Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/6.2.2.4
6.2.2.4 De overgang in een executoriaal beslag (art. 704 lid 1)
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS393298:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie aldus Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 312; zie ook HR 26 februari 1999, NJ 1999, 717 (Ajaz/Reule), m.nt. HJS (no. 3.4.2, vierde alinea, zoals geciteerd in nr. 397).
Zie aldus Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 312.
Zie daarover ook Oudelaar, Recht halen, 2000, § 121, p. 140-141; Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 1 bij art. 704; Vademecum Executie en Beslag (Ynzonides), 2001, § 2.17; Snijders/Ynzonides/Meijer, 2002, nr. 438.
Zie aldus Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 88 (waar ook verwezen wordt naar HR 9 maart 1939, NJ 1939, 1012).
De derde-beslagene is blijkens de MvT lnv. bij art. 430 lid 3 overigens niet de 'partij tegen wie de executie zich zal richten' (Part Gesch. Wijz. Rv, p. 88): dat is de beslagdebiteur.
Zie daarvoor Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 1 bij art. 704; Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 313 (MvT Inv. bij art. 704, lid 2).
In het kader van de herziening van het burgerlijk procesrecht (met name de procedure in eerste aanleg) met ingang van 1 januari 2002, zijn de betreffende art. 80 en 86 vervallen, alleen de in art. 432 opgenomen 'wachttermijn' is gehandhaafd.
Zie daarover nog SnijdersfYnzonidesfMeijer, 1997, nr. 438; Hugenholtz/Heemskerk, Hoofdlijnen, 1998, nr. 99.
Aangezien rechterlijke uitspraken zelden, anders dan in kort geding, op de dag waarop ze gewezen zijn ook daadwerkelijk voor partijen beschikbaar zijn, was de 'wachttermijn' vaak reeds verstreken op het moment dat de uitspraak werd ontvangen.
Zie ook Snijders/Ynzonides/Meijer, 2002, nrs. 245 en 449; Hugenholtz/Heemskerk, Hoofdlijnen, 2002, nr. 124.
Bijvoorbeeld op de grond dat de rechter verzuimd had de uitspraak, ondanks verzoek van de eiser, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, dan wel omdat deze zelf verzuimd had het te vorderen. In de praktijk komt beide nogal eens voor.
Stel dat het niet uitvoer bij voorraad verklaarde vonnis is gewezen op 1 april en daartegen op 15 april hoger beroep wordt ingesteld: gedurende in beginsel 14 dagen was dit vonnis dan voor tenuitvoerlegging vatbaar. Vervolgens wordt dit vonnis op 1 juli alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de oorspronkelijke termijn van één maand ex art. 722 weer gaat lopen en op of omstreeks 17 juli verstrijkt. Dit is niet goed hanteerbaar in de praktijk.
Zie aldus Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 312.
Zie aldus Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 108; zie ook Vademecum Executie en Beslag (Ynzonides), 2001, § 2.8.
Inleiding
399. Het doel van een gelegd conservatoir beslag is dat het uiteindelijk 'overgaat' in een executoriaal beslag. Dat geldt uiteraard met name voor de conservatoire verhaalsbeslagen alsmede, zoals hiervoor (nr. 398, onder b) ook reeds is vastgesteld, voor het conservatoir beslag tot afgifte of levering van roerende zaken. Het geldt dus niet voor het conservatoir beslag tot levering van een goed op naam, en evenmin voor het conservatoir mantaal beslag. In deze paragraaf zal het uitsluitend gaan om verhaalsbeslagen. Onder het oude recht ontbrak een duidelijke wettelijke regeling met betrekking tot de overgang van de conservatoire fase van het beslag naar de executoriale fase. Aangenomen werd dat het beslag door de vanwaardeverklaring er van overging in een executoriaal beslag, terwijl als voorwaarde voor de vanwaardeverklaring gold dat 'tenminste inmiddels ook de vordering in de hoofdzaak (was) toegewezen'.1 Voorts diende uiteraard aan de verschillende wettelijke formaliteiten te zijn voldaan (zie ook nr. 394).
Als gevolg van afschaffing van de vanwaardeverklaringsprocedure was het noodzakelijk om voor het huidige recht een afzonderlijke regeling te maken 'omtrent het intreden van de executoriale fase'.2 Deze regeling is neergelegd in art. 704 lid 1 dat als volgt luidt:
'Zodra de beslaglegger in de hoofdzaak een executoriale titel heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, gaat het conservatoir beslag over in een executoriaal beslag, mits de verkregen titel aan de beslagene en, zo het beslag onder een derde is gelegd, ook aan deze is betekend.'
Afgezien van de hiervoor (nrs. 397-398) besproken kwestie of de 'eis in de hoofdzaak' ook in kort geding kan worden ingesteld, heeft art. 704 lid 1 voorzover bekend, (nog) niet tot veel vragen of problemen aanleiding gegeven. Met een vrij korte bespreking van deze voornamelijk technische bepaling zal dan ook kunnen worden volstaan.3
Formele vereisten
400. De in het eerste lid van art. 704 opgesomde vereisten, zoals hiervoor (nr. 399) geciteerd, hebben een cumulatief karakter. Alleen wanneer aan alle, afhankelijk van het gelegde soort of type conservatoir beslag, ter zake gestelde vereisten is voldaan, zal dat beslag in een executoriaal beslag kunnen overgaan. Het meest essentiële vereiste van formele aard is, dat de verkregen executoriale titel 'aan de beslagene' moet worden betekend. Deze betekeningseis is overigens enigszins een herhaling van hetgeen in art. 430 lid 3 in het algemeen reeds voor alle executoriale titels is voorgeschreven:
'Zij kunnen niet worden ten uitvoer gelegd dan na betekening aan de partij tegen wie de executie zich zal richten.'
Uit de MvT Inv.4bij laatstgenoemde bepaling blijkt voorts dat het 'nalaten van de betekening de executie nietig maakt.'
De wet stelt overigens geen termijn voor de betekening aan de beslagene. Met deze initiële betekening staat of valt echter de gehele executie.
In het geval van een conservatoir derdenbeslag zal de verkregen executoriale titel tevens aan de derde-beslagene moeten worden betekend.5 Zolang de beslaglegger dat niet heeft gedaan, gaat het beslag niet over in een executoriaal derdenbeslag. De betekening aan de derde dient overigens ingevolge art. 722
'te geschieden binnen één maand nadat ter zake van de hoofdvordering een executoriale titel is verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden (...)'
In verband met de gevolgen die de slotzin van art. 722 verbindt aan overschrijding van deze termijn - door de derde gedane betalingen zijn dan weer van waarde, waarover verder § 6.3.4 (nr. 423) - is het verstandig als de beslaglegger óók aan de be-slagdebiteur de executoriale titel uiterlijk binnen één maand na verkrijging ervan doet betekenen. Niet alleen blijft dan de blokkerende werking van het gelegde beslag gewaarborgd, ook de overgang in het executoriale derdenbeslag wordt daarmee gelijktijdig bewerkstelligd. In de praktijk zal het overigens meestal ook wel op deze wijze gaan, aangezien de beslaglegger de executoriale titel in handen van zijn deurwaarder stelt met de opdracht deze zo spoedig mogelijk zowel aan de beslagdebiteur als aan de derde-beslagene te betekenen. Bij het voorgaande dient goed bedacht te worden (zie ook hierna nr. 423) dat de termijn van art. 722 dus niet afhankelijk is van het tijdstip waarop de executoriale titel is betekend aan de beslagdebiteur, maar uitsluitend van de vraag (zie hierna nr. 401), wanneer deze 'voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden'.
Voor tenuitvoerlegging vatbaar geworden
401. Daarmee komt dan meteen het meer inhoudelijke vereiste van art. 704 lid 1 aan de orde wanneer de verkregen executoriale titel
'voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden.'
De enkele verkrijging van de titel is daartoe echter niet steeds voldoende en bepalend. Soms is er nog een nader rechterlijk verlof nodig, waarbij met name valt te denken aan het exequatur dat vereist is om een Nederlands (art. 1062) of buitenlands (art. 1075) arbitraal vonnis, dan wel een uitspraak van een buitenlandse overheidsrechter (art. 985; art. 38 e.v. EEX-Verordening en art. 31 e.v. EVEX-Verdrag) in Nederland ten uitvoer te kunnen leggen.6 Aangezien het in veruit de meeste gevallen gaat om conservatoire verhaalsbeslagen - en daarmee om vorderingen die strekken tot betaling van een geldsom - zal het in de hoofdzaak te wijzen vonnis - waarvan overigens alleen de grosse de executoriale titel oplevert (art. 430 lid 1 jo. art. 231 lid 3) meestal op de voet van het eerste lid van art. 233uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, eventueel tegen zekerheidstelling (lid 3). Een zodanig vonnis is in beginsel aanstonds 'voor tenuitvoerlegging vatbaar', dus met name óók wanneer daartegen door de beslagdebiteur tijdig een gewoon rechtsmiddel (verzet, hoger beroep, cassatie) wordt aangewend. In die gevallen behoeft de beslaglegger evenmin de tot voor kort nog7 op enkele plaatsen in het Wetboek voorkomende 'wachttermijn' van acht dagen in acht te nemen.8 Deze 'wachttermijn' was ooit bedoeld om de schuldeiser te weerhouden van overhaaste executie van het vonnis en om de schuldenaar de gelegenheid te bieden een rechtsmiddel aan te wenden.9
Naar reeds uit het voorgaande volgt ligt een en ander wezenlijk anders, wanneer de rechter het in de hoofdzaak gewezen vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard. Ook in dat geval is het vonnis echter - anders dan wel eens wordt gemeend10 - in beginsel aanstonds 'voor tenuitvoerlegging vatbaar', mits wél rekening wordt gehouden met de alleen nog in art. 432 voorkomende 'wachttermijn'. De 'tenuitvoerlegging van het vonnis' wordt in zo'n geval echter van rechtswege geschorst, wanneer hoger beroep (art. 350 en art. 360) of cassatie (art. 404) wordt ingesteld. Vanaf dat moment is de executoriale titel als vervat in het vonnis, de beschikking, of het arrest niet langer 'voor tenuitvoerlegging vatbaar' in de zin van art. 704 lid 1. Door de schuldeiser/beslaglegger kan echter, nadat door hem tegen die uitspraak een gewoon rechtsmiddel is aangewend, op de voet van art. 234 in appèl of cassatie een
'incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad'
van die uitspraak worden ingesteld. Indien het oorspronkelijke vonnis of arrest alsnog op deze wijze uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard11, is het daarmee opnieuw 'voor tenuitvoerlegging vatbaar' geworden als bedoeld in art. 704 lid 1. In het geval van conservatoir derdenbeslag kunnen dan problemen rijzen, wanneer de termijn van één maand van art. 722, waar binnen de voor tenuitvoerlegging vatbare executoriale titel aan de derde moet worden betekend, al is gaan lopen. Aangenomen zal moeten worden dat, zolang de tenuitvoerlegging is geschorst, ook de termijn van art. 722 is opgeschort. Om ingewikkelde rekenproblemen12 te voorkomen, is het dan ook verstandig om, zoals hiervoor (nr. 400) ook is bepleit, de executoriale titel steeds uiterlijk binnen één maand na de verkrijging er van zowel aan de beslagdebiteur als meteen ook aan de derde-beslagene te betekenen.
Ten slotte is ook nog mogelijk dat de aard van de uitgesproken veroordeling tot betaling van een geldsom, zélf met zich meebrengt dat de executoriale titel nog niet aanstonds 'voor tenuitvoerlegging vatbaar' is. Daarvan kan bijv. sprake zijn wanneer aan de titel - in de woorden van de MvT lnv bij art. 704 lid 113
'een opschortende tijdsbepaling of voorwaarde is verbonden en de termijn nog niet is verstreken c.q. de voorwaarde nog niet is vervuld.'
Mede in verband daarmee is in art. 3:296 lid 2 bepaald dat hij
'die onder een voorwaarde of een tijdsbepaling tot iets is gehouden, (...) onder die voorwaarde of tijdsbepaling (kan) worden veroordeeld.'
Hierbij valt te denken aan periodiek te betalen bedragen als huur, loon of alimentatie, waartoe de schuldenaar ook voor de toekomst bij vonnis of beschikking kan worden veroordeeld. In deze gevallen zal een ter zake gelegd conservatoir beslag, ondanks de reeds verkregen executoriale titel, pas in een executoriaal beslag overgaan, zodra - aldus de MvA I lnv bij art. 44114 -
'de vordering opeisbaar is geworden, respectievelijk de - opschortende voorwaarde is vervuld,'
én de titel vervolgens (weer) aan de beslagdebiteur is betekend. De betekening aan de beslagdebiteur - evenals die aan de derde-beslagene (art. 704 lid 1 jo. 722) - zal dus pas kunnen plaatsvinden nádat de tijdsbepaling is verstreken of de voorwaarde is vervuld. Het is verstandig dat de deurwaarder in zijn exploot van betekening van deze feiten duidelijk melding maakt. Ook hier kan in geval van derdenbeslag weer onzekerheid rijzen met betrekking tot (de aanvang van) de termijn van één maand van art. 722, waar binnen de executoriale titel aan de derde moet worden betekend. Die termijn begint in dit geval te lopen vanaf het moment dat de tijdsbepaling is verstreken, of de voorwaarde is vervuld, maar dat moment zal niet altijd even scherp kunnen worden bepaald. De beslaglegger doet er dan ook verstandig aan zo spoedig mogelijk tot betekening van de titel aan de derde over te gaan. Bij vorderingen die periodiek opeisbaar worden of ontstaan, zal dit procédé dus steeds herhaald moeten worden, wil het conservatoir beslag telkens in de executoriale fase kunnen overgaan.