Ontleend aan het proces-verbaal van politie (relaas) van 16 februari 2009, nummer 2009017887-12, opgemaakt door de opsporingsambtenaar G. de Groot.
HR, 16-02-2010, nr. 09/01286 B
ECLI:NL:HR:2010:BK8537
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16-02-2010
- Zaaknummer
09/01286 B
- Conclusie
Mr. Jörg
- LJN
BK8537
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2010:BK8537, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑02‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BK8537
ECLI:NL:HR:2010:BK8537, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑02‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK8537
- Wetingang
art. 65 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2010/97
Conclusie 16‑02‑2010
Mr. Jörg
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het gerechtshof te 's‑Hertogenbosch heeft bij beschikking van 12 maart 2009 vernietigd een beschikking van de rechtbank te 's‑Hertogenbosch van 25 februari 2009, waarbij de gevangenhouding van verdachte voor een termijn van negentig dagen werd bevolen.
2.
De advocaat-generaal bij het hof heeft beroep in cassatie ingesteld; een plaatsvervangend advocaat-generaal bij het hof heeft bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte de beschikking van de rechtbank heeft vernietigd op de grond dat het bevel tot inverzekeringstelling onrechtmatig was, omdat de verdenking ten tijde van dit bevel bestond uit overtreding van art. 142 Sr en voor dat feit geen voorlopige hechtenis is toegelaten, en dat dit gebrek zo ernstig is dat het ook het nadien gegeven bevel tot inbewaringstelling en het bevel tot gevangenhouding heeft aangetast.
4.
Het gaat in deze zaak om het volgende. Verdachte heeft vermoedelijk misbruik gemaakt van het landelijke alarmnummer 112 door in een kort tijdsbestek 293 keer naar dit nummer dit bellen. Als gevolg hiervan is hij op 14 februari 2009 in zijn woning aangehouden ter zake van het opzettelijk, zonder dat de noodzaak daartoe aanwezig was, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten. Tijdens zijn aanhouding heeft verdachte zich verzet door een politieagent tegen zijn been te trappen en twee agenten in hun gezicht te spugen. Vervolgens heeft verdachte bij zijn transport naar het cellencomplex dreigementen geuit in de richting van twee verbalisanten. Enige tijd later heeft verdachte op het cellencomplex wederom twee agenten in hun gezicht gespuugd en heeft hij tijdens zijn verzet tegen een overplaatsing zijn ontlasting op het hoofd en in de oren van een politieagent gesmeerd, waarna hij op de arm van deze agent is gevallen als gevolg waarvan deze zijn ellepijp heeft gebroken. Daarna heeft verdachte opnieuw twee agenten in hun gezicht gespuugd. Tenslotte heeft verdachte de bewakingscamera op de luchtplaats van het cellencomplex vernield.1.
5.
De stukken van het geding houden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
- (i)
Een bevel tot inverzekeringstelling houdt in dat de hulpofficier van Justitie op 14 februari 2009 heeft bevolen dat verdachte voor ten hoogste drie dagen in verzekering zal worden gesteld in verband met het feit dat hij wordt verdacht van het opzettelijk, zonder noodzaak, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten (art. 142, tweede lid, Sr).
- (ii)
Een proces-verbaal van bevindingen van de politie van 15 februari 2009, nummer 2009017887-14, opgemaakt door voornoemde hulpofficier van Justitie, vermeldt als verklaring van deze verbalisant onder meer dat hij door een collega is geïnformeerd over een tekortkoming in het bevel tot inverzekeringstelling; dat dit bevel onvolledig was doordat het art. 142, tweede lid, Sr als enig artikel heeft vermeld; dat verdachte echter daarnaast verschillende andere overtredingen (art. 180 Sr, art. 285 Sr, art. 267 Sr en art. 300 Sr in verbinding met art. 304 Sr) heeft gepleegd; dat al die artikelen door hem waren meegenomen in zijn overweging aangaande de inverzekeringstelling van verdachte en dat deze artikelen dienen te worden toegevoegd in het bevel.
- (iii)
Een bevel tot inverzekeringstelling (verlenging) houdt in dat de officier van Justitie op 16 februari 2009 het bevel tot inverzekeringstelling met ingang van 17 februari 2009 heeft verlengd voor ten hoogste drie dagen.
- (iv)
Een ‘vordering tot gerechtelijk vooronderzoek en inbewaringstelling, tevens verzoek als bedoeld in artikel 59a, lid 2 Sv’ vermeldt dat de officier van Justitie op 17 februari 2009 heeft verzocht dat de rechter-commissaris onverwijld tijd en plaats van verhoor zal bepalen en heeft gevorderd dat de rechter-commissaris onverwijld zal overgaan tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek en een bevel tot bewaring van verdachte zal verlenen.
- (v)
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van de rechter-commissaris van 17 februari 2009 houdt in dat de raadsman van verdachte aldaar de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling heeft betwist, nu deze is gebaseerd op art. 142 Sr. Dit proces-verbaal vermeldt voorts dat de rechter-commissaris de inverzekeringstelling niet onrechtmatig heeft geoordeeld, dat hij een bevel tot bewaring tegen verdachte heeft verleend en dat hij de vordering voor een gerechtelijk vooronderzoek heeft toegewezen.
- (vi)
Een bevel tot bewaring houdt in dat de rechter-commissaris op 17 februari 2009 een bevel tot bewaring tegen verdachte heeft verleend voor een termijn van veertien dagen in verband met verdenking ter zake van art. 304 Sr in verbinding met art. 300 Sr, art. 285 Sr, art. 181 Sr in verbinding met art. 180 Sr, art. 285 Sr en art. 350 Sr.2.
- (vii)
Een vordering tot gevangenhouding vermeldt dat de officier van Justitie op 19 februari 2009 heeft gevorderd dat de rechtbank de gevangenhouding van verdachte zal bevelen met ingang van 6 maart 2009.
- (viii)
Een bevel gevangenhouding houdt in dat de rechtbank op 25 februari 2009 de gevangenhouding van verdachte heeft bevolen voor een termijn van negentig dagen. De rechtbank heeft daartoe onder meer het volgende overwogen:
‘Dat de raadsman stelt dat verdachte onrechtmatig in verzekering is gesteld nu het een strafbaar feit betreft waarop geen voorlopige hechtenis is gesteld.
De rechtbank overweegt:
De rechtbank verwerpt het verweer, nu er sprake is van ‘een gesloten systeem’ waarbij de rechter-commissaris op het verweer heeft beslist.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding en overbrenging naar het politiebureau meerdere van de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en dat die tenlastegelegde feiten in het proces-verbaal van inverzekeringstelling abusievelijk niet onmiddellijk zijn vermeld.’
- (ix)
Een akte rechtsmiddel, getekend door mr. Th.J.A. Winnubst, advocaat te 's‑Hertogenbosch, vermeldt dat namens verdachte op 2 maart 2009 hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank van 25 februari 2009.3.
- (x)
Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van het hof houdt in dat de raadsman van verdachte aldaar het volgende heeft aangevoerd:
‘Mijn cliënt is op 14 februari dit jaar in verzekering gesteld wegens overtreding van artikel 142 van het Wetboek van Strafrecht. Voor een dergelijk feit is een inverzekeringstelling niet mogelijk. Ik ben van mening dat de inverzekeringstelling van mijn cliënt onrechtmatig is. De rechter-commissaris heeft de inverzekeringstelling rechtmatig verklaard. Naar mijn oordeel is de beslissing van de rechter-commissaris een kennelijk misslag. Het is aan de rechter-commissaris voorgehouden om de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling te toetsen. Uw hof heeft de mogelijkheid om de voorlopige hechtenis van mijn cliënt ambtshalve op te heffen of te schorsen. Mijn cliënt heeft zich geuit tegen opsporingsambtenaren maar deze opsporingsambtenaren waren niet in hun rechtmatige functie. Ik verzoek het hoger beroep toe te wijzen.’
- (xi)
Het hof heeft bij beschikking van 12 maart 2009 het hoger beroep toegewezen, de beschikking van de rechtbank van 25 februari 2009 vernietigd en de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte bevolen. Het hof heeft daartoe onder meer het volgende overwogen:
‘De verdediging heeft zich beroepen op het feit dat de inverzekering[stelling] onrechtmatig was. Het hof stelt vast dat de verdenking ten tijde van het bevel inverzekeringstelling bestond uit overtreding van artikel 142 van het Wetboek van Strafrecht. Voor dat feit is geen voorlopige hechtenis toegelaten: daarmee is het bevel inverzekeringstelling onrechtmatig. Het hof acht dit gebrek zo ernstig dat het ook het nadien gegeven bevel inbewaringstelling en het bevel gevangenhouding aantast.’
- (xii)
Een akte cassatie vermeldt dat de advocaat-generaal bij het hof op 17 maart 2009 beroep in cassatie heeft ingesteld tegen de beschikking van het hof van 12 maart 2009.4.
6.
Blijkens de toelichting klaagt het middel erover dat het hof door het bevel tot inverzekeringstelling onrechtmatig te beoordelen voorbij is gegaan aan het gesloten stelsel van rechtsmiddelen.
7.
Voor het opzettelijk, zonder noodzaak, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten is ingevolge art. 67, eerste lid, Sv geen voorlopige hechtenis toegelaten, in aanmerking genomen dat op overtreding van art. 142, tweede lid, Sr in de wet een gevangenisstraf is gesteld van ten hoogste drie maanden. Gelet op art. 58, eerste lid, Sv had de hulpofficier van Justitie op 14 februari 2009 ter zake van dit strafbare feit niet het bevel tot inverzekeringstelling mogen verlenen, terwijl de officier van Justitie dit bevel op 16 februari 2009 evenmin voor dat feit had mogen verlengen. Derhalve had de rechter-commissaris in zijn — hiervoor onder 5 sub v weergegeven — beslissing op grond van art. 59a, vijfde lid, Sv van 17 februari 2009 de inverzekeringstelling onrechtmatig dienen te oordelen, nu deze enkel was gegrond op een verdenking ter zake van art. 142, tweede lid, Sr. Aan het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Van Middelkoop (hierboven, onder 5 sub ii genoemd) ga ik voorbij aangezien het daarin gerelateerde verzuim niet als een kennelijke omissie of misslag valt te beschouwen. Voor de afloop van dit beroep is het trouwens ook niet relevant.
8.
Het cassatieberoep is gericht tegen de — hiervoor onder 5 sub xi weergegeven — beslissing van het hof op het door verdachte ingestelde hoger beroep tegen het door de rechtbank gegeven bevel tot gevangenhouding.
9.
Bij de beoordeling van het middel dient het volgende te worden vooropgesteld. Verzuimen bij de inverzekeringstelling van de verdachte kunnen aan de orde worden gesteld bij het verhoor door de rechter-commissaris naar aanleiding van het verzoek van de officier van Justitie als bedoeld in art. 59a, tweede lid, Sv en/of een verzoek van de verdachte om invrijheidstelling. Tegen het oordeel van de rechter-commissaris dat het verleende bevel tot inverzekeringstelling niet onrechtmatig is en/of dat er geen gronden zijn het verzoek van de verdachte in te willigen, staat geen hogere voorziening open.5.
10.
Gelet op art. 65 Sv kunnen gebreken van een aan de vordering tot gevangenhouding voorafgaande inverzekeringstelling geen zelfstandige grond vormen voor afwijzing van deze vordering.6. Een rechterlijke beslissing kan in het algemeen alleen door vernietiging door een hogere rechter haar kracht verliezen en daarom mag een beslissing waartegen door de wet geen hogere voorziening is toegelaten in het algemeen niet op grond van daaraan klevende gebreken van formele of materiële aard als van onwaarde worden beschouwd.7. Een fout die aan een eerder bevel tot vrijheidsbeneming kleeft, brengt dus niet van rechtswege een belemmering mee voor een volgende fase van vrijheidsbeneming, nu de rechter voor elke fase afzonderlijk dient te bezien of aan alle daarvoor geldende voorwaarden is voldaan. Dit betekent overigens niet dat de rechter die over het gelasten van een volgende fase van voorlopige hechtenis dient te beslissen, bij de hantering van zijn discretionaire bevoegdheid geen rekening met dat eerdere gebrek zou mogen houden.8.
11.
In de hiervoor onder 5 sub xi weergegeven overwegingen van het hof ligt als diens oordeel besloten dat het door de rechtbank gegeven bevel tot gevangenhouding moet worden vernietigd, omdat het door de hulpofficier van Justitie gegeven bevel tot inverzekeringstelling onrechtmatig is verleend. Aldus heeft het hof een aan de voorafgaande inverzekeringstelling klevend gebrek gehanteerd als zelfstandige grond voor de vernietiging van het bevel tot gevangenhouding. Het hof heeft door te overwegen als boven weergegeven het wettelijk stelsel miskend.
12.
Het middel slaagt.
13.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te 's‑Hertogenbosch, opdat op het appèl tegen de beschikking tot gevangenhouding van de rechtbank opnieuw wordt beslist.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑02‑2010
Tegen deze beslissing staat voor de verdachte op grond van art 71, eerste lid, Sv hoger beroep open.
Tegen deze beschikking staat voor het openbaar ministerie op grond van art. 446, tweede lid, Sv in verbinding met art. 446, eerste lid, Sv en art. 65, eerste lid, Sv beroep in cassatie open.
Vgl. HR 8 mei 2001, LJN AB1566, NJ 2001, 587, m.nt. JR.
Vgl. HR 7 oktober 1988, NJ 1989, 510, m.nt. C. en HR 10 november 1981, NJ 1982, 45 (de opvatting dat het de rechtbank niet vrijstond de gevangenhouding te bevelen omdat het bevel tot bewaring niet ten uitvoer was gelegd in een huis van bewaring, is onjuist).
Vgl. HR 15 augustus 1980, NJ 1981, 228 en HR 4 maart 1975, NJ 1975, 241, m.nt. Th.W.v.V. (het hof heeft ten onrechte het door de rechtbank gegeven bevel tot gevangenhouding vernietigd op grond van een aan de beschikking van de rechter-commissaris klevend gebrek: de verlenging van het bevel bewaring was tegelijk met het bevel bewaring gegeven).
Vgl. Corstens, het Nederlands strafprocesrecht, 6e, p. 414; Corstens spreekt in dit verband over een ‘abstract stelsel’ en wijst ter nuancering op HR 16 maart 1990 (civiele kamer), NJ 1990, 500, m.nt. Th.W.v.V. (bij beantwoording van de vraag of een bevel tot voorlopige hechtenis moet worden opgeheven kan een aan het bevel klevend gebrek als factor van belang in aanmerking worden genomen), Reijntjes in Melai-Groenhuijsen, suppl. 134, aant. 11 bij art. 63 Sv (zelfstandig karakter van bewaring) en Stamhuis, T&C Sv, 8e, aant. 1 op art. 63 Sv (gebreken inverzekeringstelling werken niet per definitie door).
Uitspraak 16‑02‑2010
Inhoudsindicatie
Gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Gebreken van een aan een vordering tot bewaringstelling voorafgaande inverzekeringstelling kunnen geen zelfstandige grond vormen voor afwijzing van deze vordering en dus ook niet voor afwijzing van een vordering tot gevangenhouding (vgl. HR NJ 1989, 510). Het Hof heeft dat miskend zodat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven.
16 februari 2010
Strafkamer
Nr. 09/01286 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 12 maart 2009, nummer 01/845061-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Vught, locatie De Ley" te Vught.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof, teneinde op het hoger beroep tegen de beschikking tot gevangenhouding opnieuw te worden behandend en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, het bevel van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch tot gevangenhouding van de verdachte heeft vernietigd en de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte heeft bevolen.
2.2. Het Hof heeft, oordelend op een door de verdachte ingesteld beroep tegen een door de Rechtbank gegeven bevel tot gevangenhouding, dat bevel vernietigd en - naar de Hoge Raad begrijpt - de vordering van de Officier van Justitie tot gevangenhouding (alsnog) afgewezen, met bevel tot onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte.
2.3. Het Hof heeft de bestreden beschikking als volgt gemotiveerd;
"de verdediging heeft zich beroepen op het feit dat de inverzekeringstelling onrechtmatig was. Het hof stelt vast dat de verdenking ten tijde van het bevel inverzekeringstelling bestond uit overtreding van artikel 142 van het Wetboek van Strafrecht. Voor dat feit is geen voorlopige hechtenis toegelaten; daarmee is het bevel tot inverzekeringstelling onrechtmatig. Het hof acht dit gebrek zo ernstig dat het ook het nadien gegeven bevel inbewaringstelling en het bevel gevangenhouding aantast.
dat het hoger beroep derhalve moet worden toegewezen;"
2.4. Gebreken van een aan een vordering tot bewaringstelling voorafgaande inverzekeringstelling kunnen geen zelfstandige grond vormen voor afwijzing van deze vordering en dus ook niet voor afwijzing van een vordering tot gevangenhouding
(vgl. HR 7 oktober 1988, NJ 1989,510). Het Hof heeft dat miskend, zodat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven.
2.5. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2010.