Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/7.3.4.1
7.3.4.1 Groep
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS586285:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
NvW, TK, 2003-2004, 29 210, blz. 16.
Vergelijk Groene Serie Privaatrecht, art. 2:24b BW, aantekening 3, Groep (concern), bewerkt door Dorresteijn, A.F.M. Aldaar wordt verwezen naar MvT 16 326, blz. 42 en MvA, 19813, punt 14.
Zie ook Groene Serie Privaatrecht, art. 2:24b BW, aantekening 3, Groep (concern), bewerkt door Dorresteijn, A.F.M.
Groene Serie Privaatrecht, art. 2:24b BW, aantekening 3, Groep (concern), bewerkt door Dorresteijn, A.F.M.
Vergelijk Groene Serie Privaatrecht, art. 2:24b BW, aantekening 3, Groep (concern), bewerkt door Dorresteijn, A.F.M. Vergelijk tevens Van Schilfgaarde, P. (bewerkt door J. Winter), Van de BV en de NV, Kluwer, Deventer, 2003, blz. 30.
In gelijke zin Van Schilfgaarde, P. (bewerkt door J. Winter), Van de BV en de NV, Kluwer, Deventer, 2003, blz. 29. Vergelijk voorts Brandsma, R.P.C.W.M.; Fiscale onderkapitalisatie van vennootschappen, Fiscale monografieën nr. 111, Kluwer, Deventer, 2004, blz. 29 en de aldaar aangehaalde literatuur.
Raad voor de Jaarverslaggeving, Richtlijnen voor de jaarverslaggeving voor grote en middelgrote rechtspersonen, editie 2005, Kluwer, Deventer, 2005. Deze Richtlijn 214 (aangepast 2005) vervangt Richtlijn 214 (aangepast 2004) en is van kracht voor verslagjaren die aanvangen op of na 1 januari 2005 (eerdere toepassing aanbevolen).
Met art. 10d heeft de wetgever grondslagverschuiving of grondslaguitholling binnen concernverband willen tegengaan, die op gang zou kunnen komen door het schrappen van de aftrekbeperking in art. 13, lid 1.1 De wetgever heeft deze concerngedachte verwoord in art. 10d, lid 2. Dit lid bepaalt dat de aftrekbeperking van lid 1 geen toepassing vindt indien de belastingplichtige geen deel uit maakt van een groep ex art. 2:24b BW. Ook indien vaststaat dat sprake is van een groep, blijft het groepsbegrip van belang. Belastingplichtigen kunnen er namelijk voor opteren om in plaats van de individuele toets (lid 4), de groepstoets (lid 5 en 6) toe te passen bij de berekening van het teveel aan vreemd vermogen. Op beide toetsen ga ik in paragraaf 7.4 en 7.5 nader in. In art. 2:24b BW is een groep als volgt gedefinieerd: ‘een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden’. Voorts blijkt uit de wetsgeschiedenis dat tevens de aanwezigheid van een centrale leiding essentieel is.2 Dit brengt mee dat voor de aanwezigheid van een groep de volgende drie cumulatieve criteria gelden. Er moet sprake zijn van:
een organisatorische verbondenheid;
een economische eenheid; en
een centrale leiding.
Ad 1
Voor de aanwezigheid van organisatorische verbondenheid is enige juridische verbondenheid vereist. Voorts dient er materieel enige integratie te hebben plaatsgevonden. Indien een vennootschap een andere vennootschap slechts ter belegging aanhoudt, zal in de regel geen sprake zijn van de een groepsrelatie.3
Ad 2
Het vereiste van de economische eenheid is een criterium dat afkomstig is uit het jaarrekeningenrecht. Slechts bij voldoende economische samenhang is een gezamenlijk verslag immers zinvol, omdat het alleen dan inzichtverhogend werkt.4
Ad 3
Een centrale leiding impliceert een vorm van centrale strategie. De dochtervennootschappen zijn min of meer dienstbaar aan het bereiken van de strategische doelen. Een centrale leiding betekent voorts een hiërarchische organisatiestructuur. Het is mogelijk dat een groep wordt geleid door twee moedervennootschappen. Ter illustratie zij gewezen op het Unilever-concern.5 Het criterium van de centrale leiding wordt – hoewel dit dus niet uit de wettelijke definitie blijkt – wel als voornaamste criterium aangemerkt.6
De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft in zijn richtlijnen aandacht besteed aan het groepsbegrip. In de volgende paragraaf citeer en parafraseer ik verschillende opvattingen van de Raad ten aanzien van het groepsbegrip.7 Deze opvattingen zijn opgenomen in RJ 214.