Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/4.5.2.3
4.5.2.3 Ontwikkelingen in de beoordeling van het karakter van het procesrecht
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS384700:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Schiedermair 1935, p. 59 e.v.; zie ook het geschiedkundig overzicht van Hülsmann 1938, p. 129 e.v.
Zie hierover Asser, Groen & Vranken 2003, m.n. p. 66, 74-76; Asser, Groen & Vranken 2006, p. 52-54.
Zie Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p. 152.
HR 10 april 2009, NJ 2010, 471, m.nt. C.J.M. Klaassen, r.o. 3.3, 3.6.3.
Asser, Groen & Vranken 2003, p. 45, 63.
Asser, Groen & Vranken 2003, p. 34-35, 45.
Asser, Groen & Vranken 2003, p. 37 e.v., p. 45.
Asser, Groen & Vranken 2003, p. 80-81.
Asser, Groen & Vranken 2003, m.n. p. 77-79; Asser, Groen & Vranken 2006, p. 48-51.
Zie voor een aantal kritische commentaren Ingelse (red.) 2004; Verwijzingen naar meer literatuur zijn te vinden bij Asser, Groen & Vranken 2006, p. 50, voetnoot 72; Snijders, Klaassen & Meijer 2011, p. 51, nr. 42, voetnoot 187.
Van Schaick 2009; zie ook Asser Procesrecht/Van Schaick 2011 (2), p. 14-16, nr. 9, p. 121 e.v.,nr.93; hier tegenin Grosheide 2010, p. 491-492.
Schlosser 1968, p. 9-11.
Het burgerlijk proces dient dus aan de ene kant de belangen van partijen, maar aan de andere kant heeft het ook een publiek karakter. Daarmee is nog niet de precieze verhouding tussen beide kenmerken vastgesteld. Deze precieze verhouding is ook niet een vaststaand gegeven, maar aan verandering onderhevig.1
De laatste jaren lijkt de nadruk meer te zijn komen liggen op het publieke karakter van het proces. Dit komt bijvoorbeeld naar voren in de herziening van het procesrecht in 2002.2 Zo is met de invoering van artikel 21 Rv het belang erkend dat een procedure op basis van de werkelijkheid wordt gevoerd.3 Ook door de Hoge Raad wordt tegenwoordig benadrukt dat het een algemeen maatschappelijk belang is dat de waarheid in rechte aan het licht komt.4
Door de Commissie fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht is erop gewezen dat het civiele proces niet een zaak is die louter en alleen de procederende partijen aangaat. Partijen maken immers gebruik van diensten die de gemeenschap ter beschikking stelt.5 Bovendien geven rechterlijke uitspraken de bevoegdheid tot dwanguitoefening door de overheid, hetgeen volgens de Commissie kan rechtvaardigen dat de overheid eisen stelt aan het gedrag van partijen.6 Ten slotte is volgens de Commissie het doel van het procesrecht niet uitsluitend gelegen in recht- en titelver-schaffing, maar hebben rechterlijke uitspraken ook rechtsvormende waarde.7 Door de Commissie wordt dan ook aangenomen dat de rechter een eigen verantwoordelijkheid heeft voor de uitkomst van het geding.8 De Commissie heeft betoogd dat de partij-autonomie niet langer als richtinggevend beginsel van burgerlijk procesrecht kan dienen, maar dat in plaats daarvan als grondslag voor de verdeling van de bevoegdheden en verplichtingen van partijen en de rechter de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de gang van zaken in de procedure moet worden genomen.9
Toch kan niet worden gesproken van een eenduidige ontwikkeling. Zo is veel kritiek gekomen op het standpunt van de Commissie fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht dat de partijautonomie niet langer als leidend beginsel moet worden gezien.10 Van Schaick heeft in zijn oratie het belang van de partijautonomie benadrukt en het belang dat de procedure op basis van de werkelijkheid wordt gevoerd gerelativeerd. Naar zijn mening moet de rechter zich niet te veel bemoeien met het verloop en de inhoud van de procedure, omdat dit tot meer onzekerheid voor partijen zou leiden en bovendien slordig procederen in de hand zou werken.11
Er bestaat op dit gebied dus veel verschil van mening. Het precieze karakter van het procesrecht valt dan ook moeilijk objectief vast te stellen. Dit zal hier dan ook niet worden geprobeerd. In de volgende paragraaf zal worden ingegaan op de belangen die aan de geldigheid van een procesovereenkomst in de weg kunnen staan. Daarbij heeft te gelden dat het gewicht dat men aan ieder van deze belangen toekent, zal verschillen afhankelijk van de opvatting die men heeft over het karakter van het burgerlijk procesrecht. Dit zal vervolgens doorwerken in de conclusies die men trekt in individuele gevallen. Het is voldoende indien men zich hiervan bewust is.
In de volgende paragraaf zal, zoals gezegd, worden ingegaan op de belangen die aan het sluiten van een procesovereenkomst in de weg kunnen staan. Deze belangen kunnen een rol spelen bij de uitleg van een procesregel. Als vanuit geen van deze gezichtspunten bezwaar tegen afwijking van de procesregel bestaat, kan worden aangenomen dat het sluiten van een procesovereenkomst mogelijk is. Wat dat betreft wordt dus uitgegaan van het standpunt dat partijen in principe vrij zijn af te wijken van het procesrecht, tenzij een belang kan worden aangewezen dat hieraan in de weg staat. Schlosser heeft terecht opgemerkt dat het in een rechtsstaat de inperkingen op de vrijheid zijn, die gelegitimeerd dienen te worden. Daar doet niet aan af dat deze inperkingen op sommige rechtsgebieden zeer aanzienlijk zijn, zodat zij daar eerder regel dan uitzondering zijn. Uitgangspunt dient te blijven dat voor deze inperkingen een goede reden dient te bestaan.12