Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Artikel 5 Confiscatie
Geldend
Geldend vanaf 11-11-1990
- Redactionele toelichting
Het begrip 'property/biens' is steeds vertaald met 'voorwerpen', zijnde de term die gebezigd wordt in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wetboeken van Strafrecht en Strafvordering, dat op 05-04-1990 ter overweging werd voorgelegd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal (zie Kamerstuk II 1989/1990, 21 504 nrs. 1 en 2, alsmede, in het bijzonder, nr. 3 paragraaf 4.2).
- Bronpublicatie:
20-12-1988, Trb. 1990, 94 (uitgifte: 06-07-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-11-1990
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-1993, Trb. 1993, 140 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elke Partij neemt de maatregelen die nodig zijn om confiscatie mogelijk te maken:
- a.
van opbrengsten verworven uit in overeenstemming met artikel 3, eerste lid, strafbaar gestelde feiten, of van voorwerpen waarvan de waarde overeenkomt met die van deze opbrengsten;
- b.
van verdovende middelen en psychotrope stoffen, materialen en benodigdheden of andere hulpmiddelen die worden of zijn bestemd om op enigerlei wijze te worden gebruikt bij het begaan van in overeenstemming met artikel 3, eerste lid, strafbaar gestelde feiten.
2.
Elke Partij neemt de maatregelen die nodig zijn om haar bevoegde autoriteiten in staat te stellen opbrengsten, voorwerpen, hulpmiddelen of andere in het eerste lid van dit artikel bedoelde zaken te identificeren, op te sporen en te bevriezen of in beslag te nemen, teneinde eventueel tot confiscatie te kunnen overgaan.
3.
Ter uitvoering van de in dit artikel bedoelde maatregelen kent elke Partij haar rechters of andere bevoegde autoriteiten de bevoegdheid toe te bevelen dat bankdossiers, financiële bescheiden en commerciële dossiers ter beschikking worden gesteld of in beslag worden genomen. Een Partij kan niet het bankgeheim inroepen als grond om te weigeren te handelen volgens de bepalingen van dit lid.
4
a.
Naar aanleiding van een verzoek ingevolge dit artikel door een andere Partij die rechtsmacht heeft over een in overeenstemming met artikel 3, eerste lid, strafbaar gesteld feit dient de Partij op het grondgebied waarvan opbrengsten, voorwerpen, hulpmiddelen of andere in het eerste lid van dit artikel bedoelde zaken zich bevinden:
- (i)
het verzoek voor te leggen aan haar bevoegde autoriteiten teneinde een bevel tot confiscatie te verkrijgen en, indien dit bevel wordt verleend, dat ten uitvoer te leggen; of
- (ii)
aan haar bevoegde autoriteiten een bevel tot confiscatie voor te leggen dat door de verzoekende Partij in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel is uitgevaardigd, teneinde dit bevel ten uitvoer te leggen in de mate waarin die wordt verzocht, voor zover het betreft opbrengsten, voorwerpen, hulpmiddelen of andere in het eerste lid bedoelde zaken, die zich bevinden op het grondgebied van de aangezochte Partij.
b.
Naar aanleiding van een verzoek ingevolge dit artikel door een andere Partij die rechtsmacht heeft met betrekking tot een in overeenstemming met artikel 3, eerste lid, strafbaar gesteld feit, neemt de aangezochte Partij maatregelen om opbrengsten, voorwerpen, hulpmiddelen of andere in het eerste lid van dit artikel bedoelde zaken te identificeren, op te sporen en te bevriezen of in beslag te nemen, teneinde eventueel tot confiscatie te kunnen overgaan, hetzij krachtens een bevel van de verzoekende Partij, hetzij, op grond van een verzoek krachtens letter a van dit lid, krachtens een bevel van de aangezochte Partij.
c.
De beslissingen of maatregelen voorzien in de letters a en b van dit lid worden door de aangezochte Partij genomen, in overeenstemming met en met inachtneming van de bepalingen van haar nationale wetgeving, van haar procedureregels, of van bilaterale of multilaterale verdragen, overeenkomsten of regelingen waaraan zij jegens de verzoekende Partij is gebonden.
d.
De bepalingen van artikel 7, zesde tot en met negentiende lid, zijn mutatis mutandis van toepassing. Naast de in artikel 7, tiende lid, gespecificeerde gegevens dienen verzoeken ingevolge dit artikel het volgende te bevatten:
- (i)
in het geval van een verzoek zoals bedoeld in letter (a)(i) van dit lid: een beschrijving van de voorwerpen die dienen te worden geconfisqueerd en een uiteenzetting van de feiten waarop het verzoek berust, die toereikend is om de aangezochte Partij in staat te stellen krachtens haar nationale wetgeving het bevel tot confiscatie te doen uitgaan;
- (ii)
in het geval van een verzoek zoals bedoeld in letter (a)(ii): een in rechte toegestaan afschrift van het bevel tot confiscatie waarop het verzoek berust zoals dat is uitgevaardigd door de verzoekende Partij, een uiteenzetting van de feiten, en gegevens betreffende de mate waarin tenuitvoerlegging van het bevel wordt verzocht;
- (iii)
in het geval van een verzoek zoals bedoeld in letter (b): een uiteenzetting van de feiten waarop het verzoek berust en een beschrijving van de handelingen waarom wordt verzocht.
e.
Elke Partij verstrekt de Secretaris-Generaal de tekst van al haar wetten en regelingen waarmede uitvoering aan dit lid wordt gegeven en de tekst van alle wijzigingen die later in deze wetten en regelingen worden aangebracht.
f.
Indien een Partij het verkiest het nemen van de in de letters a en b van dit lid bedoelde maatregelen afhankelijk te stellen van het bestaan van een desbetreffend verdrag, dient die Partij dit Verdrag te beschouwen als de noodzakelijke en voldoende verdragsgrondslag.
g.
De Partijen streven ernaar bilaterale en multilaterale verdragen en overeenkomsten te sluiten en regelingen te treffen om de doeltreffendheid van de internationale samenwerking ingevolge dit artikel te vergroten.
5
a.
Met opbrengsten of voorwerpen die door een Partij ingevolge het eerste lid of het vierde lid van dit artikel zijn geconfisqueerd, wordt door die Partij gehandeld overeenkomstig haar nationale wetgeving en bestuurlijke procedures.
b.
Wanneer een Partij handelt op verzoek van een andere Partij in overeenstemming met dit artikel, kan een Partij in het bijzonder overwegen overeenkomsten te sluiten aangaande:
- (i)
het afdragen van de waarde van deze opbrengsten en voorwerpen, of van gelden verworven uit de verkoop van deze opbrengsten en voorwerpen, of een aanmerkelijk deel hiervan, aan intergouvernementele organen die zich in het bijzonder bezighouden met de bestrijding van sluikhandel in en misbruik van verdovende middelen en psychotrope stoffen;
- (ii)
het met andere Partijen, periodiek of van geval tot geval, delen van deze opbrengsten en voorwerpen, of van uit de verkoop van deze opbrengsten of voorwerpen verworven gelden, in overeenstemming met haar nationale wetgeving, bestuurlijke procedures, dan wel bilaterale of multilaterale overeenkomsten die voor dit doel zijn aangegaan.
6
a.
Indien opbrengsten in andere voorwerpen zijn omgezet, worden in plaats van de opbrengsten deze voorwerpen onderworpen aan de in dit artikel bedoelde maatregelen.
b.
Indien opbrengsten met uit wettige bronnen verworven voorwerpen zijn vermengd, worden deze voorwerpen, onverminderd bevoegdheden tot inbeslagneming of bevriezing, geconfisqueerd tot de hoogte van de getaxeerde waarde van de vermengde opbrengsten.
c.
Inkomsten of andere voordelen verworven uit:
- (i)
opbrengsten;
- (ii)
voorwerpen waarin de opbrengsten zijn omgezet;
- (iii)
voorwerpen waarmede de opbrengsten zijn vermengd
worden eveneens aan de in dit artikel bedoelde maatregelen onderworpen, op dezelfde wijze en in dezelfde mate als opbrengsten.
7.
Elke Partij kan bepalen dat de bewijslast wordt omgedraaid ten aanzien van de wettige oorsprong van vermeende opbrengsten of andere voorwerpen die vatbaar zijn voor confiscatie, in de mate waarin zulks strookt met de beginselen van haar nationale wetgeving en met de aard van de gerechtelijke en andere procedures.
8.
De bepalingen van dit artikel mogen niet zo worden uitgelegd dat daardoor de rechten van derden te goeder trouw worden geschaad.
9.
Geen enkele bepaling van dit artikel doet afbreuk aan het beginsel dat de hierin bedoelde maatregelen worden omschreven en ten uitvoer gelegd in overeenstemming met en met inachtneming van de bepalingen van het nationale recht van een Partij.