Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/5.5.3.3
5.5.3.3 Belangenverstrengeling
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS447462:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Rb. Arnhem 6 december 2001, 2000/1988, ongepubliceerd.
In gelijke zin: S.K. Martens. Zie noot 59 in dit hoofdstuk.
Hof Arnhem 27 april 2004, NJ F 2004, 500, JBPr 2004, 56, m.nt. J.W. Westenberg.
De Bedrijfshuuradviescommissies zijn naar aanleiding van wetgeving met betrekking tot huur van bedrijfsruimten in het begin van de jaren tachtig van de twintigste eeuw op basis van vrijwilligheid door de Kamers van Koophandel ingesteld om de (kanton)rechter te adviseren in kwesties van huurprijsvaststelling. De Kamers van Koophandel benoemen de commissieleden, die afkomstig kunnen zijn uit kringen van deskundigen op het terrein van onroerend goed, zoals een makelaar, kringen van financieel-economisch deskundigen, zoals een accountant, en kringen van huurders en verhuurders.
Hof Den Bosch 14 juni 2005, LJN AT9938.
CRvB 5 oktober 2001, LJN AD5242.
Zie par. 5.4.2.6.
Zie par. 5.4.3.
Hof Amsterdam 23 februari 2006, LJN AX0124.
ABRvS 28 juni 1999, JB 1999/219, m.nt. MAH. In gelijke zin Scheltema 1939, p. 456 en 460. Anders: Asser/Anema/Verdam 1953, p. 500.
Scheltema 1939, p. 460.
BR 19 januari 2001, NJ 2001, 176, waarover: Van Dijk 2001. Zie ook Hof Leeuwarden 25 juni 1941, NJ 1941, 789: de partij die in een overeenkomst met de wederpartij een deskundige had aangewezen, kon zich er daarna bij de rechter niet met succes op beroepen dat de deskundige ongeschikt was voor zijn taak.
In een medische aansprakelijkheidszaak bij de rechtbank Arnhem bevonden zich onder de processtukken voorlopige deskundigenberichten van een neuroloog en een orthopedisch chirurg. Ter betwisting hiervan en ter onderbouwing van hun verweer legden gedaagden, onder wie de arts X, een rapport over van een door gedaagden geraadpleegde deskundige Y. De onpartijdigheid van deze partijdeskundige Y was in het geding. In de procedure stond vast dat X ongeveer tien jaar voordat het rapport werd uitgebracht, copromotor was geweest van Y. In het dankwoord in het proefschrift stond:
`Zeer geleerde [copromotor], beste [copromotor], jij staat eigenlijk aan de basis van dit proefschrift. Het was voor mij een eer, dat ik de gegevens van de door jou behandelde patiënten voor dit proefschrift mocht gebruiken. Ik ben zeer trots op je en ik ben je zeer dankbaar voor de fantastische manier, waarop je mij hebt opgeleid en mij geholpen hebt bij de totstandkoming van dit proefschrift.'
Eiser had het rapport van Y gemotiveerd betwist met een rapport van een door eiser geraadpleegde deskundige. De rechtbank overwoog ten aanzien van het rapport van Y:
`27. (...) De rechtbank hecht in dit verband verder geen betekenis aan het rapport van de partijdeskundige dr. [..]. Weliswaar heeft dit rapport vrije bewijskracht maar met de wijze van totstandkoming van een dergelijk rapport kunnen beletselen samenhangen om daaraan enige bewijswaarde toe te kennen. Dat doet zich naar het oordeel van de rechtbank in het bijzonder voor indien een procespartij een eigen deskundige aanzoekt die zo dicht bij die partij staat of heeft gestaan dat reeds op grond daarvan tenminste twijfels kunnen rijzen over de onbevangenheid van de partij-deskundige. Het feit dat [copromotor] dr. [..] heeft opgeleid en zijn copromotor is geweest maakt die twijfels hier gerechtvaardigd.'1
Kennelijk achtte de rechtbank het feit dat één van de drie gedaagden de copromotor was geweest van de deskundige zodanig onverenigbaar met de onpartijdigheid van een door een partij ingeschakelde deskundige, dat aan het rapport geen betekenis toekwam voor het bewijs.
Tutoyeren
In een andere zaak werd bij het hof Arnhem in hoger beroep geklaagd dat in eerste aanleg een deskundige was benoemd die niet aan de eis van onpartijdigheid had voldaan. Appellant stelde dat bij een bezichtiging bleek dat de deskundige en geïntimeerde elkaar goed kenden: zij bejegenden elkaar amicaal en noemden elkaar bij de voornaam. Volgens geïntimeerde was niet in te zien dat een deskundige niet onpartijdig kan zijn als hij de ene partij eerder kent dan de andere, waaruit het hof afleidde dat de deskundige en geïntimeerde elkaar tutoyeerden omdat zij elkaar kenden. Omdat het op de weg had gelegen van geïntimeerde om uiteen te zetten waarvan, hoe lang en hoe goed zij elkaar kenden, was de betwisting van geïntimeerde onvoldoende gemotiveerd en nam het hof aan dat de deskundige de opdracht niet naar de eis van art. 198 lid 1 Rv onpartijdig had volbracht. Volgens het hof werd de waarde van het rapport hierdoor beperkt tot het rapport van een partijdeskundige.2 De kosten van het deskundigenadvies werden voor rekening van geïntimeerde gebracht alsof hij opdrachtgever was. Het hof tekende hierbij aan dat dit een beslissing was in de verhouding tussen partijen en niet ten opzichte van de in het appel niet betrokken deskundige. Het hof meende dat het in de verhouding tot de deskundige geen beslissing kon nemen omdat partijen de deskundige niet in het debat over zijn onpartijdigheid hadden betrokken.3 Wellicht zag het hof geen aanleiding de deskundige ambtshalve in de gelegenheid te stellen op de grieven te reageren omdat het niet om de vervanging van een deskundige ging, maar om de waardering van de bewijskracht van een in eerste aanleg uitgebracht deskundigenadvies.
Bedrijfshuuradviescommissie
In een huurprijsgeschil werd de Bedrijfshuuradviescommissie (BHAC)4 door de kantonrechter ingeschakeld. De verhuurders verzochten de BHAC bepaalde panden in het onderzoek te betrekken. De BHAC liet die panden buiten beschouwing met de overweging dat uit huurcontracten bleek dat de panden eigendom waren van de verhuurders en de BHAC bij het opstellen van haar vergelijking de voorkeur gaf aan panden van derden. Hiertegen kwamen de verhuurders in hoger beroep vergeefs op. Het hof Den Bosch was met de BHAC en de kantonrechter van oordeel dat het de beoordeling van de onpartijdigheid van de deskundigen ten goede komt als zij zoveel mogelijk die vergelijkingspanden buiten beschouwing laten, ten aanzien waarvan één van de procespartijen mogelijk enige invloed heeft uitgeoefend.5
Deskundige in dienst van overheidsorgaan
In een bestuursrechtelijke zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het enkele feit dat een overheidsorgaan het in beroep bestreden besluit mede heeft gebaseerd op het advies van een verzekeringsarts die bij het overheidsorgaan in dienst is, niet meebrengt dat niet langer kan worden gesproken van een eerlijke behandeling van de zaak.6 Dit oordeel stemt overeen met civielrechtelijke uitspraken van de Zwitserse7 en de Engelse8 rechter. Het hof Amsterdam was daarentegen niet overtuigd dat een door een overheidsorgaan aangedragen deskundige in staat is onpartijdig te adviseren in een zaak waarin het overheidsorgaan partij is. Op last van de overheid was tijdens de vogelpestcrisis in 2003 pluimvee geruimd en waren eieren vernietigd, nadat de waarde was vastgesteld door een taxateur. De eigenaar kon zich niet verenigen met de waardevaststelling. In een procedure bij de kantonrechter werden naast de taxateur twee deskundigen benoemd die op een door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gehanteerde lijst stonden. Het hof oordeelde in hoger beroep dat de eigenaar terecht bezwaar had tegen de benoeming van deze twee deskundigen, alleen al omdat zij richtlijnen hanteerden die eenzijdig door, althans in opdracht van het Ministerie waren opgesteld.9
Partij als deskundige
Terwijl in de Verenigde Staten van Amerika een partij in sommige gerechten zichzelf als deskundige kan doen horen, heeft de ABRvS in een bestuursrechtelijke zaak geoordeeld dat een partij in een procedure geen eigen kennis of ervaring kan inbrengen bij wijze van deskundigenadvies.10 Dit oordeel strookt met de opvatting van Scheltema, die eveneens aannam dat een partij niet als deskundige in de eigen zaak kan optreden.11 De Hoge Raad kwam tot een ander oordeel ten aanzien van de taxatie in de zin van art. 275 K, die niet wordt verricht in opdracht van de rechter, maar door een deskundige over wie partijen het eens zijn. Deze taxatie kan volgens de Hoge Raad ook worden gedaan door een deskundige die tevens zelf de verzekeringnemer en/of de (mede)verzekerde bij de verzekeringsovereenkomst is. Omdat een taxatie in de zin van art. 275 K alleen kan geschieden met instemming van beide partijen, kan de verzekeraar volgens de Hoge Raad vooraf beoordelen of hij zodanig vertrouwen heeft in de persoon en de bekwaamheid van de aan te wijzen deskundige dat hij bereid is de aan diens taxatie verbonden gevolgen te aanvaarden, ook in gevallen waarin de deskundige niet geheel vrij staat met betrekking tot de verzekerde of enig eigen belang heeft bij het verzekerde voorwerp. Niet uitgesloten is dat ook in een dergelijk geval een deskundige volgens de verzekeraar in staat is een onafhankelijk en objectief oordeel te geven over de waarde van de voorwerpen waarop de verzekering betrekking heeft. De verzekeraar die hiermee akkoord gaat, kan zich vervolgens echter niet meer beroepen op een gebrek aan onafhankelijkheid of onpartijdigheid van de taxateur.12 Kennelijk kan in de visie van de Hoge Raad afstand worden gedaan van het recht op een onpartijdige deskundige als beide partijen het eens zijn over de persoon van de deskundige.