Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.2.4.2:8.2.4.2 Standpunt van officier over schorsingsvoorwaarden
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.2.4.2
8.2.4.2 Standpunt van officier over schorsingsvoorwaarden
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Interview officier van justitie G.
Zie paragrafen 8.2.1.2 en 8.2.2.1.
Interview officier van justitie G.
Interview officier van justitie A; Interview officier van justitie G.
O.a. Interview officier van justitie E; Interview officier van justitie F; Interview officier van justitie I.
Resp.: Interview officier van justitie H; Interview officier van justitie C; Interview officier van justitie I; Interview officier van justitie E.
Interview officier van justitie B.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De officier van justitie laat zich in zijn standpunt over de schorsing soms ook uit over de voorwaarden die daaraan zouden moeten worden verbonden. Uit de observaties en interviews blijkt dat de officier zich hierbij doorgaans laat leiden door het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en/of jeugdreclassering. Als de officier tijdens de geobserveerde raadkamerzittingen zelf bijzondere voorwaarden aandroeg, ging het veelal om een aanscherping van de vrijheidsbeperkende voorwaarden, zoals het toevoegen van een locatieverbod, contactverbod of avondklok.
“De praktijk is dat, als die voorwaarden door de Raad worden aangeleverd, je daar als OM niet zo snel van afwijkt. Alleen als je het echt zwaarder wil ofzo, of dat de Raad niet door heeft dat er medeverdachten in zitten met wie je ook geen contact wilt hebben, dan is dat reden om daar iets extra’s van te vinden. Maar over het algemeen zeg je: ‘De voorwaarden zoals de Raad [adviseert]’, dus dan maak je daar eigenlijk niet eens woorden aan vuil.”1
Uit de interviews komt naar voren dat officieren zich in het stadium van de voorgeleiding (nog) niet altijd uitlaten over specifieke schorsingsvoorwaarden. Dit houdt verband met de afwezigheid van de officier bij de voorgeleiding en de doorgaans late beschikbaarheid van de rapportage van de Raad.2 Wel geven verschillende geïnterviewde officieren aan dat zij soms telefonisch of via de e-mail doorgeven aan de rechter-commissaris welke bijzondere voorwaarden zij voor ogen hebben, mocht het tot een schorsing komen. Een geïnterviewde officier stelt niettemin dat de bemoeienis van de officier met de schorsingsvoorwaarden in het stadium van de raadkamerzitting doorgaans groter is dan bij de voorgeleiding.
“Dan ligt er een rapport [van de Raad of jeugdreclassering, YB] al, op dat moment, voor de raadkamer. Daar staan, als er een schorsing wordt geadviseerd, natuurlijk tig voorwaarden in. Dan vindt er eigenlijk meer overleg plaats dan bij de RC, omdat je daar [bij de raadkamerzitting, YB] ook bij bent, en de rechtbank en de Raad allemaal daar hebt. (…) Dan worden er vaak ook [door de officier, YB] kritische vragen gesteld aan de Raad: ‘Waarom om 18:00 uur de avondklok als ik lees dat…?’, ‘En moet hij niet ook nog gewoon verder überhaupt huisarrest hebben?’ (…) Ik denk dat het een beetje op basis toch van vertrouwen gaat dat de RC ook die voorwaarden ziet en daar zelf over na kan denken of dat handig is of niet, en daar in zijn of haar beslissing goed rekening mee houdt.”3
Tijdens de interviews met de officieren wordt naar voren gebracht dat bijzondere voorwaarden, die aan een schorsing kunnen worden verbonden, worden beschouwd als instrumenten om de minderjarige “in het gareel te krijgen” en “onder controle te houden” en om “duidelijk te maken dat hij fout zit”.4 Uiteindelijk strekken schorsingsvoorwaarden volgens verschillende geïnterviewde officieren tot het voorkomen van recidive, zowel op de korte als lange termijn. Om dit te realiseren hebben schorsingsvoorwaarden ook een “pedagogische” doelstelling.5 Zo dienen bijzondere voorwaarden volgens diverse geïnterviewde officieren bij te dragen aan een positieve ontwikkeling van de minderjarige door een “gedragsverandering” te bewerkstelligen, waardoor de minderjarige “zijn leven weer op poten gaat zetten”, het “in zijn totaliteit beter gaat” en hij “op een gezonde manier met zijn leven verder kan”.6 Tenslotte wijst een geïnterviewde officier erop dat het “buitengewoon nuttig [is] om die periode voorafgaand aan de zitting te benutten [om te] zien: houdt iemand zich aan de voorwaarden, houdt iemand zich niet aan de voorwaarden?”, waardoor de officier een goed onderbouwde strafeis kan formuleren voor de eindzitting.7