Einde inhoudsopgave
Tussen waarheid en onzekerheid (BPP nr. XI) 2011/7.9
7.9 De beoordeling van een deskundigenbericht
mr. R. H. de Bock, datum 31-05-2011
- Datum
31-05-2011
- Auteur
mr. R. H. de Bock
- JCDI
JCDI:ADS594092:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Vergelijk G. de Groot (2008): de rechter moet toetsen of het deskundigenbericht volledig is.
Deze toetsingscriteria zijn nagenoeg hetzelfde als die van De Groot: de rechter moet toetsen of het deskundigenbericht volledig, begrijpelijk en logisch is. Zie G. de Groot (2008) p. 425-427.
Vergelijk IR 8 september 2006, NJ 2006, 493. Vergelijk over dit arrest ook R.J.B. Boonekamp (2007) p. 18.
Zo is een door een deskundige uit te brengen rapportage over identificatie van vingerafdrukken slechts een schakel in de beslissing van de rechter of deze verdachte dit feit heeft begaan. Bij die beslissing zullen altijd ook andere bewijsmiddelen een rol spelen. Vergelijk Jan Crijns, Patrick van de Meij & Jeroen ten Voorde (2010) p. 530: '(...) dat deslcundigenbewijs doorgaans slechts een aspect van het strafbare feit aan het licht kan brengen (..).'
In de vorige paragrafen kwam aan de orde dat de rechter bij de beoordeling van een deskundigenbericht in belangrijke mate afgaat op de persoon van de deskundige. Om die reden dient het selectieproces van de deskundige zeer zorgvuldig te verlopen. De rechter moet toetsen of de te benoemen deskundige voldoet aan de eisen van onpartijdigheid en deskundigheid. Vervolgens moet de rechter ervoor zorgen dat de vraagstelling zodanige kwaliteit heeft, dat de antwoorden van de deskundige daarop daadwerkelijk kunnen bijdragen aan de waarheidsvinding.
Een volgende stap moet worden gezet wanneer het deskundigenbericht gereed is. Partijen zullen de gelegenheid krijgen hierover hun mening kenbaar te maken. Vervolgens is het aan de rechter om aan de hand van het deskundigenbericht een bewijsbeslissing te nemen.
In hoofstuk 5 is aangegeven welke ijkpunten voor de bewijsbeslissing gelden, namelijk een toetsing van de beschikbare bewijsmiddelen op relevantie, kwaliteit, reikwijdte en alternatieve hypothese. Aan de hand van deze vier ijkpunten is in hoofdstuk 6 een voorstel gedaan voor vier toetsingscriteria die de rechter kan gebruiken om een inschatting te maken van de waarheidsgetrouwheid van getuigenverklaringen: relevantie, consistentie, kwaliteit en coherentie. Deze zelfde criteria kunnen ook gebruikt worden bij de beoordeling van een deskundigenbericht.
Aan het criterium van relevantie zal een deskundigenbericht in de regel voldoen. De rechter heeft immers al beslist dat het voor het nemen van een bewijsbeslissing, noodzakelijk is dat een deskundigenbericht wordt ingewonnen. De aan de deskundige voorgelegde vraagstelling is, als het goed is, toegespitst op precies die elementen die de rechter nodig heeft voor een bewijsbeslissing. Wanneer de deskundige deze vraagstelling beantwoordt, mag worden aangenomen dat het deskundigen-bericht relevant is voor de bewijsbeslissing. In het geval dat de deskundige géén antwoord geeft op de vraagstelling of, zoals soms voorkomt, bepaalde vragen onbeantwoord laat, is — gedeeltelijk — niet voldaan aan het vereiste van relevantie. De rechter dient daarom altijd na te gaan of het deskundigenbericht alle aspecten van de vraagstelling heeft behandeld.1
Voor het criterium van kwaliteit geldt het volgende. Een deskundigenbericht is in beginsel een kwalitatief hoogwaardig bewijsmiddel, omdat de daarin vervatte verklaring afkomstig is van een persoon die verondersteld wordt onpartijdig en deskundig te zijn. Dit is een essentieel verschil met de getuigenverklaring; vergelijk hierover paragraaf 6.6.3. De belangrijkste waarborg voor de kwaliteit van een deskundigenbericht is daarom een zorgvuldig selectieproces, zodat verzekerd is dat de deskundige in een concreet geval inderdaad onpartijdig en deskundig is, zoals in de vorige paragraaf is behandeld. Met andere woorden, de kwaliteit van het deskundigenbericht wordt in belangrijke mate ingevuld door het voldoen van de persoon van de deskundige aan de eisen van onpartijdigheid en deskundigheid. Bovendien moet de rechter een goede vraagstelling voorleggen aan de deskundige.
Dit laat onverlet dat de rechter zich ook een inhoudelijk oordeel zal moeten vormen over het deskundigenbericht. Dit oordeel zal met name worden ingevuld door de criteria consistentie en coherentie. Het deskundigenbericht moet intern consistent zijn, dat wil zeggen dat het geen innerlijk tegenstrijdigheden mag bevatten. Ook moet voldaan zijn aan het vereiste van externe consistentie: het deskundigenbericht — elementen daaruit — moet niet strijdig zijn met andere bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden (vergelijk paragraaf 6.6.2). Wanneer sprake is van tegenstrijdigheden, moet de rechter de deskundige om opheldering vragen.
Het vereiste van coherentie omvat consistentie, maar houdt ook in dat het deskundigenbericht begrijpelijk moet zijn (vergelijk paragraaf 6.6.4). Er mag geen sprake zijn van leemtes, onduidelijkheden, niet-logische gevolgtrekkingen of dubbelzinnigheden in de rapportage van de deskundige. Ook hier geldt dat de rechter zich opnieuw tot de deskundige moet richten, wanneer het rapport in dit opzicht vragen oproept. Een nuttig middel hierbij is de mogelijkheid die de rechter heeft om het deskundigenbericht op een mondelinge zitting te behandelen en daarbij de deskundige om een nadere toelichting te vragen (art. 194 lid 5 Rv).
Wanneer de rechter het deskundigenbericht aldus heeft getoetst aan de criteria relevantie, kwaliteit, consistentie en coherentie, is de rechter in beginsel in staat om de bewijsbeslissing te nemen.2 Hierbij is het nuttig de in paragraaf 5.7 voorgestelde bewijswaarderingsmaatstaf in herinnering te roepen:
“Een feit is voor de civiele rechter bewezen wanneer uit de beschikbare bewijsmiddelen redelijkerwijs kan worden afgeleid dat het feit zich heeft voorgedaan, en uit die bewijsmiddelen niet even goed kan worden afgeleid dat hetgeen de wederpartij met betrekking tot dat feit stelt, zich heeft voorgedaan, terwijl zich evenmin de situatie voordoet dat bewijsmateriaal dat redelijkerwijs verwacht mocht worden, ontbreekt.”
Toetsing van een deskundigenbericht aan deze bewijswaarderingsmaatstaf leidt ertoe dat de rechter op basis van het deskundigenbericht in beginsel een bewijsbeslissing zal nemen, die in overeenstemming is met de inhoud van het deskundigenbericht. Wat de rechter in ieder geval niet kan, is een van het deskundigen-bericht afwijkende beslissing nemen, omdat de conclusies van de deskundige de rechter niet bevallen.3 Zo zal de rechter het in een deskundigenbericht neergelegde standpunt dat de vervangingswaarde van een zeilboot op €160.000,— moet worden gesteld, in beginsel overnemen en een daarmee overeenstemmende bewijsbeslissing nemen. In dat geval geldt immers dat uit het deskundigenbericht kan worden afgeleid dat de vervangingswaarde op €160.000,— moet worden gesteld; dat uit de beschikbare bewijsmiddelen niet evengoed kan worden afgeleid dat de vervangingswaarde van de zeilboot (aangenomen dat de wederpartij dat standpunt inneemt) €100.000,— is, terwijl zich niet de situatie voordoet dat bewijsmateriaal dat redelijkerwijs verwacht mocht worden, ontbreekt. Voor wat betreft het ontbreken van bewijsmateriaal dat redelijkerwijs verwacht mocht worden: dit zal zich normaal gesproken niet meer voordoen wanneer een deskundigenbericht is uitgebracht, dat voldoet aan de eisen van relevantie (volledigheid), consistentie en coherentie. Het inwinnen van een deskundigenbericht is gericht op het verkrijgen van die informatie die de rechter nodig heeft om bepaalde feiten te kunen vaststellen; de bewijsmiddelen die al beschikbaar waren, waren kennelijk onvoldoende. Dit betekent dat áls de gevraagde informatie eenmaal is verkregen, de rechter daarmee in beginsel ook voldoende bewijsmiddelen heeft om de bewijsbeslissing te nemen. De in het deskundigenbericht vervatte informatie is precies die informatie aan de hand waarvan de rechter een bewijsbeslissing kan nemen. Het onvolledig zijn van de bewijsmiddelen is een gepasseerd station. Dit maakt ook duidelijk — daarop is ook in de inleiding al gewezen — waarom het deskundigenbericht zo'n cruciale rol speelt bij de bewijsbeslissing: de reikwijdte van het deskundigenbericht is zodanig, dat andere bewijsmiddelen in beginsel geen rol meer spelen. Hiermee is de rol van het deskundigenbericht in de civiele procedure duidelijk anders dan die in de strafprocedure, waarin het slechts één van de schakels in de bewijsbeslissing is.4
Toepassing van de voorgestelde bewijswaarderingsmaatstaf leidt er derhalve toe dat de rechter in beginsel een bewijsbeslissing kan nemen, die in overeenstemming is met de bevindigen van de deskundige. Soms komt de rechter er echter niet met de hier geschetste werkwijze. De rechter moet dan dieper treden in een inhoudelijke beoordeling van het deskundigenbericht.