Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/19.4.3.6
19.4.3.6 Pool met contanten: physical cash pooling
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS366973:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie: R.J. Botter en R.L.S. Verjans, Cash pooling, Ondernemingsrecht, 2005-2, nr. 14, blz. 38 – 42.
Ook wel aangeduid als “physical sweeping”, L. van der Wielen, W. van Alphen, J. Bergen and P. Lindow, International Cash Management, A practical guide to managing cash flows, liquidity, working capital and short term financial risks, NIBE-SVV, Amsterdam, 2006, blz. 188.
In voorkomende gevallen vindt storting op een deposito plaats.
De fysieke pool kan ontstaan op grond van bilaterale overeenkomsten tussen een centrale groepsvennootschap en iedere deelnemende concernvennootschap afzonderlijk, of op grond van een raamovereenkomst waartoe de deelnemende concernvennootschappen partij worden.
L. van der Wielen, W. van Alphen, J. Bergen and P. Lindow, International Cash Management, A practical guide to managing cash flows, liquidity, working capital and short term financial risks, NIBE-SVV, Amsterdam, 2006, blz. 164.
L. van der Wielen, W. van Alphen, J. Bergen and P. Lindow, International Cash Management, A practical guide to managing cash flows, liquidity, working capital and short term financial risks, NIBE-SVV, Amsterdam, 2006, blz. 165.
Dit voorbeeld is gedeeltelijk ontleend aan L. van der Wielen, W. van Alphen, J. Bergen and P. Lindow, International Cash Management, A practical guide to managing cash flows, liquidity, working capital and short term financial risks, NIBE-SVV, Amsterdam, 2006, blz. 162.
Opgemerkt zij dat – anders dan in het gestileerde voorbeeld – de bank in voorkomende gevallen een lagere debetrente zal hanteren voor de pool als geheel, dan dat de bank voor de groepsmaatschappijen afzonderlijk zou hanteren.
In voorkomende gevallen vindt storting op een deposito plaats. Voor de heffing van btw wordt rente op een deposito hetzelfde behandeld als de rente op een geldlening. HvJ EG 11 juli 1996, nr. C-306/94 (Régie Dauphinoise), BNB 1997/38 en HvJ EG 29 april 2004, nr. C-77/01 (EDM), BNB 2004/285.
Eventueel brengt de centrale thesaurier in plaats daarvan een afzonderlijke fee in rekening aan de groepsvennootschappen voor het verrichten van een centrale thesaurierfunctie. Omwille van de overzichtelijkheid van het voorbeeld, laat ik deze eventualiteit in het navolgende buiten beschouwing.
Uit de zaak Floridienne/Berginvest kunnen echter ook argumenten worden gedestilleerd om onder omstandigheden te betogen dat van een “eenvoudige herbelegging” sprake is. In dat geval is geen sprake van een belastbare activiteit. HvJ EG 14 november 2000, nr. C-142/99 (Floridienne/ Berginvest), FED 2001/179, r.o. 30.
Art. 169 onderdeel c Btw-richtlijn, ex art. 17 lid 3 onderdeel c Zesde richtlijn, vgl. art. 15 lid 2 onderdeel c Wet OB.
Het lijkt erop dat art. 174 lid 2 onderdelen b en c Btw-richtlijn tweemaal hetzelfde bepalen, aangezien de in onderdeel b genoemde financiële handelingen tevens de in art. 135 lid 1 onderdelen b tot en met c genoemde handelingen zijn, waarnaar onderdeel c van art. 174 lid 2 Btw-richtlijn verwijst. Zie: M.E. van Hilten, Bancaire en financiële prestaties in de Europese BTW (diss.), Kluwer, Deventer, 1992, blz. 294-296.
Art. 14 Uitv. Besch. OB bevat slechts een uitwerking van de in art. 174 lid 2 Btw-richtlijn genoemde leveringen van investeringsgoederen.
In dezelfde zin: M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Kluwer, Deventer, 2007, blz. 338-339.
HvJ EG 6 maart 2008, nr. C-98/07 (Nordania Finans), V-N 2008/15.20, r.o. 23.
HvJ EG 11 juli 1996, nr. C-306/94 (Régie Dauphinoise), BNB 1997/38, HvJ EG 29 april 2004, nr. C77/01 (EDM), BNB 2004/285 en HvJ EG 6 maart 2008, nr. C-98/07 (Nordania Finans), V-N 2008/ 15.20. Uit het arrest in de zaak Régie Dauphinoise volgt, dat financiële handelingen niet bijkomstig zijn, indien het prestaties betreft, die het rechtstreekse, duurzame en noodzakelijke verlengstuk vormen van de belastbare activiteiten van de ondernemer.
HvJ EG 6 maart 2008, nr. C-98/07 (Nordania Finans), V-N 2008/15.20, r.o. 23.
HvJ EG 29 april 2004, nr. C-77/01 (EDM), BNB 2004/285.
Deze groepsvennootschappen dienen dan aannemelijk te maken dat deze activiteiten (nagenoeg) uitsluitend zijn aangewend en behoeve van belaste activiteiten of dat deze activiteiten slechts een zeer beperkt gebruik van de van derden betrokken prestaties met zich meebrengt. Naar het oordeel van de Rechtbank dient ook onderzocht te worden of de activiteiten het rechtstreekse, duurzame en noodzakelijke verband vormen van de overige activiteiten. Zie: Rechtbank 's Gravenhage 18 juli 2008, nr. 06/08051, NTFR 2008/1609. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep aangetekend.
In de bancaire sector wordt gebruik gemaakt van op poolovereenkomsten gelijkende mechanismen. Met name een bepaalde vorm van het zogenoemde “cash pooling” kan als zuivere poolovereenkomst worden geduid. Cash pooling is een bancair product dat banken plegen aan te bieden aan concerns waarvan de concernonderdelen diverse bankrekeningen bij eenzelfde bank hebben. De cash pool wordt doorgaans dus gevormd bij een bank.1 Cash pooling is het compenseren van de saldi van bankrekeningen van diverse groepsvennootschappen. Door negatieve saldi met positieve saldi te compenseren, ontstaat uiteindelijk één positief danwel negatief saldo. Zo kan voorkomen worden dat een groepsvennootschap kosten maakt doordat de vennootschap op de ene rekening een (hoge) debetrente moet betalen, terwijl de vennootschap op een andere rekening slechts een (beperkte) creditrente ontvangt. Cash pooling is aldus een methode om de renteopbrengsten maximaal en de rente-uitgaven minimaal te houden.
Er zijn twee methoden van cash pooling te onderscheiden. Cash pooling kan plaatsvinden door saldi in rekening-courant fysiek (door middel van overboekingen) te compenseren (“saldoconcentratie”, “saldoregulatie”, “cash concentration” of “physical pooling2”) of door de saldi rekentechnisch te compenseren (dit wordt ook wel “notional pooling” of “rente- en / of saldocompensatie” genoemd).
In geval van notional pooling ontstaat er niet daadwerkelijk een pool met contanten. Er ontstaat dan een virtuele pool. Notional cash pooling wordt afzonderlijk besproken in paragraaf 19.4.3.7.
Indien physical pooling wordt toegepast, ontstaat er door de overboekingen wél daadwerkelijk een pool met contanten. Overeenkomsten die voorzien in physical cash pooling zijn om die reden aan te merken als poolovereenkomsten die leiden tot de vorming van een fysieke pool. Opgemerkt zij dat op het niveau van de groepsvennootschappen niet zozeer een pool van contanten zichtbaar is, maar eerder leningen aan3 en door een centrale groepsvennootschap zichtbaar zijn.4 Op concernniveau ontstaat evenwel een pool met contanten, die uiteindelijk verdeeld wordt aan de hand van hetgeen is ingebracht (de inbreng is uiteindelijk gelijk aan de uitname, er vindt geen herverdeling van de hoofdsommen plaats). Ik acht het daarom systematisch het meest geschikt physical cash pooling te bespreken in het kader van dit hoofdstuk over poolovereenkomsten.
Cash pooling structuren kunnen in de praktijk complexe bouwwerken zijn, met name indien cash pooling in internationale verhoudingen wordt toegepast, (sub) cash pooling op diverse niveaus plaatsvindt, verschillende banken betrokken zijn en / of verschillende valuta worden gepoold. Om de btw-aspecten van cash pooling in kaart te brengen is het echter nuttig uit te gaan van een niet al te complexe basisstructuur.
Physical cash pooling betekent dat creditsaldi overgeboekt worden naar een centrale bankrekening (het “master account”) en dat de debetsaldi vervolgens vanuit de master account worden aangezuiverd. Worden alle creditsaldi naar de master account overgeboekt en alle debetsaldi aangezuiverd tot een nulpositie, dan spreekt men van “zero balancing”. Worden slechts creditsaldi boven een van tevoren vastgesteld minimum overgeboekt, dan noemt men dat “constant balancing”. Het is ook mogelijk dat vooraf vastgestelde bedragen van de master account worden teruggeboekt (“target balancing”) of dat saldi pas worden overgeboekt indien vooraf vastgestelde drempels worden overschreden (“trigger balancing”). In deze laatste twee gevallen wordt een van tevoren vastgesteld constant minimaal saldo op de bankrekeningen bereikt. Het aanzuiveren van de diverse bankrekeningen kan ofwel gedurende de dag plaatsvinden (“intra-day sweeping”) ofwel aan het einde van de dag (of week) plaatsvinden (“end-of-day sweeping”).5 In geval van trigger balancing vinden ad hoc sweeps plaats.6 Dit aanzuiveren of afromen van de bankrekeningen geschiedt normaliter geautomatiseerd.
De master account staat doorgaans op naam van een groepsvennootschap. Deze groepsvennootschap vervult de functie van een centrale thesaurier. Groepsvennootschappen met een batig (credit) saldo verstrekken contanten aan de centrale thesaurier. In ruil ontvangen zij een rente. Deze rente zal doorgaans hoger zijn, dan wanneer zij niet hadden meegedaan aan de cash pool. Groepsvennootschappen met een negatief (debet) saldo verkrijgen contanten van de centrale thesaurier. In ruil daarvoor moeten zij rente betalen. Die rente zal in de regel lager zijn, dan wanneer zij van een bank hadden moeten lenen. Het bovenstaande betekent dus dat groepsvennootschappen met een batig saldo leningen verstrekken aan de centrale thesaurier en dat de centrale thesaurier, met die geleende contanten, leningen verstrekt aan de groepsvennootschappen met een negatief saldo. De centrale thesaurier en de groepsvennootschappen met een negatief saldo lenen dus direct, respectievelijk indirect gelden van groepsvennootschappen met een batig saldo.
De centrale thesaurier rekent rentekosten en rentebaten op een centraal niveau af met de bank. De centrale thesaurier verdeelt de interestlasten en baten over de deelnemende groepsvennootschappen door hogere rentes te hanteren voor groepsvennootschappen met een batig saldo, en lagere rentes te hanteren voor groepsvennootschappen met een negatief saldo. Voor zijn activiteiten ontvangt de thesaurier een vergoeding. Deze vergoeding bedraagt doorgaans een deel van het behaalde totaalvoordeel.
Het bovenstaande kan verduidelijkt worden aan de hand van een (gestileerd) voorbeeld.7 Opgemerkt zij dat de gehanteerde bedragen en rentepercentages gefingeerd zijn en louter ter illustratie dienen.
Binnen een concern met vier werkmaatschappijen houdt ieder van de werkmaatschappijen afzonderlijk een bankrekening aan. De door de bank gehanteerde debetrente bedraagt 7%, de creditrente bedraagt 4%. Twee groepsvennootschappen hebben een batig saldo, twee groepsvennootschappen hebben een negatief saldo.
Tabel 8. Voorbeeld physical cash pooling: situatie voor vorming van een pool
Saldo
Debetrente %
Creditrente %
Te betalen / te ontvangen rente
Groepsvennootschap A
+ 800
7%
4%
+ 32
Groepsvennootschap B
- 600
7%
4%
- 42
Groepsvennootschap C
+ 900
7%
4%
+ 36
Groepsvennootschap D
- 300
7%
4%
- 21
Totaal
+ 5
Het concern als geheel heeft, in het geval van financieel zelfstandig opererende werkmaatschappijen, een renteopbrengst van + 5 op jaarbasis. Door een cash pool te vormen kan de groep als geheel een grotere renteopbrengst behalen. In het kader van de cash pool worden de saldi geconcentreerd op een centraal master account en wordt op dat niveau met de bank afgerekend (zie tabel 9).8
Tabel 9. Voorbeeld physical cash pooling: situatie na vorming van een pool op groepsniveau
Saldo
Debetrente %
Creditrente %
Te betalen / te ontvangen rente
Groepsvennootschap A
-
-
-
-
Groepsvennootschap B
-
-
-
-
Groepsvennootschap C
-
-
-
-
Groepsvennootschap D
-
-
-
-
Totaal
800
7%
4%
+ 32
Het op groepsniveau behaalde voordeel kan aan de groepsvennootschappen worden doorgeschoven, door lagere debetrentes en hogere creditrentes te hanteren. In dit voorbeeld kiest het concern ervoor om op basis van tussen de groepsmaatschappijen en de centrale thesaurier gesloten overeenkomsten van geldlening een debetrente van 6% (i.p.v. 7%) te hanteren en een creditrente van 5% (i.p.v. 4%) te hanteren. De centrale thesaurier betaalt dus een rente van 5% aan groepsvennootschappen waarvan het batig saldo wordt overgeboekt naar het masteraccount en ontvangt dus een rente van 6% van groepsvennootschappen waarvan het saldo wordt aangevuld ten laste van het masteraccount (zie tabel 10).
Tabel 10. Voorbeeld physical cash pooling: situatie na vorming van een pool op het niveau van de groepsvennootschappen
Saldo
Debetrente %
Creditrente %
Te betalen / te ontvangen rente
Groepsvennootschap A
+ 800
6%
5%
+ 40
Groepsvennootschap B
- 600
6%
5%
- 36
Groepsvennootschap C
+ 900
6%
5%
+ 45
Groepsvennootschap D
- 300
6%
5%
- 18
Totaal
6%
5%
+ 31
Door het hanteren van gunstige rentepercentages behaalt ieder van de groepsvennootschappen uiteindelijk een voordeel dat zonder het vormen van de cash pool niet behaald zou zijn. Het behaalde voordeel op groepsniveau bedraagt in dit voorbeeld evenwel + 32, terwijl de groepsvennootschappen gezamenlijk uiteindelijk slechts een voordeel van + 31 krijgen toegeschoven. Het restant (+1) vormt in dit voorbeeld de vergoeding die de centrale thesaurier ontvangt voor zijn activiteiten. Het eindresultaat laat zich als volgt schematisch samenvatten:
Figuur 33. Physical cash pooling
Uit het voorgaande vloeit voort dat in het geval van physical cash pooling, bezien vanuit de afzonderlijke groepsvennootschappen, met hetgeen is bijeengebracht in de pool (de master account) binnen de groep van participanten activiteiten worden verricht. Er worden leningen verstrekt door en aan groepsvennootschappen. Naar derden toe vinden er geen handelingen plaats met de bijeengebrachte contanten. Hoewel cash pooling dus niet perfect binnen de definitie van de zuivere poolovereenkomst valt, acht ik de verschillen daarmee zo gering dat ik het nuttig acht physical cash pooling in het kader van dit hoofdstuk aan een nadere analyse te onderwerpen.
Physical cash pooling leidt er dus niet toe dat er een (definitieve) herverdeling plaatsvindt van de contanten van de diverse groepsvennootschappen. Dit betekent dat stortingen in en uitnamen uit de pool (boekingen naar en van de master account) in beginsel geen vergoedingen vormen voor belastbare handelingen tussen de betrokken concernonderdelen.
Hoewel dus de “inbreng” in en de uitname uit een pool irrelevant is voor de heffing van btw, kan het gebruik van de contanten die zijn bijeengebracht in een pool, wél aanleiding geven tot heffing van btw. Daarbij merk ik op dat hoewel bij cash pooling doorgaans méér dan twee participanten betrokken zijn, er geen sprake is van multilaterale verhoudingen. Bij cash pooling onderhoudt iedere groepsvennootschap een bilaterale (contractuele) band met de centrale thesaurier.
Zoals is aangegeven, vinden in het kader van physical cash pooling rentebetalingen plaats ter zake van wat in de pool is ingebracht en uit de pool is genomen. Binnen het concern worden leningen verstrekt aan en door de centrale thesaurier.9 Er wordt weliswaar bij de centrale thesaurier een pool van contanten gevormd, waar de groepsvennootschappen gebruik van kunnen maken, maar het rendement van die contanten wordt niet in de pool ondergebracht. Voor de heffing van btw betekent dit dat de groepsvennootschappen met een batig saldo tegen een rentevergoeding krediet verstrekken aan de centrale thesaurier en de centrale thesaurier krediet verstrekt aan de groepsvennootschappen met een negatief saldo. In ruil voor het uitlenen van contanten ontvangen de groepsvennootschappen met een batig saldo een (gunstiger) rentevergoeding. De groepsvennootschappen met een negatief saldo betalen een (gunstiger) rentebedrag aan de thesaurier. De thesaurier betaalt en ontvangt rente. Het daarbij behaalde voordeel (+ 1 in het voorbeeld) valt aan hem toe.10
Voor de heffing van btw betekent het bovenstaande dat de uitlenende groepsvennootschappen geacht moeten worden diensten onder bezwarende titel te verlenen aan de centrale thesaurier.11 Het betreft het verlenen van krediet. De vrijstelling van art. 135 lid 1 onderdeel b Btw-richtlijn (ex art. 13B lid 1 onderdeel d ten eerste Zesde richtlijn, vgl. art. 11 lid 1 onderdeel j ten eerste Wet OB) is mijns inziens van toepassing. In beginsel heeft het verstrekken van leningen (vrijgestelde diensten) gevolgen voor het recht op aftrek, tenzij degene aan wie de lening wordt verstrekt, buiten de Europese Unie is gevestigd.12
Het is echter de vraag of het bijkomstige financiële activiteiten betreft. Op grond van art. 174 lid 2 onderdeel b Btw-richtlijn (ex art. 19 lid 2 Zesde richtlijn) wordt de omzet met betrekking tot bijkomstige financiële handelingen buiten beschouwing gelaten bij de berekening van het pro rata. In art. 174 lid 2 onderdeel c Btw-richtlijn (ex art. 19 lid 2 Zesde richtlijn) is bovendien bepaald dat de omzet met betrekking tot de in art. 135 lid 1 onderdelen b tot en met g bedoelde handelingen die bijkomstig zijn, buiten beschouwing blijft bij de berekening van het pro rata.13 Art. 174 lid 2 is voor wat betreft de bijkomstige financiële handelingen niet geïmplementeerd in de Nederlandse wet- en regelgeving.14 Belastingplichtigen kunnen mijns inziens echter een rechtstreeks beroep doen op art. 174 lid 2 Btw-richtlijn.15 De ratio van deze bepalingen is immers de waarborging van de doelstelling van de fiscale neutraliteit.16 Uit de Btw-richtlijn en uit de Europese jurisprudentie valt niet onomstotelijk op te maken wanneer financiële activiteiten bijkomstig zijn. Het HvJ EG heeft zich in de zaak Régie Dauphinoise, maar met name in de zaken EDM en Nordania Finans echter wel uitgelaten over de criteria die een rol spelen bij de invulling van het begrip “bijkomstige financiële handelingen”.17 In de zaak EDM oordeelde het HvJ EG dat bepalend is of de financiële handelingen slechts een zeer beperkt gebruik impliceren van goederen of diensten waarvoor belasting over de toegevoegde waarde verschuldigd is. In de zaak Nordania Finans overwoog het HvJ EG dat de berekening van de aftrek wordt vervalst, indien alle opbrengsten van financiële handelingen van de belastingplichtige die verband houden met een belastbare activiteit, in de noemer van het pro rata zouden worden opgenomen, zelfs wanneer de verkrijging van die opbrengsten generlei gebruik van goederen of diensten waarvoor btw verschuldigd is of slechts een zeer beperkt gebruik daarvan, impliceert.18
Bovendien besliste het HvJ EG in de zaak EDM dat een grote omvang van de opbrengsten uit financiële handelingen een indicatie kan vormen dat de handelingen niet bijkomstig zijn. Het HvJ EG gaf daarbij echter aan dat, ook wanneer méér inkomsten uit dergelijke handelingen worden gehaald dan uit de hoofdactiviteit, het niet uitgesloten is dat de activiteiten als bijkomstige financiële handelingen kunnen worden aangemerkt.19 Het komt mij voor dat de activiteiten van groepsvennootschappen in het kader van cash pooling als bijkomstige financiële handelingen kunnen worden aangemerkt, tenzij deze activiteiten een groot beslag leggen op ingekochte goederen en diensten waarop btw drukt.20
De activiteiten van de centrale thesaurier zijn mijns inziens in beginsel te beschouwen als het verlenen van krediet. De centrale thesaurier leent geld in en uit van de groepsvennootschappen. Ik acht de vrijstelling van art. 135 lid 1 onderdeel b Btw-richtlijn (ex art. 13B lid 1 onderdeel d ten eerste Zesde richtlijn, vgl. art. 11 lid 1 onderdeel j ten eerste Wet OB) van toepassing. De centrale thesaurier onderhoudt tevens een relatie met de bank. Heeft de pool een batig saldo, en ontvangt de pool creditrente, dan kan naar mijn mening gesteld worden dat de centrale thesaurier krediet verleent aan de bank. De centrale thesaurier is te beschouwen als de “groepsbank”. Hij verricht verricht in dat kader vrijgestelde diensten (art. 135 lid 1 onderdeel b Btw-richtlijn (ex art. 13B lid 1 onderdeel d ten eerste Zesde richtlijn, vgl. art. 11 lid 1 onderdeel j ten eerste Wet OB).
De activiteiten van de bank zijn vrijgesteld (art. 135 lid 1 onderdeel b Btw-richtlijn, ex art. 13B lid 1 onderdeel d Zesde richtlijn, vgl. art. 11 lid 1 onderdeel j ten eerste Wet OB). De gevolgen voor de heffing van btw zijn als volgt samen te vatten:
Figuur 34. Physical cash pooling: belastbare handelingen voor de heffing van btw