Het cassatieberoep is ingesteld op 1 juni 2007. Zie ook onder 14.
HR, 03-11-2009, nr. 08/00670
ECLI:NL:HR:2009:BJ6931
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
03-11-2009
- Zaaknummer
08/00670
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BJ6931
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BJ6931, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑11‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BJ6931
ECLI:NL:PHR:2009:BJ6931, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑09‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BJ6931
- Vindplaatsen
NJ 2010, 335 met annotatie van M.J. Borgers
Uitspraak 03‑11‑2009
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht opzet op medeplichtigheid hennepteelt.
3 november 2009
Strafkamer
nr. 08/00670
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 mei 2007, nummer 20/003195-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"onbekend gebleven personen in de periode van 27 juni 2005 tot en met 22 augustus 2005 te [plaats] met elkaar opzettelijk hebben geteeld in een pand aan de [a-straat 1] een hoeveelheid van in totaal 268 hennepplanten en 11.400 hennepstekken, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 27 juni 2005 tot en met 22 augustus 2005 te [plaats] opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door die onbekend gebleven personen voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 8 augustus 2005 kreeg ik, verbalisant [verbalisant 2], telefoon van een man die werkt in een bedrijfspand aan de [a-straat] in [plaats]. De man vertelde dat hij vanuit een bedrijfspand waar hij werkt, een sterke hennepgeur ruikt.
Wij, verbalisanten, zijn naar het bedrijfspand gereden waar de man werkt. De man verklaarde dat hij de hennepgeur nu al bijna twee maanden ruikt. Wij hebben het pand betreden. In het pand roken wij een sterke hennepgeur, die uit het bedrijfspand [a-straat 1] kwam.
Wij zijn rond het bedrijfspand [a-straat 1] gelopen. Wij zagen dat alle rolluiken naar beneden waren. Op het dak was het geluid van een in werking zijnde ventilator te horen.
De man gaf aan dat er 's avonds af en toe personen bij het bedrijfspand [a-straat 1] komen."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 22 augustus 2005 werd door ons, verbalisanten, een onderzoek ingesteld in een bedrijfspand aan de [a-straat 1] te [plaats]. Wij klopten aan bij de voordeur welke werd geopend door [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1963. Wij deelden onze komst mede en mochten in het pand kijken.
Wij troffen in de bedrijfshal een persoon aan die hennepstekjes aan het inpakken was. Wij vroegen hem naar zijn personalia, die luidden: [betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 2]), geboren op [geboortedatum] 1974. Wij hebben beiden aangehouden.
Wij troffen in de bedrijfshal op de begane grond de volgende goederen aan:
* 1800 hennepstekjes;
* 1800 stekbakjes;
* een afzuiger;
* 6 contactdozen met tijdklokken;
* 18 nieuwe assimilatielampen met kap van 400 Watt;
* 2 flessen ph-vloeistof;
* 2 maal 10-liter groei- en bloeistoffen 1/4 vol;
* 4 maal 10 liter groei- en bloeistoffen vol;
* 2 maal 10 liter groei- en bloeistoffen leeg;
* een dompelpomp;
* 2 verwarmingsunits;
* een ventilator;
* een koolstoffilter;
* 5 transformatoren;
* 3 potten met poeder;
* 12 assimilatielampen 400 Watt."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"In het bedrijfspand aan de [a-straat 1] te [plaats] troffen wij op 22 augustus 2005 een in werking zijnde hennepkwekerij aan op de eerste etage van het bedrijfspand, bestaande uit:
* 9600 hennepstekjes;
* 9600 kweekbakken;
* een dompelpomp;
* 2 ventilatoren met motor;
* een elektrisch verwarmingselement;
* een vat met irrigatievloeistof;
* een thermostaat;
* een hygrometer;
* een airco;
* 2 plantenspuiten;
* een emmer van 10 liter inhoud vol met resten van hennepstekjes;
* een regelunit;
* 2 halvolle flessen van 1 liter met ph-vloeistof."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"In het bedrijfspand aan de [a-straat 1] te [plaats] troffen op 22 augustus 2005 wij een in werking zijnde hennepkwekerij aan op de begane grond van het bedrijfspand, bestaande uit:
* 268 planten met een hoogte van 150 cm;
* 268 kweekbakken;
* 36 lampen van 400 Watt;
* 36 voorschakelapparaten;
* 3 ventilatoren met motor;
* een thermostaat;
* een hygrometer;
* 5 tijdklokken;
* een zuurgraadmeter;
* een regelunit."
e. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Naar aanleiding van het aantreffen van een in werking zijnde hennepkwekerij in (aanvulling hof: het pand) [a-straat 1] in [plaats] werd een nader onderzoek ingesteld naar de aangetroffen planten, plantendelen en/of bloesemtoppen van deze plantendelen.
Dit organisch materiaal is onderworpen aan een ESA-test GmbH. Na toevoeging van de monstermaterialen aan de testampullen trad een kleuromslag van de aanwezige vloeistof plaats. Deze kleuromslag impliceert de aanwezigheid van hash, hasholie of tetra-hydro-canabinol, zijnde de werkzame stof THC die aanwezig is in hennepplanten.
Deze uitslag is een positieve indicatie dat er sprake is van hennep/hash/hasholie of THC."
f. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Ik ben gisteren aangehouden terwijl ik werkzaam was in een hennepkwekerij. Als u zegt dat de kwekerij gelegen was aan de [a-straat 1] te [plaats] dan kan dat wel kloppen. Ik werd naar dit werk gebracht door de man waarvoor ik werk. Ik ken hem als "de baas". Ik werk nu al 25 à 30 dagen voor "de baas".
Ik ben al een aantal keren in de hennepkwekerij - waar ik gisteren ben aangehouden - geweest om te werken. In totaal vijf à zes keer. Ik heb daar voornamelijk op de bovenverdieping gewerkt. Ik kreeg dan uitgesneden plantjes en die moest ik dan plaatsen in een soort spons.
Ik heb geen contact gehad met de andere mensen die daar werkten. Ik werkte - zoals ik al heb gezegd - op de bovenverdieping. Ik hoorde in de ruimten beneden mij Nederlandse stemmen."
g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Het pand [a-straat 1] te [plaats] is mijn eigendom. Het betreft een bedrijfspand met kantoorruimte.
Op 15 mei 2004 heb ik een huurovereenkomst gesloten met een huurder genaamd [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957. Na verloop van tijd ging het fout met de betaling van de huur. Het huurbedrag was EUR 14.000,- per jaar, exclusief BTW.
Op 7 juni 2005 ben ik bij het bedrijfspand geweest omdat de betaling niet naar behoren verliep. Er deed een man open die zich voorstelde als [betrokkene 1]. Hij deelde mij mede dat hij de huurder was. Ik deelde hem mede dat dat niet kon omdat ik een andere huurder had en dat er geen onderhuur was toegestaan. Ik vroeg hem van wie hij dan wel huurde. Hij zei dat hij van ene "[verdachte]" huurde. Ik zei tegen hem dat hij die [verdachte] moest aanspreken en dat hij de huur moest betalen. Later op de dag belde [betrokkene 1] naar mijn thuisadres en deelde mij mede dat "[verdachte]" zou betalen.
Kort hierna belde [verdachte] naar mijn vrouw. Hij zei tegen mijn vrouw dat hij zou betalen en dat degenen die in het bedrijfspand waren, medewerkers van hem waren.
Ik vroeg aan [betrokkene 1] wat hij in het pand deed toen ik hem daar sprak. Hij zei mij dat hij meubels en zo opsloeg."
h. een geschrift, zijnde een huurovereenkomst, voor zover inhoudende:
"Verhuurder: [betrokkene 3]
Huurder: [verdachte] namens [A] B.V.
Object: [a-straat 1] te [plaats]
Huuringangsdatum: 15 mei 2004
Einddatum: 14 mei 2007
Huurprijs op jaarbasis: EUR 14.000,- exclusief BTW."
i. een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Midden-Brabant, voor zover inhoudende:
"De onderneming [A] B.V. is opgericht per 11 september 2002 en ingeschreven in het handelsregister per 17 september 2002. Enig aandeelhouder en bestuurder is [B] Ltd. Gevolmachtigde is [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats]. De gevolmachtigde voert de titel van directeur."
j. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Mijn roepnaam is [verdachte].
Het is juist dat ik het pand aan de [a-straat 1] te [plaats] met ingang van 15 mei 2004 heb gehuurd van [betrokkene 3]. Ik heb dit pand vervolgens onderverhuurd aan een Nederlandse man en een Poolse man.
De Poolse man betreft: [betrokkene 4], geboren op [geboortedatum] 1960.
Ik beschikte niet over adresgegevens of telefoongegevens van [betrokkene 4] of de Nederlandse man.
U vraagt mij hoe ik wist of mijn onderhuurder(s) de huurpenningen aan [betrokkene 3] voldeden. Ik wist dat niet.
Ik heb geen toezicht gehouden op de activiteiten in het pand [a-straat 1] te [plaats] of op de betaling van de huurpenningen door [betrokkene 4] aan [betrokkene 3].
Het is juist dat ik niet altijd tijdig de huurpenningen aan [betrokkene 3] heb voldaan.
U houdt mij voor het huurcontract met [betrokkene 3] waaruit blijkt dat ik het pand niet in onderhuur mocht geven. Dat is juist. Ik wist dat ik het pand niet mocht onderverhuren. Ik heb [betrokkene 3] niet op de hoogte gesteld van het feit dat ik het pand had onderverhuurd, omdat ik dacht dat hij de onderverhuur niet prettig zou vinden."
2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Verdachte ontkent de hem tenlastegelegde - kort gezegd -medeplichtigheid tot het telen van hennep.
Het hof overweegt het volgende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de processtukken blijkt het volgende:
* verdachte heeft verschillende malen vanaf 2002 (bedrijfs)ruimtes gehuurd die hij - naar zijn zeggen - vervolgens heeft onderverhuurd aan anderen, in welke ruimtes vervolgens hennepkwekerijen zijn aangetroffen;
* verdachte heeft in 2002-2003 te [plaats E] zelf een hennepkwekerij gehad;
* verdachte heeft op 15 mei 2004 een bedrijfsruimte (loods) aan de [a-straat 1] te [plaats] gehuurd voor EUR 14.000,- exclusief BTW per jaar van een zekere [betrokkene 3]. Verdachte heeft deze ruimte gehuurd om - naar zijn zeggen - sterrenkijkers te produceren. Verdachte is verschillende malen in gebreke geweest bij het betalen van zijn huurpenningen aan [betrokkene 3];
* verdachte heeft vervolgens de van [betrokkene 3] gehuurde loods onderverhuurd aan - naar zijn zeggen - twee personen die de loods zouden gebruiken voor het opslaan van meubels. Verdachte kende - naar zijn zeggen - geen adresgegevens van deze personen en had evenmin hun telefoongegevens. Verdachte beschikte slechts over een kopie van een identiteitsbewijs waarop een foto met een man erop te zien was die leek op één van de huurders;
* verdachte heeft [betrokkene 3] niet om toestemming gevraagd om de loods te mogen onderverhuren, noch was hem dit contractueel toegestaan;
* ook in deze loods is een hennepkwekerij aangetroffen, d.d. 22 augustus 2005;
* verdachte heeft geen controle uitgeoefend op het gebruik van de loods door de onderhuurders.
Het hof overweegt dat verdachte - door de loods onder te verhuren aan personen die hij niet kende of kon traceren en gezien in het licht van zijn bovengenoemde ervaring met hennepkwekerijen - willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in genoemde loods een hennepkwekerij zou worden opgezet. Het hof acht derhalve (voorwaardelijk) opzet op medeplichtigheid aan het opzettelijk kweken van hennep, bewezen."
2.3. Aangezien de bewezenverklaring, voor zover behelzende dat de verdachte opzet heeft gehad op de medeplichtigheid aan de teelt van hennep, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 3 november 2009.
Conclusie 01‑09‑2009
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:1.
[verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch wegens ‘medeplichtigheid aan het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod’ veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en tot een geldboete van € 2.000,--, subsidiair veertig dagen hechtenis.
2.
Namens verdachte heeft mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat het Hof zonder nader motivering voorbij is gegaan aan de door de verdediging gevoerde verweren, en dat verdachte op onbegrijpelijke en ongemotiveerde wijze is veroordeeld.
4.
Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat:
‘onbekend gebleven personen in de periode van 27 juni 2005 tot en met 22 augustus 2005 te [plaats] met elkaar opzettelijk hebben geteeld in een pand aan de [a-straat 1] een hoeveelheid van in totaal 268 hennepplanten en 11.400 hennepstekken, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 27 juni 2005 tot en met 22 augustus 2005 te [plaats] opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door die onbekend gebleven personen voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen.’
5.
Het bestreden arrest houdt in, voor zover van belang:
‘Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Verdachte ontkent de hem tenlastegelegde — kort gezegd — medeplichtigheid tot het telen van hennep.
Het hof overweegt het volgende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de processtukken blijkt het volgende:
- *
verdachte heeft verschillende malen vanaf 2002 (bedrijfs)ruimtes gehuurd die hij — naar zijn zeggen — vervolgens heeft onderverhuurd aan anderen, in welke ruimtes vervolgens hennepkwekerijen zijn aangetroffen (dossiernummer PL2233/05-007598A: in 2002 in [plaats A], pagina's 29–30, in 2003 in [plaats B], pagina's 33–34, in 2004 te [plaats C], pagina 36, in 2004 te [plaats D], pagina's 34–35);
- *
verdachte heeft in 2002–2003 te [plaats E] zelf een hennepkwekerij gehad (verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep en verklaring van de verdachte d.d. 9 januari 2003, dossiernummer PL2233/05-007598A. pagina's 31–33);
- *
verdachte heeft op 15 mei 2004 een bedrijfsruimte (loods) aan de [a-straat 1] te [plaats] gehuurd voor EUR 14.000,- exclusief BTW per jaar van een zekere [betrokkene 3]. Verdachte heeft deze ruimte gehuurd om — naar zijn zeggen — sterrenkijkers te produceren. Verdachte is verschillende malen in gebreke geweest bij het betalen van zijn huurpenningen aan [betrokkene 3] (verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, tevens verklaring van de verdachte d.d. 1 september 2005, dossiernummer 05-007598, pagina's 40–41);
- *
verdachte heeft vervolgens de van [betrokkene 3] gehuurde loods onderverhuurd aan — naar zijn zeggen — twee personen die de loods zouden gebruiken voor het opslaan van meubels. Verdachte kende — naar zijn zeggen — geen adresgegevens van deze personen en had evenmin hun telefoongegevens. Verdachte beschikte slechts over een kopie van een identiteitsbewijs waarop een foto met een man erop te zien was die leek op één van de huurders (verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep);
- *
verdachte heeft [betrokkene 3] niet om toestemming gevraagd om de loods te mogen onderverhuren, noch was hem dit contractueel toegestaan (verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep);
- *
ook in deze loods is een hennepkwekerij aangetroffen, d.d. 22 augustus 2005 (dossiernummer 05-007598, pagina's 24–25);
- *
verdachte heeft geen controle uitgeoefend op het gebruik van de loods door de onderhuurders (verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep).
Het hof overweegt dat verdachte — door de loods onder te verhuren aan personen die hij niet kende of kon traceren en gezien in het licht van zijn bovengenoemde ervaring met hennepkwekerijen — willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in genoemde loods een hennepkwekerij zou worden opgezet. Het hof acht derhalve (voorwaardelijk) opzet op medeplichtigheid aan het opzettelijk kweken van hennep, bewezen.’
6.
Het Hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft tot het plegen van een misdrijf, te weten hennepteelt, door het ter beschikking stellen van een pand. Voor een dergelijke bewezenverklaring is vereist dat niet alleen bewezen wordt dat verdachtes opzet gericht was op het verschaffen van gelegenheid en middelen als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 20, Sr maar tevens dat verdachtes opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op het misdrijf.2.
7.
Het oordeel van het Hof komt er op neer dat de verdachte bewust het risico op de koop toe heeft genomen dat hij de door hem gehuurde loods beschikbaar stelde voor het telen van hennep omdat hij deze verhuurde aan onbekende of niet te traceren personen terwijl hij eerder had ervaren dat in door hem onderverhuurde loodsen in de jaren 2002 – 2004 vier maal een hennepkwekerij is aangetroffen.
8.
Naar mijn oordeel is deze motivering niet toereikend. In zijn algemeenheid kan uit de onderverhuur van een loods aan een onbekende of niet te traceren persoon niet worden afgeleid dat bewust het risico op de koop wordt toegenomen dat de loods beschikbaar wordt gesteld voor het telen van hennep. Waarom immers zou de onderverhuurder specifiek dat risico lopen? Onder omstandigheden kan dit anders zijn. Daartoe wijst het Hof erop dat eerder door de verdachte loodsen zijn onderverhuurd en daarin vier maal een hennepkwekerij is aangetroffen. Die omstandigheid acht ik echter niet toereikend. Van de omstandigheden waaronder door verdachte loodsen zijn onderverhuurd waarin eerder hennepkwekerijen zijn aangetroffen is verder niets bekend. Zo is van wezenlijk belang of het in die gevallen ook ging om onderverhuur aan onbekende of niet te traceren personen. Zou dat het geval zijn geweest, dan ligt juist daarin een aanwijzing voor het in het onderhavige geval bewust op de koop toenemen van onderverhuur ten behoeve van het telen van hennep. Zou dat anders zijn geweest dan niet. Bovendien is niet bekend of verdachte veelvuldig loodsen onderverhuurde en de aanwezigheid van een hennepkwekerij in een door hem onderverhuurde loods een uitzondering op de regel was of juist niet. Evenmin is bekend of de loodsen die de verdachte onderverhuurde en waarin in de jaren 2002 – 2004 een hennepkwekerij is aangetroffen reeds gedurende lange tijd waren onderverhuurd toen er een hennepkwekerij in werd aangetroffen of dat deze loodsen ten tijde van de ontdekking van de hennepkwekerijen recent door de verdachte waren gehuurd en onderverhuurd. In het laatste geval zou in casu eerder van bewust op de koop toenemen van de aanwezigheid van de hennepkwekerij kunnen worden gesproken dan in het eerste geval.
9.
Het Hof heeft niet meegewogen dat de verdachte onderverhuurde hoewel hij daartoe van de verhuurder, anders dan was overeengekomen, geen toestemming had gekregen en hij de onderverhuur dus voor deze verborgen hield. Kennelijk is van een dergelijke handelwijze in de eerdere gevallen van aantreffen van een hennepkwekerij in een door de verdachte onderverhuurde loods niets bekend, althans heeft het Hof in het verborgen houden van de onderverhuur voor de verhuurder geen specifieke aanwijzing gezien voor het bewust op de koop toenemen van het verschaffen van gelegenheid en middelen voor het telen van hennep door het pand onder te verhuren. Dat acht ik niet onbegrijpelijk. Het ligt immers niet voor de hand dat iemand die bewust het risico op de koop toeneemt dat hij met het onderverhuren van een loods gelegenheid en middelen verschaft voor het verboden telen van hennep, de aandacht van de verhuurder op zich vestigt door meermalen te verzuimen de huur te betalen. Het tegendeel lijkt mij eerder het geval.
10.
Het Hof heeft evenmin meegewogen dat de verdachte geen controle op het gebruik van de door hem onderverhuurde loods uitoefende. Ook dat acht ik niet onbegrijpelijk. Een verhuurder is niet verplicht controle uit te oefenen op het gebruik van het verhuurde met het oog op het voorkomen van het plegen van strafbare feiten in het verhuurde.
11.
Ook anderszins kan het bewezenverklaarde (voorwaardelijk) opzet niet uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid.
12.
Aan de klacht dat het Hof is voorbijgegaan aan in de toelichting op het middel genoemde verweren ga ik voorbij. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting blijkt niet dat die verweren voor het Hof zijn gevoerd.
13.
Het middel slaagt.
14.
Voor de goede orde vermeld ik nog dat het cassatieberoep is ingesteld op 1 juni 2007, zodat de redelijke termijn in cassatie is overschreden. In het geval de Hoge Raad het cassatieberoep zou verwerpen is er grond de straf ambtshalve te verminderen. Ambtshalve heb ik overigens geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
15.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑09‑2009
Vgl. HR 13 november 2001, LJN AD4372, NJ 2002, 245 en HR 2 oktober 2007, LJN BA7932, NJ 2007, 553.