HR, 16-03-1990, nr. 13804

Documentgegevens:

HR 16-03-1990, ECLI:NL:PHR:1990:AD1053, m.nt. Th.W. van Veen

Instantie: Hoge Raad
Datum: 16 maart 1990
Magistraten: Martens, De Groot, Bloembergen, Haak, Boekman, Biegman-Hartogh
Zaaknummer: 13804
Noot: Th.W. van Veen
LJN: AD1053
JCDI: JCDI:ADS142375:1
Vakgebied(en): Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Voorfase
Brondocumenten: ECLI:NL:HR:1990:AD1053, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑03‑1990
ECLI:NL:PHR:1990:AD1053, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑03‑1990
Wetingang: Rv (oud) art. 289; Rv (oud) art. 290; Rv (oud) art. 291; Rv (oud) art. 292; Rv (oud) art. 293; Rv (oud) art. 294; Rv (oud) art. 295; Rv (oud) art. 296; Rv (oud) art. 297; Sv art. 69; RO art. 2

Essentie

Opheffing voorlopige hechtenis. Gebrek in bevel voorlopige hechtenis. De weg van art. 69 Sv versus kort geding.

Samenvatting

Een aan een bevel tot voorlopige hechtenis klevend gebrek staat niet zonder meer in de weg aan verlenging van dat bevel. In het kader van een verzoek ex art. 69 kan zo'n gebrek een factor van belang zijn en dus moet de rechter, als de verdachte zich op zo'n gebrek beroept, de aanwezigheid daarvan beoordelen.

Juist is de gevolgtrekking van het hof dat in casu voor D er een met voldoende waarborgen omklede snelle rechtsgang openstond (die ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.