Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Artikel 15 Beroepsvervoerder
Geldend
Geldend vanaf 11-11-1990
- Bronpublicatie:
20-12-1988, Trb. 1990, 94 (uitgifte: 06-07-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-11-1990
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-1993, Trb. 1993, 140 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De Partijen nemen passende maatregelen om er zorg voor te dragen dat vervoermiddelen die door beroepsvervoerders worden geëxploiteerd, niet worden gebruikt bij het begaan van in overeenstemming met artikel 3, eerste lid, strafbaar gestelde feiten; deze maatregelen kunnen bijzondere regelingen met beroepsvervoerders omvatten.
2.
Elke Partij verlangt dat beroepsvervoerders redelijke voorzorgsmaatregelen nemen om te voorkomen dat hun vervoermiddelen worden gebruikt voor het begaan van in overeenstemming met artikel 3, eerste lid, strafbaar gestelde feiten. Deze voorzorgsmaatregelen kunnen omvatten:
- a.
indien de hoofdvestiging van een beroepsvervoerder binnen het grondgebied van de Partij is gelegen:
- (i)
het opleiden van personeel om verdachte zendingen of personen te identificeren;
- (ii)
het bevorderen van de integriteit van het personeel;
- b.
indien een beroepsvervoerder binnen het grondgebied van de Partij werkzaam is:
- (i)
het vooraf indienen van vrachtbrieven, indien mogelijk;
- (ii)
het gebruiken van moeilijk te vervalsen, individueel te verifieren zegels op verpakkingen;
- (iii)
het zo vroeg mogelijk melden aan de desbetreffende autoriteiten van alle verdachte omstandigheden die verband kunnen houden met het begaan van in overeenstemming met artikel 3, eerste lid, strafbaar gestelde feiten.
3.
Elke Partij streeft ernaar te bewerkstelligen dat beroepsvervoerders en de desbetreffende autoriteiten samenwerken op punten van binnenkomst en vertrek en in andere gebieden die onder douanetoezicht staan, teneinde ongeoorloofde toegang tot vervoermiddelen en lading te voorkomen en passende veiligheidsmaatregelen te nemen.