HR 2 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI101; HR 3 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ6931, NJ 2010/335, m.nt. M.J. Borgers; HR 16 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN8363 en HR 28 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1961.
HR, 19-04-2016, nr. 15/01050
ECLI:NL:HR:2016:681, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-04-2016
- Zaaknummer
15/01050
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:681, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑04‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:268, Contrair
ECLI:NL:PHR:2016:268, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑02‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:681, Contrair
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑07‑2015
- Vindplaatsen
NJ 2017/66 met annotatie van P. Mevis
SR-Updates.nl 2016-0206
UDH:TvHB/13498 met annotatie van mr. J.M. Winter-Bossink en mr. N. Amiel
Uitspraak 19‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Medeplichtigheid verhuurder bedrijfsruimte bij het telen dan wel aanwezig hebben van hennepplanten. Het oordeel van het hof, dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in de door hem verhuurde ruimte hennep werd geteeld en dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij dit feit door aan een of meer anderen gelegenheid te verschaffen tot het inrichten en exploiteren van een hennepkwekerij in een daartoe door hem ter beschikking gestelde ruimte, is, in aanmerking genomen de door het hof in de bewijsmiddelen en zijn bewijsoverweging vastgestelde, in onderling verband en samenhang beschouwde, feiten en omstandigheden niet onbegrijpelijk. CAG: anders. Samenhang met 15/01054.
Partij(en)
19 april 2016
Strafkamer
nr. S 15/01050
NA/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 30 januari 2015, nummer 21/004135-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd. Daartoe is aangevoerd dat uit de bewijsvoering niet, althans niet zonder meer, kan volgen dat de verdachte geweten heeft dat een onbekende derde in het betreffende pand hennepplanten opzettelijk heeft geteeld dan wel aanwezig heeft gehad.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"een onbekende derde in de periode van 1 december 2010 tot en met 21 september 2011 te Didam, gemeente Montferland, opzettelijk heeft geteeld, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [a-straat] aldaar, ongeveer 686 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 december 2010 tot en met 21 september 2011 te Didam, gemeente Montferland, opzettelijk behulpzaam is geweest, door opzettelijk aan een onbekende derde een deel van een pand aan de [a-straat] voormeld voor de teelt/het kweken van hennepplanten te verhuren althans ter beschikking te (blijven) stellen."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (dossierpagina 22-24) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als bevindingen van verbalisanten voornoemd:
Op 22 augustus 2011 werd op het politiebureau te Didam een anonieme melding gedaan over een hennepkwekerij. De persoon vertelde dat in een sportschool genaamd [A] te Didam een hennepkwekerij was ingericht in een ruimte achter vier squashbanen. In de ruimte zou voorheen een skibaan zijn ingericht.
De sportschool [A] is gevestigd aan de [a-straat] te Didam, gemeente Montferland.
Gelet op de aard van de informatie van de melding gingen wij op woensdag 21 september 2011 omstreeks 14:00 uur ter plaatse. De eigenaar van de sportschool, genaamd [verdachte], vertelde dat hij de ruimte waarin voorheen een skibaan was gevestigd had verhuurd. [verdachte] overhandigde ons een kopie van het identiteitsbewijs van de huurder, genaamd [betrokkene 1].
Naar aanleiding van het bovenstaande hebben wij toestemming gevraagd en gekregen van de officier van justitie om de afgesloten ruimte, de skibaan, te betreden. In de ruimte werden door ons twee in werking zijnde hennepkwekerijen aangetroffen.
Na het aantreffen van de hennepkwekerijen overhandigde [verdachte] aan ons een huurovereenkomst, ondertekend door [betrokkene 1], met ingang van 1 december 2010.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] (dossierpagina 30-32) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als bevindingen van verbalisant voornoemd:
Op 21 september 2011 omstreeks 15:00 uur stelde ik een onderzoek in op de locatie de [a-straat], te Didam.
Aantreffen hennepkwekerij
Na het openen van de buitendeur zag ik dat in de ruimte een aparte ruimte was getimmerd. De houten ruimte was verdeeld in twee ruimtes. In beide ruimtes waren hennepkwekerijen ingericht. Ik telde in totaal 686 rechthoekige plantenbakken met daarin elk 1 hennepplant.
In totaal werd in beslag genomen:
686 stuks hennepplanten;
40 assimilatielampen;
2 afzuiginstallaties;
3 koolstoffilters;
2 tijdschakelaars;
2 waterpompen;
4 verwarmingselementen;
2 thermostaten;
4 stuks ventilatieapparatuur.
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een - als bijlagen bij het bewijsmiddel genoemd onder 2 gevoegde - zevental pagina's met prints van in totaal 19 kleurenfoto's van een ruimte met een hoeveelheid hennepplanten in potten en het aangetroffen materiaal.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] (dossierpagina 40-41) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als bevindingen van verbalisant voornoemd:
Op 21 september 2011 omstreeks 15:00 uur zijn door mij, taakaccenthouder verdovende middelen team Montferland en bevoegd tot het testen van verdovende middelen, twee hennepplanten getest, die zijn aangetroffen in de hennepkwekerijen gevestigd op de locatie [a-straat] te Didam. De planten werden op de voorgeschreven wijze, middels de MMC Narcotic Identification Test, getest.
Ik herkende de planten als zijnde hennepplanten aan de verschijningsvorm en aan de geur. Gelet op de bloeiwijze was in deze sprake van hennepplanten van het vrouwelijke geslacht. De planten zaten in het stadium van de eerste groeiweek.
Uit de test bleek dat de planten kennelijk THC bevatten. Met de aanwezigheid van THC werd aangetoond dat het hier ging om hennep.
Hennep staat vermeld op lijst II onderdeel B, behorende bij de Opiumwet.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (dossierpagina 42-44), opgemaakt en gesloten op 21 september 2011, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik ben eigenaar en beheerder van [A] te Didam. Dit bedrijf bestaat uit meerdere ruimten. De voormalige skiruimte heb ik onderverhuurd.
Er kwam een jongen bij mij genaamd [betrokkene 2] of [betrokkene 2]. Ik kende hem niet. Hij vertelde dat ene [betrokkene 1] de ruimte wilde huren. Ik heb door mijn accountant een huurcontract laten opstellen. Ik kreeg het contract terug, ondertekend door [betrokkene 1] met een kopie van diens identiteitskaart. Ik heb met de jongen afgesproken dat hij elke maand het huurbedrag van € 350,00 in mijn brievenbus zou doen. De skiruimte is vanaf 1 december 2010 verhuurd.
U houdt mij voor dat vandaag in die ruimte een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Om de ruimte binnen te kunnen komen moet je de deur aan de buitenzijde gebruiken. Deze deur is aangesloten op de alarminstallatie en kan alleen worden geopend als mijn zaak open is. Ik heb vanuit mijn woning vanaf mijn badkamer zicht op die buitendeur. Kort na aanvang van de verhuur hebben twee voor mij onbekende jongens de skihut dichtgemetseld met een muur. Afgelopen maart/april heb ik zelf de vloer afgetimmerd. Ik heb hier voor die jongens een waterslang onder gelegd. Het magneetje op de deur en het kozijn zijn van de alarminstallatie. De bekabeling loopt naar de centrale alarmkast in het bedrijf.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (dossierpagina 45-46), opgemaakt en gesloten op 21 september 2011, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
U houdt mij voor dat Liander bij mijn bedrijf is geweest en heeft geconstateerd dat de meterstand in de meterkast is gemanipuleerd. Iedereen die vanaf het horecagedeelte naar de squashbanen en tennisbanen loopt kan bij die meterkast komen. Het is mij bekend dat men strafbaar is als men op deze illegale wijze stroom afneemt.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (dossierpagina 52-56), opgemaakt en gesloten op 6 oktober 2011, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Op de huurovereenkomst staat dat de huur € 350,00 per jaar is maar dat staat daar verkeerd ingevuld. Het huurbedrag is: € 350,00 per maand. Ik ben 16 uur per dag aanwezig in de sportschool.
Ik heb [betrokkene 1] nooit ontmoet. Bij het opmaken van het contract heb ik de handtekening van [betrokkene 1] gecontroleerd. Ik beurde mijn centen en verder maakte het mij niet uit.
De muur van gipsblokken in de verhuurde skiruimte heb ik er zelf in laten zetten in november 2010 en ik heb geholpen met het bouwen daarvan. Ik heb ook zelf de waterleiding laten aanleggen naar de ruimte. Ik weet dat er een tweede dikke stroomkabel vanuit de skiruimte naar de meterkast liep. De originele stroomkabel lag er al.
Ik heb de houten vloer zelf laten aanleggen en ik wist dat de waterleiding en de originele stroomkabel daaronder lag. Ik heb de skiruimte inclusief verhuurd. Ik hield het waterverbruik en het elektriciteitsverbruik niet bij.
Telkens aan het eind van de maand lag de huur in de brievenbus.
8. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een huurcontract, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
HUUROVEREENKOMST kantoorruimte en andere bedrijfsruimte.
Ondergetekenden:
[verdachte], wonende te [woonplaats], hierna te noemen "verhuurder";
en
[betrokkene 1], wonende te [woonplaats], hierna te noemen "huurder";
zijn als volgt overeengekomen:
1.1
Deze overeenkomst heeft betrekking op de opslagruimte, staande en gelegen te Didam aan de [a-straat], hierna "het gehuurde" genoemd.
1.2
Het gehuurde mag uitsluitend worden gebruikt als bedrijfsruimte.
2.1
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van twee (2) jaar, ingaande op 1 december 2010 en lopende tot en met 30 november 2012.
Betalingsverplichting, betaalperiode.
3.2
De huurprijs bedraagt per jaar € 350 (zegge: driehonderdvijftig euro), welke op de eerste van elke maand dient te zijn voldaan.
Aldus opgemaakt en ondertekend in tweevoud op 01-12-2010 te Didam
[verdachte] [betrokkene 1]
(handtekening [verdachte]) (handtekening [betrokkene 1])."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring, voor zover in cassatie van belang, voorts het volgende overwogen:
"Medeplichtigheid
Verdachte heeft tijdens de politieverhoren verklaard - nadat aan hem de cautie is gegeven - dat hij zelf de houten vloer ter hoogte van de hennepkwekerij heeft laten aanleggen. Voorts heeft hij verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat er een tweede kabel voor de elektriciteit, afkomstig uit de ruimte met de hennepkwekerij, naar de algemene meterkast liep en dat hij wist dat de ruimte van de oude skibaan volledig was aangesloten op de alarminstallatie van de sportschool. De stroomkabel naar de ruimte van de voormalige skibaan lag er al en verdachte heeft verklaard dat hij niet weet hoe en wanneer de tweede stroomkabel is aangelegd.
Verdachte heeft verklaard dat hij de ruimte met ingang van 1 december 2010 verhuurde aan een persoon die hij niet persoonlijk kende door tussenkomst van een andere persoon die hij evenmin persoonlijk kende. Uitsluitend de namen waren hem bekend (gemaakt). Verdachte heeft verklaard dat hij de ruimte verhuurde inclusief het gebruik van stroom en water. Het huurbedrag à € 350,00 werd elke maand in een envelop door de brievenbus bij verdachte afgeleverd. Het was hem niet opgevallen dat hij sinds januari 2011 een hogere stroomrekening had.
Gelet op deze omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er in de door hem verhuurde ruimte hennep werd geteeld en dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij dit feit door aan een of meer anderen opzettelijk de gelegenheid te verschaffen tot het inrichten en exploiteren van een hennepkwekerij in een daartoe door hem ter beschikking gestelde ruimte.
De verklaring van verdachte - die naast de sportschool woonde - dat hij ondanks het feit dat hij vanuit de badkamer van zijn woning zicht had op de enige deur die toegang geeft tot de hennepkwekerij niet vaker dan eenmaal iets heeft waargenomen aan beweging rond de ruimte waarin de hennepkwekerijen waren gevestigd en dat hij er niets van heeft gemerkt dat de hennepkwekerijen werden ingericht, acht het hof ongeloofwaardig.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde ook overigens wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen."
2.3.
Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in de door hem verhuurde ruimte hennep werd geteeld en dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij dit feit door aan een of meer anderen opzettelijk de gelegenheid te verschaffen tot het inrichten en exploiteren van een hennepkwekerij in een daartoe door hem ter beschikking gestelde ruimte. Dat oordeel is, in aanmerking genomen de door het Hof in de bewijsmiddelen en zijn bewijsoverweging vastgestelde, in onderling verband en samenhang beschouwde, feiten en omstandigheden, niet onbegrijpelijk.
2.4.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2016.
Conclusie 23‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Medeplichtigheid verhuurder bedrijfsruimte bij het telen dan wel aanwezig hebben van hennepplanten. Het oordeel van het hof, dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in de door hem verhuurde ruimte hennep werd geteeld en dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij dit feit door aan een of meer anderen gelegenheid te verschaffen tot het inrichten en exploiteren van een hennepkwekerij in een daartoe door hem ter beschikking gestelde ruimte, is, in aanmerking genomen de door het hof in de bewijsmiddelen en zijn bewijsoverweging vastgestelde, in onderling verband en samenhang beschouwde, feiten en omstandigheden niet onbegrijpelijk. CAG: anders. Samenhang met 15/01054.
Nr. 15/01050 Zitting: 23 februari 2016 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
Verdachte is bij arrest van 30 januari 2015 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod”, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren en tot een taakstraf voor de duur van honderd uren (subsidiair vijftig dagen hechtenis).
Deze zaak hangt samen met de onder nr. 15/01054 bij de Hoge Raad aanhangige zaak, waarin ik vandaag eveneens zal concluderen.
Mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft namens de verdachte één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel richt zich tegen de bewezenverklaring.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“een onbekende derde in de periode van 1 december 2010 tot en met 21 september 2011 te Didam, gemeente Montferland, opzettelijk heeft geteeld in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [a-straat 1] aldaar, ongeveer 686 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 december 2010 tot en met 21 september 2011 te Didam, gemeente Montferland, opzettelijk behulpzaam is geweest, door opzettelijk aan een onbekende derde een deel van een pand aan de [a-straat 1] voormeld voor de teelt/het kweken van hennepplanten te verhuren althans ter beschikking te (blijven) stellen.”
6. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (dossierpagina 22-24) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als bevindingen van verbalisanten voornoemd:
Op 22 augustus 2011 werd op het politiebureau te Didam een anonieme melding gedaan over een hennepkwekerij. De persoon vertelde dat in een sportschool genaamd [A] , te Didam een hennepkwekerij was ingericht in een ruimte achter vier squashbanen. In de ruimte zou voorheen een skibaan zijn ingericht.
De sportschool [A] is gevestigd aan de [a-straat 1] te Didam, gemeente Montferland.
Gelet op de aard van de informatie van de melding gingen wij op woensdag 21 september - 2011 omstreeks 14:00 uur ter plaatse. De eigenaar van de sportschool, genaamd [verdachte] , vertelde dat hij de ruimte waarin voorheen een skibaan was gevestigd had verhuurd. [verdachte] overhandigde ons een kopie van het identiteitsbewijs van de huurder, genaamd [betrokkene 1] .
Naar aanleiding van het bovenstaande hebben wij toestemming gevraagd en gekregen van de officier van justitie om de afgesloten ruimte, de skibaan, te betreden. In de ruimte werden door ons twee in werking zijnde hennepkwekerijen aangetroffen.
Na het aantreffen van de hennepkwekerijen overhandigde [verdachte] aan ons een huurovereenkomst, ondertekend door [betrokkene 1] , met ingang van 1 december 2010.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] (dossierpagina 30.-32) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als bevindingen van verbalisant voornoemd:
Op 21 september 2011 omstreeks 15:00 uur stelde ik een onderzoek in op de locatie de [a-straat 1] , te Didam.
Aantreffen hennepkwekerij
Na het openen van de buitendeur zag ik dat in de ruimte een aparte ruimte was getimmerd. De houten ruimte was verdeeld in twee ruimtes. In beide ruimtes waren hennepkwekerijen ingericht. Ik telde in totaal 686 rechthoekige plantenbakken met daarin elk 1 hennepplant.
In totaal werd in beslag genomen:
686 stuks hennepplanten;
40 assimilatielampen;
2 afzuiginstallaties;
3 koolstoffilters;
2 tijdschakelaars;
2 waterpompen;
4 verwarmingselementen;
2 thermostaten;
4 stuks ventilatieapparatuur.
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een - als bijlagen bij het bewijsmiddel genoemd onder 2 gevoegde - zevental pagina’s met prints van in totaal 19 kleurenfoto’s van een ruimte met een hoeveelheid hennepplanten in potten en het aangetroffen materiaal.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] (dossierpagina 40-41) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als bevindingen van verbalisant voornoemd:
Op 21 september.2011 omstreeks 15:00 uur zijn door mij, taakaccenthouder verdovende middelen team Montferland en bevoegd tot het testen van verdovende middelen, twee hennepplanten getest, die zijn aangetroffen in de hennepkwekerijen gevestigd op de locatie [a-straat 1] te Didam. De planten werden op de voorgeschreven wijze, middels de MMC Narcotic Identification Test, getest.
Ik herkende de planten als zijnde hennepplanten aan de verschijningsvorm en aan de geur. Gelet op de bloeiwijze was in deze sprake van hennepplanten van het vrouwelijke geslacht. De planten zaten in het stadium van de eerste groeiweek.
Uit de test bleek dat de planten kennelijk THC bevatten. Met de aanwezigheid van THC werd aangetoond dat het hier ging om hennep.
Hennep staat vermeld op lijst II onderdeel B, behorende bij de Opiumwet.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (dossierpagina 42 -44), opgemaakt en gesloten op 21 september 2011, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik ben eigenaar en beheerder van [A] te Didam. Dit bedrijf bestaat uit meerdere ruimten. De voormalige skiruimte heb ik onderverhuurd.
Er kwam een jongen bij mij genaamd [betrokkene 2] of [betrokkene 2] . Ik kende hem niet. Hij vertelde dat ene [betrokkene 1] de ruimte wilde huren. Ik heb door mijn accountant een huurcontract laten opstellen. Ik kreeg het contract terug, ondertekend door [betrokkene 1] met een kopie van diens identiteitskaart. Ik heb met de jongen afgesproken dat hij elke maand het huurbedrag van € 350,00 in mijn brievenbus zou doen. De skiruimte is vanaf 1 december 2010 verhuurd.
U houdt mij voor dat vandaag in die ruimte een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Om de ruimte binnen te kunnen komen moet je de deur aan de buitenzijde gebruiken. Deze deur is aangesloten op de alarminstallatie en kan alleen worden geopend als mijn zaak open is. Ik heb vanuit mijn woning vanaf mijn badkamer zicht op die buitendeur. Kort na aanvang van de verhuur hebben twee voor mij onbekende jongens de skihut dichtgemetseld met een muur. Afgelopen maart/april heb ik zelf de vloer afgetimmerd. Ik heb hier voor die jongens een waterslang onder gelegd. Het magneetje op de deur en het kozijn zijn van de alarminstallatie. De bekabeling loopt naar de centrale alarmkast in het bedrijf.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (dossierpagina 45-46), opgemaakt en gesloten op 21 september 2011, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
U houdt mij voor dat Liander bij mijn bedrijf is geweest en heeft geconstateerd dat de meterstand in de meterkast is gemanipuleerd. Iedereen die vanaf het horecagedeelte naar de squash-banen en tennisbanen loopt kan bij die meterkast komen. Het is mij bekend dat men strafbaar is als men op deze illegale wijze stroom afneemt.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (dossierpagina 52-56), opgemaakt en gesloten op 6 oktober 2011, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Op de huurovereenkomst staat dat de huur € 350,00 per jaar is maar dat staat daar verkeerd ingevuld. Het huurbedrag is: € 350,00 per maand. Ik ben 16 uur per dag aanwezig in de sportschool.
Ik heb [betrokkene 1] nooit ontmoet. Bij het opmaken van het contract heb ik de handtekening van [betrokkene 1] gecontroleerd. Ik beurde mijn centen en verder maakte het mij niet uit.
De muur van gipsblokken in de verhuurde skiruimte heb ik er zelf in laten zetten in november 2010 en ik heb geholpen met het bouwen daarvan. Ik heb ook zelf de waterleiding laten aanleggen naar de ruimte. Ik weet dat er een tweede dikke stroomkabel vanuit de skiruimte naar de meterkast liep. De originele stroomkabel lag er al.
Ik heb de houten vloer zelf laten aanleggen en ik wist dat de waterleiding en de originele stroomkabel daaronder lag. Ik heb de skiruimte inclusief verhuurd. Ik hield het waterverbruik en het elektriciteitsverbruik niet bij.
Telkens aan het eind van de maand lag de huur in de brievenbus.
8. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een huurcontract, voor zover inhoudende, - zakelijk weergegeven -:
HUUROVEREENKOMST kantoorruimte en andere bedrijfsruimte.
Ondergetekenden:
[verdachte] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen “verhuurder”; en
[betrokkene 1] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen “huurder”;
zijn als volgt overeengekomen:
1.1 Deze overeenkomst heeft betrekking op de opslagruimte, staande en gelegen te Didam aan de [a-straat 1] , hierna “het gehuurde” genoemd.
1.2 Het gehuurde mag uitsluitend worden gebruikt als bedrijfsruimte.
2.1 Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van twee (2) jaar, ingaande op 1 december 2010 en lopende tot en met 30 november 2012.
Betalingsverplichting, betaalperiode.
3.2 De huurprijs bedraagt per jaar € 350 (zegge: driehonderdvijftig euro), welke op de eerste van elke maand dient te zijn voldaan.”
7. Het bestreden arrest bevat daarnaast onder meer de volgende nadere bewijsoverwegingen:
“Medeplichtigheid
Verdachte heeft tijdens de politieverhoren verklaard - nadat hem de cautie is gegeven - dat hij zelf de houten vloer ter hoogte van de hennepkwekerij heeft laten aanleggen.
Voorts heeft hij verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat er een tweede kabel voor de elektriciteit, afkomstig uit de ruimte met de hennepkwekerij, naar de algemene meterkast liep en dat hij wist dat de ruimte van de oude skibaan volledig was aangesloten op de alarminstallatie van de sportschool. De stroomkabel naar de ruimte van de voormalige skibaan lag er al en verdachte heeft verklaard dat hij niet weet hoe en wanneer de tweede stroomkabel is aangelegd.
Verdachte heeft verklaard dat hij de ruimte met ingang van 1 december 2010 verhuurde aan een persoon die hij niet persoonlijk kende door tussenkomst van een andere persoon die hij evenmin persoonlijk kende. Uitsluitend de namen waren hem bekend (gemaakt). Verdachte heeft verklaard dat hij de ruimte verhuurde inclusief het gebruik van stroom en water. Het huurbedrag à € 350,00 werd elke maand in een envelop door de brievenbus bij verdachte afgeleverd. Het was hem niet opgevallen dat hij sinds januari 2011 een hogere stroomrekening had.
Gelet op deze omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er in de door hem verhuurde ruimte hennep werd geteeld en dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij dit feit door aan een of meer anderen opzettelijk de gelegenheid te verschaffen tot het inrichten en exploiteren van een hennepkwekerij in een daartoe door hem ter beschikking gestelde ruimte.
De verklaring van verdachte - die naast de sportschool woonde - dat hij ondanks het feit dat hij vanuit de badkamer van zijn woning zicht had op de enige deur die toegang geeft tot de hennepkwekerij niet vaker dan eenmaal iets heeft waargenomen aan beweging rond de ruimte waarin de hennepkwekerijen waren gevestigd en dat hij er niets van heeft gemerkt dat de hennepkwekerijen werden ingericht, acht het hof ongeloofwaardig.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde ook overigens wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.”
8. In het middel wordt gesteld dat de bewezenverklaring zonder nadere motivering niet begrijpelijk is, nu het hof in zijn nadere bewijsoverwegingen heeft gerefereerd aan de verklaring van de verdachte dat het hem niet was opgevallen dat hij sinds januari 2011 een hogere stroomrekening had en de bewijsmiddelen voorts niet inhouden dat de verdachte wist dat zich in de door hem verhuurde ruimte een hennepkwekerij bevond. Gesteld wordt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat verdachte heeft geweten dat er sprake is geweest van een hennepkwekerij en dat er daardoor niet voldaan is aan het vereiste van dubbele opzet, te weten het opzet gericht op de medeplichtigheid en het opzet gericht op het door een onbekend gebleven derde gepleegde misdrijf van het aanwezig hebben van een ongeoorloofde hoeveelheid hennepplanten.
9. Het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van een misdrijf, hennepteelt, door een deel van zijn sportschool daarvoor te verhuren. Voor een dergelijke bewezenverklaring is vereist dat niet alleen bewezen wordt dat verdachtes opzet gericht was op het behulpzaam zijn als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1°, Sr maar tevens dat verdachtes opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op het misdrijf.
10. Het gaat in onderhavige zaak om een in de jurisprudentie veel voorkomende vraag, namelijk in hoeverre iemand die een ruimte verhuurt strafbaar kan worden gehouden voor het faciliteren van een daarin geëxploiteerde hennepkwekerij. Uit de door de steller van het middel aangehaalde jurisprudentie kan worden afgeleid dat verhuurders niet zomaar strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gehouden voor het aantreffen van een hennepkwekerij in de verhuurde ruimte, ook al vindt de verhuur onder wat dubieuze omstandigheden plaats. Daarvoor is vereist dat de verhuurder voldoende wetenschap heeft wat er zich in het verhuurde afspeelt, of dat had moeten of kunnen weten.1.
11. Het oordeel van het hof komt erop neer dat de verdachte bewust het risico op de koop heeft genomen dat hij de door hem verhuurde ruimte beschikbaar stelde voor het telen van hennep. Ik kom tot de conclusie dat dit, met inachtneming van de hiervoor onder 10 weergegeven uitgangspunten, noch uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen noch uit hetgeen het hof in verband daarmee heeft overwogen, kan worden afgeleid, waarbij ik wel wil opmerken dat het hier om een grensgeval gaat.
12. Dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in de door hem verhuurde ruimte hennep werd geteeld heeft het hof op de navolgende feiten gebaseerd:
de verdachte heeft een aan zijn eigen sportschool grenzende voormalige skiruimte via een hem onbekende tussenpersoon verhuurd aan een hem onbekende derde;
hij verhuurde de ruimte inclusief het gebruik van stroom en water en het huurbedrag à € 350,00 werd elke maand in een envelop door de brievenbus bij verdachte afgeleverd;
de verdachte heeft zelf de houten vloer van de verhuurde ruimte laten aanleggen;
e verdachte wist dat de verhuurde ruimte volledig was aangesloten op de alarminstallatie van de sportschool;
de verdachte wist dat er een tweede kabel voor de elektriciteit, afkomstig uit de ruimte met de hennepkwekerij, naar de algemene meterkast liep en hij wist niet wanneer en door wie deze was aangelegd;
het was de verdachte niet opgevallen dat hij sinds januari 2011 een hogere stroom-rekening had.
12. Uit de onder a) tot en met d) genoemde omstandigheden kan naar mijn mening niet worden afgeleid dat de verdachte wetenschap had van de hennepteelt, ook niet in voorwaardelijke zin, omdat ik niet inzie hoe deze feiten op zichzelf en ook in samenhang met elkaar bezien in verband kunnen worden gebracht met het exploiteren van een hennepkwekerij.
13. Kennelijk leidt het hof het bewezenverklaarde voorwaardelijke opzet van verdachte in het bijzonder af uit de onder e) en f) aangehaalde omstandigheden, dat4 verdachte wist dat er vanuit de verhuurde ruimte een tweede stroomkabel naar een gedeelde de meterkast liep en dat het hem niet was opgevallen dat hij sinds januari 2011 een hogere stroomrekening had.
14. Wat deze laatste overweging aangaat kan, zoals in het middel wordt gesteld, niet2.uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat verdachte zou hebben gezegd dat het hem niet opgevallen was dat hij sinds januari 2011 een hogere stroomrekening had. Waarschijnlijk verwijst het hof hier naar een passage in bewijsmiddel 7 waarin de verdachte verklaart: “Ik hield het waterverbruik en het elektriciteitsverbruik niet bij”. Hoewel dat op de keper beschouwd iets anders betekent dan dat de verdachte niet was opgevallen dat hij een hogere stroomrekening had, is het mij onduidelijk waarom dit redengevend zou zijn voor het bewezenverklaarde voorwaardelijke opzet. In de eerste plaats heeft het hof over de hoogte van de elektriciteitsrekening niets vastgesteld. Bovendien zou juist het omgekeerde, namelijk als het de verdachte wél was opgevallen dat het elektriciteitsverbruik was gestegen, hem te denken hebben moeten geven wat er zich achter zijn sportschool afspeelde.
15. Dan blijft er nog over dat verdachte wist dat er een tweede stroomkabel vanuit het gehuurde naar de meterkast liep. Is dat voldoende voor de vaststelling dat de verdachte voldoende wetenschap had wat er zich in het verhuurde afspeelde, of dat had moeten of kunnen weten? Naar mijn smaak is dat te mager, omdat het hof verder niet heeft vastgesteld of de stroom voor de hennepkwekerij buiten de meter om werd verkregen. De overweging dat de stroomrekening hoger was dan voorheen is lijkt hiermee bovendien tegenstrijdig.
16. Opvallend is dat het hof in zijn nadere bewijsoverweging niet heeft betrokken, hetgeen het hof wel als bewijsmiddel 6 heeft gebezigd, namelijk dat aan verdachte is voorgehouden dat de meterstand in de meterkast is gemanipuleerd, waarop verdachte heeft geantwoord dat iedereen die vanaf het horecagedeelte naar de squashbanen en tennisbanen loopt bij die meterkast kan komen en dat het hem bekend is dat dit manipuleren strafbaar is. Kennelijk heeft het hof dit niet relevant geacht voor de vraag of dubbel opzet bij de verdachte kan worden aangenomen. Maar ook los daarvan kan mijns inziens het voorwaardelijk opzet niet op dit bewijsmiddel worden gebaseerd, omdat het niets zegt over de wetenschap van de verdachte voorafgaand of tijdens de exploitatie van de hennepkwekerij.
17. Kortom, naar mijn smaak is voor het aannemen van het voor medeplichtigheid vereiste opzet per saldo te weinig bewijs. Het bewijsgat kan ook niet worden gedicht door de overweging van het hof dat het de verklaring van verdachte, dat hij ondanks het feit dat hij vanuit de badkamer van zijn woning zicht had op de enige deur die toegang geeft tot de hennepkwekerij, hij niet vaker dan eenmaal iets heeft waargenomen aan beweging rond de ruimte waarin de hennepkwekerijen waren gevestigd en dat hij er niets van heeft gemerkt dat de hennepkwekerijen werden ingericht, ongeloofwaardig acht.3.Ongeloofwaardigheid van een verklaring van de verdachte kan alleen voor het bewijs worden gebruikt als die verklaring blijkens de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen leugenachtig is en is afgelegd ter bemanteling van de waarheid. Maar daarover overweegt het hof niets. Daarnaast zijn gelet op hetgeen ik onder 14 tot en met 16 heb opgemerkt de bewijsoverwegingen die het hof heeft gewijd aan het voorwaardelijk opzet niet geheel begrijpelijk. De bewezenverklaring is derhalve ontoereikend gemotiveerd.
18. Het middel slaagt.
19. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
20. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Beroepschrift 10‑07‑2015
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
's‑ Gravenhage
Griffienummer: S 15/01050
Betekening aanzegging: 13 mei 2015
Cassatieschriftuur
inzake:
[verdachte],
wonende te [woonplaats],
verdachte,
advocaat: mr. R.J. Baumgardt
dossiernummer: 20150585
Edelhoogachtbare Heren, Vrouwen:
Inleiding
Ondergetekende, als daartoe door de verdachte bijzonder gevolmachtigd, mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft hierbij de eer aan u Edelhoogachtbaar College te doen toekomen een schriftuur van cassatie ten vervolge op het door [verdachte], ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest van het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem d.d. 30 januari 2015 en alle beslissingen die door het hof ter terechtzitting zijn genomen.
In genoemd arrest heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 100 uren.
Middelen van cassatie
Als gronden van cassatie heeft ondergetekende de eer voor te dragen:
Middel I
Ten aanzien van het ten laste gelegde, te weten het (verkort zakelijk weergegeven) opzettelijk een onbekende derde behulpzaam zijn bij de opzettelijke teelt en aanwezigheid van 686 hennepplanten door opzettelijk aan die onbekende derde een deel van het pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten te verhuren, althans ter beschikking te (blijven) stellen, is door en namens de verdachte onder meer aangevoerd dat verdachte het feit niet heeft gepleegd en ook niet op de hoogte is geweest van het bestaan van de hennepkwekerij. In het arrest heeft het hof het ten laste gelegde bewezen verklaard. In het arrest heeft het hof onder meer overwogen dat verdachte verklaard heeft dat hij zelf de houten vloer ter hoogte van de hennepkwekerij heeft laten aanleggen; op de hoogte was dat er een tweede kabel voor elektriciteit, afkomstig uit de ruimte met de hennepkwekerij, naar de algemene meterkast liep en dat hij wist dat de ruimte volledig was aangesloten op de alarminstallatie van de sportschool; de stroomkabel naar de ruimte er al lag en dat hij verklaard heeft dat hij niet weet hoe en wanneer de tweede stroomkabel is aangelegd; verdachte verklaard heeft dat hij de ruimte met ingang van 1 december 2010 verhuurde aan een persoon die hij niet persoonlijk kende door tussenkomst van een ander persoon die hij evenmin persoonlijk kende; uitsluitend de namen hem bekend waren gemaakt; verdachte verklaard heeft dat hij de ruimte verhuurde inclusief het gebruik van stroom en water; het hem niet was opgevallen dat hij sinds januari 2011 een hogere stroomrekening had; het huurbedrag elke maand in een enveloppe door de brievenbus bij verdachte werd afgeleverd, en dat het hof gelet op deze omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, tot het oordeel brengt dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er in de door hem verhuurde ruimte hennep werd geteeld en dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij dit feit door aan één of meer anderen opzettelijk de gelegenheid te verschaffen tot het inrichten en exploiteren van een hennepkwekerij in een daartoe door hem ter beschikking gestelde ruimte.
Uit de door hof gebezigde bewijsmiddelen kan het bewezen verklaarde evenwel niet volgen; in het bijzonder kan niet, althans niet zonder meer, volgen dat verdachte geweten heeft dat een onbekende derde in het betreffende pand hennepplanten opzettelijk heeft geteeld danwel aanwezig heeft gehad, zodat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
Toelichting
1.1
Aan verdachte is subsidiair ten laste gelegd, dat:
‘[betrokkene 1] en/of een onbekende derde
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 21 september 2011 te Didam, gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [a-straat] aldaar, ongeveer 686 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeid op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, (tevoren) in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 21 september 2011 te Didam, gemeente Montferland, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door opzettelijk aan die [betrokkene 1] en/of een onbekende derde een (deel van) een pand aan de [a-straat] voormeld voor de teelt/het kweken van hennepplanten te verhuren althans ter beschikking te (blijven) stellen.’
1.2
In het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg is onder meer gerelateerd dat aldaar door verdachte is verklaard:
‘Ik kon de skiruimte waar de kwekerij zich bevond, dat wil zeggen in het pand aan de [a-straat] te [a-plaats], niet openen want ik had geen sleutel meer door de verhuur. Ik had wel een andere sleutel waarvan ik dacht dat die van het hele pand was. Ik heb zelf een muur voor de skiruimte gemetseld omdat er anders nieuwsgierige mensen zijn die er steeds in lopen. Als je spullen hebt liggen, komen mensen er gewoon bij en met een muur is dat opgelost. De muur is gemetseld voordat ik de ruimte verhuurde en ik heb met de huurder geen contact gehad over het metselen van de muur. Ik heb geen deur in de muur laten zetten omdat je er buitenom in kon.
Twee maanden na het metselen van de muur kwam meneer [betrokkene 2] naar me toe met de vraag of ik een ruimte te huur had. Ik zei dat ik een ruimte van 50 m2 te huur had voor € 350,00 per maand. Ik wilde het geld graag zwart hebben zodat ik ervan op vakantie zou kunnen. Ik heb veel sportschoolleden in mijn bestand staan, maar ik kende deze meneer niet. ik heb een huurcontract door mijn accountant meneer [accountant] laten opstellen. Toen ik het ondertekende contract van [betrokkene 2] terugkreeg, is het me niet opgevallen dat de namen anders gespeld waren.
()
Er zat al een waterleiding vanwege de skibaan. Toen ik de muur heb gemetseld, heb ik zelf een waterslang gelegd zodat er een koffieautomaat in de skiruimte zou kunnen worden neergezet.
()
De meterkast stond in een deel dat voor mij toegankelijk was. Ik hoorde van de politie dat er een dikke kabel bij was gekomen. Ik weet niet wie die kabel heeft aangelegd, iedereen kan daar komen. Het is mijn boekhouder en mij niet opgevallen dat het stroomverbruik in 2011 is toegenomen. Het klopt dat ik betaalde op basis van werkelijk gebruik.’
1.3
In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 16 januari 2015 is onder meer gerelateerd dat aldaar door mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede, de raadsman die verdachte ter terechtzitting in hoger beroep als raadsman heeft bijgestaan, onder meer heeft aangevoerd:
‘Mijn cliënt was niet op de hoogte van het bestaan van de hennepkwekerij. Hij had geen opzet op het telen van hennep. Mijn cliënt had de hal — via een tussenpersoon genaamd [betrokkene 2] — verhuurd aan ene [betrokkene 1].
()
Mijn cliënt heeft de huurder niet ontmoet en geen kwekerij gezien. De ingang van de hal waarin kwekerij is aangetroffen zat aan de buitenkant.
()’
1.4
In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is voorts gerelateerd dat aldaar de raadsman het woord tot de verdediging heeft gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitaantekeningen. In deze pleitaantekeningen is voorts nog vermeld:
‘()
- 7.
Op 21 september 2011 besluit verbalisant [verbalisant 1] met enkele verbalisanten naar de sportschool te gaan.
- 8.
Aldaar treffen zij cliënt aan, zijnde de eigenaar en beheerder van de sportschool. Verbalisanten delen cliënt mede dat er aanwijzingen bestaan dat er een hennepkwekerij in de sportschool zou zijn.
- 9.
Cliënt zegt nergens vanaf te weten en biedt de verbalisanten vervolgens toegang tot bijna alle vertrekken, behalve de ski-baan, omdat hij niet over een sleutel van dit vertrek beschikte.
- 10.
De ski-baan zou cliënt verhuren aan [betrokkene 1]. Cliënt toont een kopie ID van [betrokkene 1] aan de verbalisanten.
()’
1.5
In het arrest heeft het hof bewezen verklaard, dat:
‘een onbekende derde
in de periode van 1 december 2010 tot en met 21 september 2011 te Didam, gemeente Montferland,
opzettelijk heeft geteeld, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [a-straat] aldaar, ongeveer 686 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 december 2010 tot en met 21 september 2011 te Didam, gemeente Montferland, opzettelijk behulpzaam is geweest, door opzettelijk aan een onbekende derde een deel van een pand aan de [a-straat] voormeld voor de teelt/het kweken van hennepplanten te verhuren althans ter beschikking te (blijven) stellen;’
1.6
In het arrest heeft het hof onder meer overwogen:
‘Medeplichtigheid
Verdachte heeft tijdens de politieverhoren verklaard — nadat aan hem de cautie is gegeven — dat hij zelf de houten vloer ter hoogte van de hennepkwekerij heeft laten aanleggen.
Voorts heeft hij verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat er een tweede kabel voor de elektriciteit, afkomstig uit de ruimte met de hennepkwekerij, naar de algemene meterkast liep en dat hij wist dat de ruimte van de oude skibaan volledig was aangesloten op de alarminstallatie van de sportschool. De stroomkabel naar de ruimte van de voormalige skibaan lag er al en verdachte heeft verklaard dat hij niet weet hoe en wanneer de tweede stroomkabel is aangelegd.
Verdachte heeft verklaard dat hij de ruimte met ingang van 1 december 2010 verhuurde aan een persoon die hij niet persoonlijk kende door tussenkomst van een andere persoon die hij evenmin persoonlijk kende. Uitsluitend de namen waren hem bekend (gemaakt). Verdachte heeft verklaard dat hij de ruimte verhuurde inclusief het gebruik van stroom en water. het huurbedrag à € 350,00 werd elke maand in een envelop door de brievenbus bij verdachte afgeleverd. Het was hem niet opgevallen dat hij sinds januari 2011 een hogere stroomrekening had.
Gelet op deze omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat verdachte de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat er in de door hem verhuurde ruimte hennep werd geteeld en dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij dit feit door aan een of meer anderen opzettelijk de gelegenheid te verschaffen tot het inrichten en exploiteren van een hennepkwekerij in een daartoe door hem ter beschikking gestelde ruimte.’
1.7
Ten behoeve van de bewezenverklaring heeft het hof een aantal bewijsmiddelen gebezigd. Uit de bewijsmiddelen kan volgen hetgeen het hof in het arrest, in de bewijsoverweging en in de eerste alinea heeft overwogen. Zo kan uit de bewijsmiddelen volgen dat het verdachte niet was opgevallen dat hij sinds januari 2011 een hogere stroomrekening heeft gehad. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan voorts niet volgen dat verdachte heeft geweten dat er sprake is geweest van een hennepkwekerij. Onder deze omstandigheden is dan ook de bewezenverklaring onvoldoende met redenen omkleed, nu immers niet voldaan is aan het vereiste van dubbele opzet, te weten het opzet gericht op de medeplichtigheid en de opzet gericht op het door de onbekende derde (of anderen) gepleegde misdrijf, zodat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed (zie in dit verband onder meer HR 2 juni 2009, NJ 2009, 280; HR 28 juni 2011, NJ 2011, 319; HR 3 november 2009, NJ 2010, 335, m.nt. MJB; HR 16 november 2010, NJ 2010, 639; zie voorts overigens nog HR 18 december 2014, NJ 2014, 314, m.nt. NK).
Dat
Op vorenstaande gronden het u Edelhoogachtbaar College moge behagen, gemelde uitspraak te vernietigen met een zodanige uitspraak als uw Edelhoogachtbaar College noodzakelijk voorkomt.
Spijkenisse, 10 juli 2015
advocaat