Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.2
8.2 Officier van justitie
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
In het kader van het onderhavige onderzoek zijn interviews afgenomen met tien officieren van justitie, werkzaam in vijf verschillende arrondissementsparketten, in de periode tussen 30 maart 2015 en 20 juli 2015. Elk van de geïnterviewde officieren heeft ‘jeugd’ in zijn portefeuille en is actief in de voorlopige hechtenispraktijk van minderjarigen. Zie par. 6.3.3 en bijlage 5.
Zoals in het navolgende zal worden beschreven, is bij voorgeleidingen doorgaans gee officier van justitie aanwezig. Bij de raadkamerzittingen is dit wel het geval. Om dez reden hebben enkel de observaties van de raadkamerzittingen bevindingen opgeleverd over de wijze waarop officieren van justitie omgaan met voorlopige hechtenis van min derjarigen.
De officier van justitie is verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van verdachten van strafbare feiten en heeft in dit kader de bevoegdheid om een verdachte aan te houden, in verzekering te stellen en vervolgens de inbewaringstelling en gevangenhouding te vorderen. De rechter-commissaris en raadkamer kunnen enkel op vordering van de officier van justitie de inbewaringstelling en gevangenhouding van een verdachte bevelen. Het is aldus de officier van justitie die bepaalt welke verdachten mogelijk het voorlopige hechtenistraject ingaan.
In de onderhavige paragraaf wordt aan de hand van tien semigestructureerde interviews met officieren van justitie,1 observaties van 155 raadkamerzittingen2 en de bestudeerde vorderingen tot inbewaringstelling en gevangenhouding, die in de dossiers van de geobserveerde zaken waren opgenomen, een beeld geschetst van de wijze waarop de officier van justitie zijn rol vervult in de voorlopige hechtenispraktijk van minderjarigen. Hierbij wordt, na een algemenere rolbeschrijving in paragraaf 8.2.1, specifiek ingegaan op de wijze waarop de officier van justitie omgaat met het vorderen van inbewaringstelling en gevangenhouding (par. 8.2.2), de alternatieve tenuitvoerleggingsmodaliteiten van voorlopige hechtenis (par. 8.2.3), de schorsing en de schorsingsvoorwaarden (par. 8.2.4) en met de mogelijkheid om opheffing van de schorsing te vorderen (par. 8.2.5). Tot slot wordt aandacht besteed aan de verhouding tussen de voorlopige hechtenis en de strafeis van de officier van justitie bij de strafzitting (par. 8.2.6).
8.2.1 Rol van de officier van justitie8.2.2 Vordering tot inbewaringstelling of gevangenhouding8.2.3 Alternatieve tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis8.2.4 Schorsing en schorsingsvoorwaarden8.2.5 Opheffing van de schorsing8.2.6 Voorlopige hechtenis en de strafeis