NJ 2010, 335
Onvoldoende bewijs opzettelijke medeplichtigheid aan aanwezig hebben hennepkwekerij bij onderverhuurder pand.
HR 03-11-2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ6931, m.nt. M.J. Borgers
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 november 2009
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
08/00670
- Conclusie
A-G Vellinga
- Noot
M.J. Borgers
- LJN
BJ6931
- JCDI
JCDI:ADS127181:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2009:BJ6931, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑11‑2009
ECLI:NL:PHR:2009:BJ6931, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑09‑2009
- Wetingang
Sr art. 310; Sv art. 359 lid 1 en lid 3; Opiumwet art. 3 sub B, art. 10 lid 2
Essentie
De bewezenverklaarde (voorwaardelijk) opzet op medeplichtigheid aan het opzettelijk kweken van hennep door verdachte steunt in het bijzonder op de overweging dat verdachte — door de loods onder te verhuren aan personen die hij niet kende of kon traceren en gezien in het licht van zijn eigen ervaring met het aanwezig hebben van een hennepkwekerij in het verleden — willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in genoemde loods een hennepkwekerij zou worden opgezet. Dat verdachte opzet heeft gehad op de medeplichtigheid aan de teelt van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.