Hof Amsterdam, 23-04-2013, nr. 200.112.451-01
ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ8566
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
23-04-2013
- Zaaknummer
200.112.451-01
- LJN
BZ8566
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ8566, Uitspraak, Hof Amsterdam, 23‑04‑2013; (Hoger beroep)
Uitspraak 23‑04‑2013
Inhoudsindicatie
Intrekking verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor. Niet-ontvankelijkheid verzoeker. Proceskostenveroordeling ten laste van verzoeker (o.g.v. artikel 289 Rv). Toepassing liquidatietarief.
Partij(en)
beschikking
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.112.451/01
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 april 2013
inzake
[ VERZOEKSTER ],
wonend te [ woonplaats ],
VERZOEKSTER,
advocaat: mr. R.E.N. Ploum te Rotterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PNO CONSULTANTS B.V.,
gevestigd te Hengelo,
VERWEERSTER,
advocaat: mr. Y.A.E. Vlassenroot te Haarlem.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [ verzoekster ] en PNO genoemd.
[ verzoekster ] heeft bij verzoekschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 31 augustus 2012, het hof verzocht te bevelen dat - in het kader van een bij dit hof tussen partijen onder zaaknummer 20.109.886/01 aanhangige appelprocedure - een voorlopig getuigenverhoor zal worden gelast.
Op 17 september 2012 heeft [ verzoekster ] een aanvullende productie overgelegd.
Op 1 maart 2013 is ter griffie van het hof een verweerschrift met producties van PNO ingekomen, met conclusie dat het hof het verzoek van [ verzoekster ] zal afwijzen, met veroordeling van [ verzoekster ] in de kosten van het geding.
Bij faxbericht van 5 maart 2013 heeft [ verzoekster ] haar verzoek ingetrokken en meegedeeld dat gelet daarop de mondelinge behandeling van het verzoek – die was bepaald op 7 maart 2013 – geen doorgang behoeft te vinden.
Bij faxbericht van 6 maart 2013 heeft PNO het hof verzocht om bij eindbeschikking, uitvoerbaar bij voorraad, [ verzoekster ] op grond van artikel 289 Rv te veroordelen in de volledige proceskosten, die zij op € 6.750,- exclusief btw heeft begroot.
[ verzoekster ] heeft hiertegen bij faxbericht van 6 maart 2013 verweer gevoerd en aangevoerd dat, voor zover een proceskostenveroordeling al aan de orde zou zijn, hetgeen zij heeft betwist, dit dient te geschieden aan de hand van het liquidatietarief.
PNO heeft hierop bij faxbericht van 7 maart 2013 gereageerd. Daarbij heeft PNO aangeboden een urenspecificatie over te leggen en gepersisteerd in haar verzoek tot veroordeling van [ verzoekster ] in de volledige proceskosten.
Vervolgens is uitspraak bepaald op heden.
2. Beoordeling
2.1.
De intrekking van het verzoekschrift heeft tot gevolg dat, nu de aangevoerde gronden van het verzoek niet meer kunnen worden onderzocht, [ verzoekster ] in haar verzoek niet kan worden ontvangen.
2.2.
Thans dient nog te worden beslist op het verzoek van PNO om [ verzoekster ] te veroordelen tot betaling van de proceskosten. Zij heeft - kort gezegd - aangevoerd dat [ verzoekster ] al eerder wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat het voortzetten van de onderhavige procedure zinloos zou zijn en dat het niet tijdig intrekken van het verzoek in strijd moet worden geacht met de goede procesorde. Volgens PNO heeft [ verzoekster ] haar onnodig op kosten gejaagd en dient [ verzoekster ] om die reden in de volledige proceskosten van PNO te worden veroordeeld.
2.3.
Het hof is van oordeel dat aanleiding bestaat [ verzoekster ] als verliezende partij in de proceskosten te verwijzen. Het door haar gevoerde betoog dat het verzoek tot het houden van het voorlopig getuigenverhoor is ingehaald door de hoofdprocedure, kan haar niet baten. In de hoofdprocedure is door haar immers reeds op 25 september 2012 een memorie van grieven ingediend en is de memorie van antwoord genomen op 20 november 2012. Indien reden bestond het verzoek door de hoofdprocedure als ingehaald te beschouwen, was daarvan derhalve al veel eerder sprake. Dat [ verzoekster ] met het intrekken van haar verzoek heeft gewacht tot eerst enkele dagen voor de mondelinge behandeling en pas nadat PNO een verweerschrift had ingediend, moet voor haar rekening komen.
2.4.
Het hof ziet in de door PNO aangevoerde omstandigheden geen aanleiding om bij het begroten van die kosten af te wijken van het liquidatietarief. Dat sprake is van strijd met de goede procesorde is niet voldoende gebleken. Het hof zal bij de bepaling van het tarief uitgaan van één salarispunt voor het indienen van het verweerschrift. Het hof ziet geen aanleiding dat aantal te verhogen in verband met de eventuele voorbereiding door PNO van de zitting.
2.5.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
3. Beslissing
Het hof:
verklaart [ verzoekster ] niet-ontvankelijk in haar verzoek;
verwijst [ verzoekster ] in de proceskosten en begroot die kosten, voor zover tot op heden aan de kant van PNO gevallen, op € 894,- aan salaris advocaat.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.A. Goslings, D.J. van der Kwaak en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 april 2013.