HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0773. Naderhand bevestigd in HR 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ1009; HR 14 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7586; HR 27 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9887; HR 7 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6713; HR 14 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY2239; HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3710; HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:269. In het arrest van de Hoge Raad van 14 december 2012 is tevens uitgemaakt dat de eis van in cassatie wettelijk verplichte vertegenwoordiging van partijen door een advocaat bij de Hoge Raad ex art. 426a lid 1 Rv niet in strijd is met het Europese mededingingsrecht.
HR, 06-03-2015, nr. 14/05047
ECLI:NL:HR:2015:526
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-03-2015
- Zaaknummer
14/05047
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Gezondheidsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:526, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑03‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:35, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:35, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑01‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:526, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 06‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid. Cassatieverzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad, art. 426a lid 1 Rv.
Partij(en)
6 maart 2015
Eerste Kamer
14/05047
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. S. Akkas.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met het insolventienummer C/15/209963/FT RK 14.9 van de rechtbank Noord-Holland van 19 augustus 2014;
b. het arrest in de zaak 200.154.798/01 van het gerechtshof Amsterdam van 30 september 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het beroep in cassatie is vervat in een verzoekschrift dat niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Ingevolge art. 426a lid 1 Rv moet [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 6 maart 2015.
Conclusie 23‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid. Cassatieverzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad, art. 426a lid 1 Rv.
14/05047 | Mr. L. Timmerman |
Zitting: 23 januari 2015 | |
Conclusie inzake: | |
[verzoekster], | |
verzoekster tot cassatie |
Deze zaak leent zich voor een verkorte conclusie.
1. De rechtbank Noord-Holland heeft bij vonnis van 19 augustus 2014 het verzoek van verzoekster tot cassatie (“[verzoekster]”) tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De afwijzing is ex art. 288 lid 2 sub d Fw gebaseerd op de grond dat minder dan tien jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, ten aanzien van de schuldenaar de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest.
2. [verzoekster] is van voornoemd vonnis bij het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep gekomen.
3. Bij arrest van 30 september 2014 heeft het hof voornoemd vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
4. [verzoekster] is van voornoemd arrest bij verzoekschrift, op 8 oktober 2014 bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen en dus tijdig, in cassatie gekomen.
5. Voornoemd verzoekschrift is ondertekend en ingediend door mr. S. Akkas, advocaat te Haarlem. Mr. Akkas is echter geen advocaat bij de Hoge Raad. Het verzoekschrift voldoet dan ook niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, ingevolge welke bepaling beroep in cassatie wordt ingesteld bij een verzoekschrift, dat wordt getekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit gebrek brengt in beginsel mee dat [verzoekster] in haar cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Bij arrest van 10 juli 20091.heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat het verzuim om in het verzoekschrift advocaat te stellen, kan worden hersteld doordat binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad van het oorspronkelijke verzoekschrift, een advocaat bij de Hoge Raad een door hem getekend exemplaar van datzelfde verzoekschrift ter griffie indient. In dat geval zal als de dag waarop de zaak is aangebracht gelden de dag waarop het oorspronkelijke verzoekschrift is ingediend.
7. In casu heeft de griffie van de Hoge Raad bij brieven van 15 oktober 2014 en 24 december 2014 mr. Akkas op voornoemde herstelmogelijkheid gewezen. De termijn van twee weken is echter verstreken zonder dat herstel heeft plaatsgevonden, zodat [verzoekster] in haar cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8. Ik concludeer tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep.
De procureur-generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑01‑2015