Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/6.2.1
6.2.1 Enige opmerkingen over het oude en nieuwe recht
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS395728:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie aldus Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 307 (onder 2); zie ook p. 308, waar de wetgever een algemene inleidende beschouwing heeft gegeven over de nieuwe opzet van het conservatoir beslag. Aangezien de Staatscommissie-Haardt (1973) nog uitging van handhaving van de vanwaardeverklaringsprocedure, komt haar Rapport hier verder niet aan de orde.
Zie aldus Part Gesch. Wijz. Rv, p. 307 (onder 1).
Zie aldus Part Gesch. Wijz. Rv, p. 307 (onder 2).
Zie met name HR 8 maart 1974, NJ 1975, 9 (Spaanse Scheepswerf), m.nt. WIE, in welk geval het om een conservatoir vreemdelingen-derdenbeslag ging; zie nu art. 767 (waarover verder § 6.4.2).
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat een schuldeiser die conservatoir beslag legt in beginsel uit onrechtmatige daad jegens de beslagdebiteur (en eventueel ook derden) aansprakelijk is, indien de vordering ter verzekering waarvan het beslag is gelegd niet blijkt te bestaan; zie daarover verder § 6.2.43.
Zie ook Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 4 bij art. 700.
De nieuwe opzet
387. Het oude recht kende in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet een afzonderlijke afdeling met bepalingen die in het algemeen voor alle conservatoire beslagen golden. Voor elk type of soort conservatoir beslag - of het nu een verhaalsbeslag was of louter een 'bewarend' beslag (revindicatoir, maritaal) - hield de wet eigen specifieke voorschriften in. In het huidige recht is dat anders: de art. 700710 bevatten regels die voor alle in Rv - en ook in andere wetten1 - verder afzonderlijk geregelde soorten van conservatoire beslagen gelden. Titel 4 van Boek 3 is, behoudens het algemene opschrift ('Van middelen tot bewaring van recht'), geheel opnieuw geredigeerd, waarbij de2
'nieuwe opzet (...) tevens tot een aanzienlijke mate van vereenvoudiging (heeft) geleid.'
De wijzigingen waren nodig3
'zowel ter aanpassing aan de nieuwe regels betreffende executoriaal beslag als rechtstreeks in verband met de Boeken 3, 5 en 6 Nieuw BW.'
Daarbij valt in het bijzonder te denken aan de toen (1992) in het leven geroepen mogelijkheden tot het leggen van conservatoir beslag tot levering van goederen (art. 730-736), executoriaal en conservatoir beslag tot afgifte van bezitloos verpande zaken (art. 491-500 en art. 730-736) en de figuur van conservatoir Paulianabeslag (art. 737).
Een van de meest ingrijpende wijzigingen - en tevens de belangrijkste vereenvoudiging - werd gevormd door4
'het vervallen van de eis dat de beslagene binnen acht dagen moet worden gedagvaard tot vanwaardeverklaring van het beslag.'
Deze 'eis' is vervangen door een aanzienlijker eenvoudiger systeem, waarvan de hoofdregels zijn neergelegd in de art. 700, 704 en 705. Op deze regeling, waarin het draait om het al dan niet (moeten) instellen van de 'eis in de hoofdzaak' (art. 700 lid 3), zal in § 6.2.23 worden ingegaan. Een conservatoir beslag gaat ntl dus niet meer over in de executoriale fase doordat het beslag wordt 'van waarde verklaard' - wat onder het oude recht slechts mogelijk was, indien de hoofdvordering, ter verzekering waarvan het beslag was gelegd, bij vonnis was toegewezen, dan wel op andere wijze een in Nederland voor ten uitvoerlegging vatbare titel was verkregen5 - maar uitsluitend doordat de in de hoofdzaak ingestelde eis heeft geleid tot verkrijging van 'een executoriale titel en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden' (art. 704 lid 1). De vereenvoudiging is derhalve met name hierin gelegen, dat niet meer twee afzonderlijke procedures - soms bij verschillende rechterlijke of andere instanties, soms in binnen- én buitenland - gevoerd moeten worden om het gelegde beslag uiteindelijk in de executoriale fase te doen overgaan.
Toch geen wezenlijke verandering
388. Ondanks de volledige herziening van het conservatoir beslag, en de op onderdelen ingrijpende wijzigingen en aanvullingen er van, is deze vorm van beslag in de kern genomen niet wezenlijk veranderd. Zo is het vereiste van het rechterlijk verlof gehandhaafd, terwijl in de meeste gevallen - zij het alleen niet bij derdenbeslag - de schuldeiser daarbij ook nog steeds een gegronde 'vrees voor verduistering' aannemelijk moet maken. Een groot deel van de onder het oude recht gevormde - zij het niet heel overvloedige - rechtspraak van de Hoge Raad heeft dan ook zijn betekenis behouden. De gepubliceerde rechtspraak heeft in het algemeen met name betrekking op gevallen waarin de beslagdebiteur - vaak in kort geding - opkomt tegen op zijn goederen gelegd conservatoir beslag, dan wel op situaties waarin het conservatoir beslag achteraf ten onrechte gelegd blijkt te zijn en de beslaglegger wordt aangesproken tot schadevergoeding.6
Het leggen van conservatoir beslag kan een zeer ingrijpend 'middel tot bewaring van recht' zijn. Immers, zolang de beslaglegger moet procederen tegen de beslagdebiteur om zijn vordering toegewezen te krijgen - wat soms jaren kan duren - blijft het beslagen goed volledig 'geblokkeerd' evenals bij executoriaal beslag.7 Op de aan een en ander verbonden bezwaren én risico's, zal in § 6.23 (nr. 404) nog nader worden ingegaan. Ook bij de afzonderlijke bespreking van het conservatoir derdenbeslag zal daarop nog worden teruggekomen, aangezien een langdurige blokkering van bank- of girorekeningen, alsmede van rechtsverhoudingen uit hoofde waarvan óók toekomstige vorderingen onder het beslag vallen, voor de beslagdebiteur uiterst bezwaarlijk kan zijn. Deze zal dan ook vaak al in een vroeg stadium trachten, onder het aanbieden van vervangende zekerheid (bijv. een bankgarantie), opheffing of beperking van het beslag te verkrijgen (vgl. art. 705 en verder § 6.2.4.2).