Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.2.3
8.2.3 Alternatieve tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Interview officier van justitie D.
Raadkamerzitting 32; Raadkamerzitting 87; Raadkamerzitting 110.
O.a. Raadkamerzitting 45; Raadkamerzitting 62; Raadkamerzitting 69; Raadkamerzitting 70; Raadkamerzitting 129.
O.a. Raadkamerzitting 16; Raadkamerzitting 45; Raadkamerzitting 69; Raadkamerzitting 70; Raadkamerzitting 93.
Raadkamerzitting 16; Raadkamerzitting 94. En voorts o.a.: Interview officier van justitie B; Interview officier van justitie D; Interview officier van justitie I.
Interview officier van justitie G.
Een aantal geïnterviewde officieren geeft aan dat bij deze categorie verdachten ook in de fase van de inverzekeringstelling wel eens gebruik wordt gemaakt van huisarrest om te voorkomen dat de minderjarige in een politiecel moet verblijven.
Interview officier van justitie A.
Ibid.
O.a. Raadkamerzitting 62; Raadkamerzitting 70.
Interview officier van justitie A.
Raadkamerzitting 129.
Als de officier van justitie de voorlopige hechtenis van een minderjarige verdachte vordert, kan hij op grond van artikel 493, derde lid Sv in zijn vordering opnemen dat de voorlopige hechtenis – wat de officier betreft – op een alternatieve wijze ten uitvoer zou kunnen worden gelegd, bijvoorbeeld in de vorm van nachtdetentie of huisarrest. De toepassing van deze modaliteiten is in de praktijk echter niet heel omvangrijk en verschilt sterk per arrondissement. Een officier vertelt tijdens een interview dat de officier in zijn praktijk doorgaans slechts een bescheiden rol heeft bij de beslissing over de toepassing van nachtdetentie en huisarrest:
“Ik moet zeggen dat we dat wel heel erg bij de rechtbank laten. Zij zijn ook degenen die aanwijzen natuurlijk. Als ons om een standpunt wordt gevraagd, dan hangt het ervan af. Stel dat een minderjarige vanuit huis zou dealen, dan zijn wij geen voorstander van huisarrest. (…) Nachtdetentie, daar moet de school mee instemmen, dus daar hangt het vanaf. (…) Wij onderzoeken dat niet. Dat doen de Raad, Jeugdzorg, de kinderrechter. (…) Soms wordt ons helemaal niets gevraagd wat we daarvan vinden. Dan wordt het gewoon beslist.”1
Het staat de officier van justitie niettemin vrij om een (voorkeur voor een) alternatieve tenuitvoerleggingsmodaliteit uitdrukkelijk in de vordering – of in de mondelinge toelichting daarvan – te vermelden. Tijdens een aantal geobserveerde raadkamerzittingen vorderde de officier van justitie (voortzetting van) nachtdetentie of huisarrest.2 Tijdens andere raadkamerzittingen nam de officier een standpunt in nadat de raadsman, Raad voor de Kinderbescherming en/of jeugdreclassering de mogelijkheid van nachtdetentie of huisarrest opperde.3 Uit deze observaties volgt dat voor nachtdetentie met name het belang van de voortzetting van de schoolgang een zwaarwegende factor is.4 Hiervoor is wel vereist dat de afstand tussen de justitiële jeugdinrichting en de school dagelijks te overbruggen is en dat de school medewerking verleent.5 Een geïnterviewde officier legt uit dat daarnaast ook de motivatie van de minderjarige, de ernst van het strafbare feit waarvan de minderjarige wordt verdacht en eventueel recidivegevaar en/of collusiegevaar een rol kunnen spelen.6
Huisarrest is volgens verschillende geïnterviewde officieren primair bedoeld om jonge, kwetsbare verdachten uit de justitiële jeugdinrichting te houden.7 Tijdens een interview geeft een officier aan dat de toepassing van huisarrest wat hem betreft ook echt beperkt zou moeten blijven tot deze categorie verdachten:
“Huisarrest is voor hele jonge kinderen. Ik heb laatst een paar keer gezien: huisarrest voor een 17-jarige die wordt verdacht van een overval. Dan denk ik: daar is het niet voor bedoeld. En het argument ‘in de JJI doen ze geen goede contacten op’, dan denk ik: tja, negen van de tien keer zijn feiten gepleegd door minderjarigen in vereniging gepleegd, dus die slechte contacten doet hij buiten ook op. Ik snap het wel met hele jonge kinderen. Die worden ook niet beter in een jeugdinrichting.”8
Redenen om in sommige gevallen wel in te stemmen met huisarrest, maar niet met een schorsing, kunnen volgens de betreffende officier zijn gelegen in de ernst van het feit, de preventieve functie van huisarrest en het signaal dat wordt gegeven naar de samenleving.9 In sommige zaken staat de ernst van het feit echter ook aan huisarrest in de weg en dient de voorlopige hechtenis volgens de officier in de justitiële jeugdinrichting ten uitvoer te worden gelegd.10 Voorts is voor huisarrest vereist dat de ouders van de minderjarige bereid en in staat zijn om toezicht te houden.11 In dit verband stelde een officier zich tijdens een raadkamerzitting op het standpunt dat huisarrest wat hem betreft slechts een optie is als de minderjarige een dagbesteding heeft, omdat het anders een te grote belasting wordt voor de ouders.12
Alternatieve tenuitvoerleggingsmodaliteiten, zoals huisarrest en nachtdetentie, spelen slechts een beperkte rol in de voorlopige hechtenispraktijk van minderjarigen. Een veel grotere rol is weggelegd voor de schorsing van de voorlopige hechtenis onder bijzondere voorwaarden. In de volgende paragraaf wordt uitgelicht hoe de officier van justitie in de praktijk omgaat met de schorsing en de schorsingsvoorwaarden.