Tussen waarheid en onzekerheid
Einde inhoudsopgave
Tussen waarheid en onzekerheid (BPP nr. XI) 2011/7.7.2:7.7.2 De deskundigheid van de deskundige
Tussen waarheid en onzekerheid (BPP nr. XI) 2011/7.7.2
7.7.2 De deskundigheid van de deskundige
Documentgegevens:
mr. R. H. de Bock, datum 31-05-2011
- Datum
31-05-2011
- Auteur
mr. R. H. de Bock
- JCDI
JCDI:ADS595210:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Beide zijn te vinden op de website www.rechtspraak.nl. Zie over deze ontwikkelingen G. de Groot en A.J. Akkermans (2007).
Hiervoor moet wellicht, naar Engels voorbeeld, een `Academy of Experts' worden opgezet. Zie I.N. Tzankova (2003).
Zoals bijvoorbeeld aan de orde in BR 31 mei 1991, NI 1991, 524.
A.J. Akkermans en J.L. Smeehuijzen, Disclosure Statement (versie augustus 2005), te vinden op www.rechten.vu.nl./iwmd>Projecten>Vraagstellingen>Disclosure-statement. Zie over het voorstel van Akkermans en Smeehuijzen ook Chr.H. van Dijk (2008).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Tussen partijen bestaat regelmatig discussie over de vraag of een deskundige inderdaad deskundig is inzake de kwesties die aan de orde zijn. De rechterlijke beoordeling van de deskundigheid van de deskundige ligt echter een stuk lastiger dan de beoordeling van de onpartijdigheid van de deskundige. Het probleem waarmee de rechter hier geconfronteerd wordt, is dat zij in veel gevallen over onvoldoende kennis beschikt om te beoordelen welke deskundige deskundig is. Dit is één van de wijzen waarop de in de inleiding van dit hoofdstuk aangeduide kennisparadox zich manifesteert.
De laatste jaren is er in de rechtspraktijk steeds meer aandacht gekomen voor het probleem waarvoor de rechter hier staat. Dit heeft geresulteerd in onder meer de ontwikkeling van een Leidraad deskundigen in civiele zaken en een Deskundigenindex.1 Idealiter zou een deskundigenindex moeten voorzien in een register van deskundigen, waarbij opname in dit register een garantie is voor de rechter dat de betreffende deskundige over bepaalde expertise beschikt. De huidige Deskundigenindex kent echter geen kwaliteitsbewaking, zodat die garantie er niet is. Een goed systeem voor de registratie van deskundigen laat nog op zich wachten.2
De eerder genoemde mogelijkheid van een disclosure statement door de deskundige biedt voorlopig meer houvast. De hierin verschafte informatie heeft niet alleen betrekking op de beoordeling van de onpartijdigheid van de deskundige, maar ook op zijn deskundigheid. Informatie over werkervaring, opleiding en publicaties van de deskundige kan partijen en de rechter houvast geven bij de beoordeling van de expertise van de betrokkene.
Het is te verwachten dat op deze manier verheldering kan plaatsvinden van discussies over de vraag of een deskundige beschikt over de in een concreet geval vereiste specifieke expertise. Zo nodig zou de rechter voorafgaand aan de benoeming van een deskundige, een zitting kunnen beleggen waarbij zowel partijen als de beoogde deskundige aanwezig zijn. Door expliciet aan de orde te stellen of de beoogde deskundige over de vereiste expertise beschikt en partijen hierover te laten discussiëren, is de rechter beter in staat een beslissing te nemen. Nog beter is het wanneer bereikt kan worden dat beide partijen zich kunnen vinden in de te benoemen deskundige. Zoals hiervoor ook al is opgemerkt, dient de rechter bij overeenstemming tussen partijen over de te benoemen deskundige, over te gaan tot benoeming van die deskundige.
Wanneer partijen niet tot overeenstemming kunnen komen, zou de rechter ook op dit punt gebruik moeten maken van — een variant op — het in paragraaf 7.7.1 voorgestelde toetsingskader:
(..) is de vrees van een partij dat een deskundige niet deskundig is, objectief gerechtvaardigd op grond van door de wederpartij of de deskundige niet weersproken dan wel na betwisting aannemelijk geworden feiten of omstandigheden.
De rechter wordt daarmee, anders dan nu het geval is, gedwongen gemotiveerd te beslissen op serieuze vraagtekens van een partij bij de benoeming van een bepaalde deskundige.3
In sommige gevallen moet een disclosure statement ook duidelijkheid geven over de positie die de deskundige inneemt in een bepaald wetenschappelijk debat. Dit is relevant wanneer de deskundige moet verklaren over controversiële onderwerpen, zoals in de letselschadepraktijk het post-whiplash-syndroom of de vermoeidheidsziekte (ME). Ook op andere terreinen kan sprake zijn van wetenschappelijke controverses, bijvoorbeeld de milieueffecten van gasboringen of de te verwachten snelheid van stijging van de zeespiegel. Wanneer een deskundige zeer uitgesproken tot een bepaald 'kamp' behoort, zal dit leiden tot bezwaren bij een van partijen tegen de benoeming van de betrokken deskundige. Om te kunnen inschatten of de bezwaren terecht zijn, moet de rechter inzicht hebben in de 'ranges of opinion' op het betreffende vakgebied en wat de positie is die de aan te zoeken deskundige daarin inneemt. Door Akkermans en Smeehuijzen zijn, toegespitst op het inwinnen van medische expertise in letselschadezaken, voorstellen gedaan voor de vragen die hiertoe aan de deskundige kunnen worden voorgelegd.4 Zo kunnen de volgende vragen worden gesteld;
”2a. Bestaan er over het onderwerp van de expertise medisch wetenschappelijk uiteenlopende opvattingen?
Indien uw antwoord op vraag 2a bevestigend luidt:
2b. Kunt u in hoofdlijnen uiteenzetten in welk opzicht de meningen uiteen lopen (voor zover mogelijk met verwijzing naar literatuur)?
2c. Welke is uw eigen opvatting?
2d. Kunt u aangeven of een deskundige met een andere opvatting in het onderhavige geval tot een ander oordeel was gekomen dan waartoe u komt?
2e. Als inderdaad een deskundige met een andere opvatting in het onderhavige geval tot een ander oordeel was gekomen: kunt u aangeven wat dat oordeel zou zijn geweest?"
De vragen 2d en 2e gaan er vanuit dat de deskundige deze vragen beantwoordt gelijktijdig met zijn deskundigenbericht. Wanneer er discussie is over de vraag welke deskundige benoemd moet worden, heeft het echter de voorkeur de vragen 2a t/m 2c vooraf aan de aan te zoeken deskundige voor te leggen, zodat de rechter de hierop van de deskundige verkregen antwoorden al betrekt bij de selectie van de deskundige.
Onder ogen moet echter worden gezien dat informatie over de positie die een te benoemen, of al benoemde, deskundige inneemt in een wetenschappelijk discussie, het probleem van de rechter in wezen niet oplost. In de toelichting bij de door Akkermans en Smeehuijzen voorgestelde vraagstelling wordt hierover gesteld dat de antwoorden op de gestelde vragen, de tank van de rechter kunnen verlichten `doordat informatie over de persoon van de deskundige ertoe bijdraagt dat de discussie in sterkere mate kan plaatsvinden op basis van ter zake doende argumenten.' Dit kan op zich zelf worden onderschreven, maar de rechter zal wel een richtsnoer nodig hebben om te bepalen welke gevolgtrekkingen dienen te worden verbonden aan bepaalde antwoorden.
Zo rijst de vraag of de rechter een deskundige moet benoemen die, indien sprake is van uiteenlopende wetenschappelijke onderwerpen over een bepaald standpunt, een positie inneemt die afwijkt van de heersende opvattingen; een deskundige dus die een minderheidsstandpunt inneemt. Een volgende vraag is wat de rechter moet doen wanneer er verschillende opvattingen zijn, terwijl voor elke opvatting in wetenschappelijk kring een zekere steun kan worden gevonden. Deze vragen hangen nauw samen met de beoordeling van wetenschappelijke deskundigen-berichten, waarop nog nader zal worden ingegaan in paragraaf 7.10.