Einde inhoudsopgave
Wet griffierechten burgerlijke zaken
Artikel 16 [Onvermogenden]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2013
- Bronpublicatie:
07-03-2013, Stb. 2013, 92 (uitgifte: 15-03-2013, kamerstukken: 33108)
- Inwerkingtreding
01-04-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-03-2013, Stb. 2013, 119 (uitgifte: 29-03-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De griffier heft het griffierecht voor onvermogenden dat is opgenomen in de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, indien op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven, is overgelegd:
- a.
een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of
- b.
een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand waaruit blijkt dat het inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens, bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet.
2.
Kan een partij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven nog geen afschrift van het besluit tot toevoeging overleggen ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan haar zijn toe te rekenen, maar heeft zij wel een aanvraag als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de Rechtsbijstand ingediend, dan heft de griffier het griffierecht voor onvermogenden, indien de desbetreffende partij een afschrift van die aanvraag overlegt.
3.
Heeft de griffier op basis van het eerste of tweede lid het griffierecht voor onvermogenden geheven en wordt de toevoeging nadien ingetrokken dan wel geweigerd op basis van artikel 28 of artikel 33 van de Wet op de rechtsbijstand, dan wordt het griffierecht verhoogd tot het griffierecht dat de desbetreffende partij verschuldigd is op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd. De partij, bedoeld in het eerste en tweede lid, is het verhoogde griffierecht verschuldigd vanaf het moment waarop de toevoeging is ingetrokken dan wel geweigerd en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.
4.
Kan een partij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven geen stukken als bedoeld in het eerste en tweede lid overleggen ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan haar zijn toe te rekenen, maar kan zij voordat de rechter het eindvonnis heeft gewezen dan wel de eindbeschikking heeft gegeven alsnog een van de stukken, bedoeld in het eerste lid, overleggen, dan wordt het griffierecht verlaagd tot het griffierecht voor onvermogenden dat is opgenomen in de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, en wordt het te veel betaalde griffierecht door de griffier teruggestort.