Einde inhoudsopgave
Binnenvaartregeling
Artikel 5.6
Geldend
Geldend vanaf 04-05-2023. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-04-2023
- Bronpublicatie:
17-04-2023, Stcrt. 2023, 11946 (uitgifte: 03-05-2023, regelingnummer: IENW/BSK-2023/96863)
- Inwerkingtreding
04-05-2023, terugwerkend tot: 01-04-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-04-2023, Stcrt. 2023, 11946 (uitgifte: 03-05-2023, regelingnummer: IENW/BSK-2023/96863)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
De minimumbemanning van de navolgende categorieën van schepen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 19.02 van het Rsp, met dien verstande dat de stuurman in voetnoot 2 de bekwaamheid van schipper bezit bedoeld in artikel 2.9, tweede lid:
- a.
motorschepen;
- b.
duwboten;
- c.
passagiersschepen, niet zijnde stoomschepen, die zonder passagiers aan boord varen;
- d.
drijvende werktuigen die zelfvarend zijn tijdens transport;
- e.
bunkerschepen;
- f.
bilgeboten;
- g.
pompoverslagboten.
2.
In afwijking van het eerste lid mag de minimumbemanning van bunkerschepen, bilgeboten en pompoverslagboten die volgens exploitatiewijze A2 varen worden vervangen door de bemanning die is voorgeschreven voor exploitatiewijze A1, mits voldaan wordt aan de volgende voorschriften voor:
- a.
de rusttijd van een bemanningslid bedraagt ten minste 12 uur, waarvan ten minste 6 uur ononderbroken in elke periode van 24 uur, te rekenen vanaf het einde van de voorafgaande ononderbroken rusttijd van 6 uur. De volgende periode dient uiterlijk om 00.00 uur aan te vangen;
- b.
de resterende rusttijd wordt opgenomen in ononderbroken blokken van tenminste 1 uur;
- c.
de rusttijd is buiten de vaartijd gelegen;
- d.
het schip is uitgerust met een goed werkende tachograaf die voortdurend in werking is gesteld.
3.
Voor bunkerschepen, bilgeboten en pompoverslagboten met een lengte van minder dan 35 meter die zijn ingezet op Nederlandse binnenwateren met uitzondering van de Westerschelde, geldt tevens dat de bemanning die is voorgeschreven voor exploitatiewijze A1 kan worden vervangen door:
- a.
hetzij een schipper mits wordt voldaan aan de volgende voorschriften:
- 1°
de maximale vaartijd van het schip bedraagt 12 uur per dag en 50 uur per week;
- 2°
het schip is uitgerust met een goed werkende tachograaf die voortdurend in werking is gesteld;
- 3°
het vervoer van gevaarlijke stoffen, waarvoor op grond van artikel 3.14 van het BPR en RPR een teken moet worden gevoerd is niet toegestaan;
- 4°
het bepaalde in artikel 6.30 en 6.32 van het Binnenvaartpolitiereglement respectievelijk het Rijnvaartpolitiereglement blijft onverkort van kracht;
- 5°
De afstand tot de plaats van waaruit bunkeractiviteiten wordt bedreven bedraagt niet meer dan 30 km, gemeten over de vaarweg. De plaats van waaruit de bunkeractiviteiten wordt bedreven staat vermeld op het certificaat van onderzoek.
- b.
hetzij een schipper en een lichtmatroos mits de voorschriften, bedoeld in onderdeel a, onder ten derde, in acht worden genomen.
4.
De minimumbemanning van hechte samenstellen, schepen voor dagtochten, stoomschepen voor dagtochten, hotelschepen, veerboten en sleepschepen wordt onderscheidenlijk vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlagen 5.1 tot en met 5.6.
5.
De minimumbemanning van sleepboten en sleepboten die havendiensten verrichten wordt vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 5.7.
6.
De minimumbemanning van snelle veerponten wordt vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 5.8. De schipper is in het bezit van een radarpatent.