Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/187
187 Regeling; de verliezer betaalt
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS459499:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Voetnoten
Voetnoten
Dit was anders onder het oude bewijsrecht (vóór 1988). Het oude art. 429k Rv (1988) over de kostenveroordeling was niet van toepassing verklaard op de titel betreffende het voorlopig getuigenverhoor en de mogelijkheid van een kostenveroordeling vloeide ook anderszins niet voort uit de wet. HR 11 maart 1988, ECLI:NL:HR:1988:AC1916, NJ 1988, 747 (SOBI/Hollandia- Kloos), met name de conclusie van A-G Biegman-Hartogh (en de daar genoemde jurisprudentie) en de noot van W.H. Heemskerk onder het arrest.
HR 24 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2474, NJ 1998, 68; Asser Procesrecht/Van Schaick 2 2011/ 139.
A-G Huydecoper in zijn conclusie voor HR 24 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR4980.
Kamerstukken II 1966-67, 7753, nr. 5, p. 4 (MvA); Schaafsma-Beversluis (Burgerlijke Rechtsvordering), art. 289, aant. 2.
A-G Huydecoper in zijn conclusie voor HR 24 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR4980.
Zie voor een bizar verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor Ktg. Utrecht 21 februari 1997, ECLI: NL:KTGUTR:1997:AI9506, Prg. 1997, 4748, waarin een verzoeker een voorlopig getuigenverhoor wenste, omdat hij vermoedde dat hij tijdens een operatie een chip geïmplanteerd had gekregen als gevolg waarvan informatie over zijn privéleven was verkregen en naar buiten was gebracht. De beslissing over de proceskosten was opvallend: de verzoeker tot het voorlopig getuigenverhoor maakte volgens de kantonrechter misbruik van zijn bevoegdheid, maar de kantonrechter zag desondanks geen reden voor een kostenveroordeling.
Hof Amsterdam 23 april 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ8566.
HR 24 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2474, NJ 1998, 68.
HR 6 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV9444, NJ 2006, 656, m.nt. S.F.M. Wortmann. Zie ook A-G Van Soest in zijn conclusie voor HR 24 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2474, NJ 1998, 68.
Bij een routinematig gedaan verzoek om de wederpartij in de proceskosten te veroordelen hoeft de rechter zijn oordeel niet te motiveren. Zie ook A-G Van Soest in zijn conclusie voor HR 24 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2474, NJ 1998, 68; A-G Verkade in zijn conclusie voor HR 20 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7995, NJ 2009, 234, m.nt. S.F.M. Wortmann.
Aangezien titel 1.3 Rv van toepassing is op de bepalingen omtrent het voorlopig getuigenverhoor, mag krachtens art. 289 Rv een kostenveroordeling worden opgenomen in de beschikking.1 De rechter is niet verplicht een kostenveroordeling uit te spreken;2 voor een kostenveroordeling is geen plaats waar dat onredelijk en onbillijk zou zijn.3
De procedure over het al dan niet houden van een voorlopig getuigenverhoor heeft een contentieus karakter en doorgaans kan een wederpartij worden aangewezen. In een dergelijke procedure ligt een kostenveroordeling voor de hand.4 Eveneens is aansluiting bij de hoofdregel in dagvaardingsprocedures – de verliezer betaalt (art. 237 Rv) – dan logisch.5 Dit houdt in dat de verzoeker in de kosten wordt veroordeeld bij een afwijzende beschikking en de verweerder in de kosten wordt veroordeeld bij een toewijzende beschikking, tenzij de verweerder zich niet tegen het verzoek heeft verzet dan wel heeft laten weten geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van het verzoek.6 In een door het hof Amsterdam besliste zaak kwam het niet tot een beslissing.7 De verzoeker trok het verzoekschrift vlak voor de mondelinge behandeling in, omdat het verzoek zou zijn ingehaald door de hoofdzaak. Aangezien in de hoofdzaak een memorie van antwoord was genomen op 20 november 2012 en het verzoek pas werd ingetrokken op 5 maart 2013, ging dat argument niet op. Het hof veroordeelde de verzoeker daarom als verliezende partij in de proceskosten.
Een oordeel over proceskosten behoeft geen inhoudelijke motivering,8 maar de omstandigheden van het geval en de stellingen van partijen kunnen dit anders doen zijn.9 Als partijen inhoudelijk hebben gedebatteerd over de proceskosten, zal de rechter hierover een gemotiveerd oordeel moeten geven.10