen van de verklaring van de anonieme getuige X1. Evident zijn dit de verklaringen die erop wijzen dat de verdachte de avond van de liquidatie in een Hyundai Accent heeft gereden waaronder de verklaring van de verdachte zelf. Ook de getuige [getuige 2] heeft schoten gehoord en twee slanke mannen zien wegrennen. Ook de verklaring van de getuige [getuige 3] biedt steun aan de verklaring van de anonieme getuige X1, zoals het Hof gemotiveerd heeft aangegeven door erop te wijzen dat de getuige [getuige 3] weliswaar heeft verklaard dat hij één schutter heeft gezien – en niet twee zoals de anonieme getuige X1 verklaarde – maar dat dit kan worden verklaard door de positie van waaruit de getuige een en ander heeft gezien, terwijl de getuige twee verschillende kalibers schoten heeft gehoord hetgeen past bij de verklaring van de anonieme getuige X1. Het Hof heeft daarmee de zaken niet omgedraaid, zoals in de schriftuur wordt aangevoerd, maar geordend en uitgelegd. Voor de betrouwbaarheid van de verklaring van de anonieme getuige X1 is niet in de laatste plaats van belang dat hij heeft verklaard dat hij een Hyundai Accent heeft gezien op de plaats delict. Voor de betrouwbaarheid van de herkenning hebben merk en model een grotere betekenis dan de kleur, wat anders zou zijn in geval de verdachte een niet nader gespecificeerde auto had gezien met een bepaalde kleur.
19. Uit het voorgaande volgt dat het oordeel van het Hof met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaring van de anonieme getuige X1 en de belangrijke steun die voor zijn verklaring kan worden ontleend aan ander bewijsmateriaal, niet onbegrijpelijk is.
20. Beide middelen falen.
21. Het vierde middel klaagt over het gebruik voor het bewijs van een proces-verbaal met de weergave van aan de politie verstrekte informatie door een onbekend gebleven persoon. Aangevoerd wordt dat deze getuige niet met toepassing van art. 261, vierde lid, Sv Sint Maarten is verhoord door de rechter-commissaris zodat de verklaring van de persoon wiens identiteit niet blijkt niet voor het bewijs gebruikt had mogen worden op grond van art. 385, tweede lid, en art. 387, derde lid, Sv Sint Maarten.
22. Het middel heeft betrekking op het volgende onderdeel van de bewijsvoering:
“Op 24 januari 2017 is om 23.41 uur een melding binnengekomen bij de meldkamer dat er een schietpartij was op de [a-straat] te [plaats] waarbij een man door kogels zwaar werd verwond.”
23. Met betrekking tot deze telefonische melding, houdt de pleitnota het volgende in:
“De telefonische melding van de onbekend gebleven persoon:
36. De eerste rechter gebruikt voor het bewijs de verklaring van een onbekend gebleven persoon die de telefonische melding aan de politie doet, dat hij op [b-straat] ter hoogte van perceel nummer [1] verschillende schoten had gehoord. Vervolgens zag hij een personenauto van het merk Hyundai Accent die omkeerde op de plaats delict en vervolgens wegreed in de richting van [plaats] . Bedoelde auto voerde geen verlichting en de kentekenplaat was niet te zien.
37. Allereest dient opgemerkt te worden dat dit een anonieme melding betreft die volgens artikel 385 lid 2 Sv niet als bewijs mag worden gebezigd.38. Voorts is het zo dat er in de verklaring van deze anonieme melder helemaal geen melding wordt gemaakt van het feit dat het model van de auto een Accent zou zijn. De eerste rechter is er dus ten onrechte vanuit gegaan dat de anonieme melder het heeft gehad over een lichtgekleurde Hyundai Accent terwijl de anonieme melder het dus alleen heeft over een lichtgekleurde Hyundai. De auto zou dus van elk ander model geweest kunnen zijn.39. Ten eerste mag de anonieme melding niet tot het bewijs worden gebezigd, maar bovendien is de inhoud van het in het vonnis vermelde weergave van wat deze melder zou hebben gezegd onjuist.
40. Ik verzoek U Hof derhalve om deze telefonische melding niet te gebruiken als bewijs en voorts er acht op te slaan dat hetgeen in het vonnis is vermeld over deze melding niet de juiste informatie is.”
24. Bij de beoordeling van het middel wijs ik erop dat in het Wetboek van Strafvordering Sint Maarten op dit moment nog een voorschrift ontbreekt zoals art. 344a, derde lid, Sv op grond waarvan buiten twijfel zou hebben gestaan dat de melding voor het bewijs kan worden gebezigd reeds omdat niet blijkt dat de verdediging op enig moment heeft verzocht de onbekend gebleven beller te horen,6.zodat de juridische kwalificatie van de verklaring van de anonieme melder niet doorslaggevend zou zijn.
25. Het middel berust op de veronderstelling dat het Hof de verklaring van de onbekend gebleven beller voor het bewijs heeft gebruikt. Die veronderstelling is onjuist. Uit de zakelijke samenvatting van de redengevende inhoud van het bewijsmiddel waarbij het Hof in de daarbij geplaatste voetnoot verwijst naar een “proces-verbaal van bevindingen melding centrale post” blijkt dat het Hof de verklaring van een medewerker van de meldkamer voor het bewijs gebruikt waarin deze medewerker verslag heeft gedaan van wat hem is medegedeeld door iemand van wie is aangevoerd dat zijn identiteit niet is gebleken.7.De verklaring van de medewerker van de meldkamer kan niet worden aangemerkt als een verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, als bedoeld in art. 385, tweede lid, en art. 387, vierde lid, Sv Sint Maarten.8.Ik wijs erop dat niet is aangevoerd dat de medewerker van de meldkamer moet worden aangemerkt als een persoon wiens identiteit niet blijkt.
26. Het middel faalt.
27. De middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
28. Ambtshalve wijs ik erop dat de Hoge Raad uitspraak zal doen meer dan zestien maanden nadat op 15 november 2019 beroep in cassatie is ingesteld. Omdat de verdachte zich ten tijde van de aanzegging in cassatie in voorlopige hechtenis bevond,9.betekent dit dat in de cassatiefase inbreuk is gemaakt op het in art. 6, eerste lid, EVRM neergelegde recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. In de regel leidt dit tot strafvermindering. Deze conclusie wordt genomen op de eerste dag na het verstrijken van de op zestien maanden gestelde redelijke termijn.
29. Ambtshalve heb ik geen andere grond gevonden die tot vernietiging van de bestreden uitspraak zou moeten leiden.
30. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑03‑2021
Voetnoten heb ik weggelaten behalve de voetnoot die het Hof op deze plek zelf in de tekst heeft geplaatst met de volgende inhoud: “Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen. Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Sint Maarten.De vindplaatsen van de bewijsmiddelen staan vermeld in de eindnoten.”
Vgl. HR 23 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5858, NJ 2008/70 m.nt. M.J. Borgers, r.o. 3.3 onder (b): “niet voor feiten en/of omstandigheden die ten grondslag worden gelegd aan een weerlegging van verweren inzake de betrouwbaarheid van het gebezigde bewijsmateriaal”.
Vgl. HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0424, NJ 2007/387 m.nt. Y. Buruma, r.o. 5.6.1 (Promis I).
Josef Albers, Interaction of Color, New Haven-Londen: Yale University Press 2013, p. 1 en 3: “In visual perception a color is almost never seen as it really is – as it physically is. […] it is necessary to recognize that color deceives continually. […] it is hard, if not impossible, to remember distinct colors. This underscores the important fact that the visual memory is very poor in comparison with our auditory memory.”
Vgl. J.H.J. Verbaan & B.A. Salverda, ‘Wetgeving straf- en strafprocesrecht in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, TBS&H 2019, nr. 3, p. 140-146 op p. 144.
Dit wordt bevestigd door de bewijsvoering van het vonnis van het Gericht in eerste aanleg Sint Maarten van 12 december 2018, ECLI:NL:OGEAM:2018:113 waarin het volgende is opgenomen: “De (onbekend gebleven) persoon die de telefonische melding aan de politie doet, gaf door dat hij op [b-straat] ter hoogte van perceel nr. [1] verschillende schoten had gehoord. Vervolgens zag hij een personenauto van het merk Hyundai Accent die omkeerde op de plaats delict en vervolgens weg reed in de richting van [plaats] . Bedoelde auto voerde geen verlichting en de kentekenplaat was niet te zien.”
Vgl. HR 14 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ8925, NJ 2005/383 m.nt. Y. Buruma, r.o. 3.4 m.b.t. art. 344 lid 3 (oud) Sv.