Deze zaak hangt samen met de zaken onder de nrs. 13/03587 ([medeverdachte 2]) en 13/02273 ([medeverdachte 3]), in welke zaken ik vandaag eveneens concludeer.
HR, 09-06-2015, nr. 13/04811
ECLI:NL:HR:2015:1498
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-06-2015
- Zaaknummer
13/04811
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1498, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑06‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:832, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:832, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑05‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:1498, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0267
Uitspraak 09‑06‑2015
Inhoudsindicatie
OM-cassatie. Bewijsuitsluiting wegens het ontbreken van de mogelijkheid van een contra-expertise. HR: Op de gronden die zijn vermeld in HR 17 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1451, NJ 2014/341 is het middel terecht voorgesteld.
Partij(en)
9 juni 2015
Strafkamer
nr. S 13/04811
IF/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 23 april 2013, nummer 20/000222-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde deze op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
2 Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel komt op tegen 's Hofs oordeel dat de in het arrest genoemde stukken van het bewijs dienen te worden uitgesloten wegens het ontbreken van de mogelijkheid van een contra-expertise en dat zulks tot vrijspraak dient te leiden.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in HR 17 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1451, NJ 2014/341 is het middel terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juni 2015.
Conclusie 19‑05‑2015
Inhoudsindicatie
OM-cassatie. Bewijsuitsluiting wegens het ontbreken van de mogelijkheid van een contra-expertise. HR: Op de gronden die zijn vermeld in HR 17 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1451, NJ 2014/341 is het middel terecht voorgesteld.
Nr. 13/04811
Mr. Harteveld
Zitting 19 mei 2015
Conclusie inzake:
[verdachte] 1.
1. Het Gerechtshof te ’s-Gravenhage, zitting houdende te ‘s-Hertogenbosch, heeft verdachte bij arrest van 23 april 2013 integraal vrijgesproken van het hem onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.2.
2. Het beroep in cassatie is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof, mr. R.L.H. Van Tooren. Advocaat-Generaal mr. M.E. de Meijer heeft een schriftuur houdende twee middelen van cassatie ingezonden.
3.1. De onderhavige zaak is zowel waar het gaat om de overwegingen van het Hof, leidende tot vrijspraak van het tenlastegelegde als de beide daartegen door het Openbaar Ministerie ingediende middelen geheel vergelijkbaar met die tegen de medeverdachte [medeverdachte 4] (nr. 13/04715), in welke zaak de Hoge Raad reeds op 17 juni 2014 arrest heeft gewezen (ECLI:NL:HR:2014:1451).3.Ik citeer uit dat arrest de volgende overwegingen van de Hoge Raad, die ook op de onderhavige zaak van toepassing zijn:
“2.3. Het oordeel van het Hof dat voornoemd door [betrokkene 1] opgesteld rapport van 25 september 2007 alsmede de over dat rapport afgelegde verklaringen en het door [betrokkene 2] uitgebrachte rapport van 2 februari 2009 moeten worden aangemerkt als 'resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen' als bedoeld in art. 359a, eerste lid onder b, Sv, is ontoereikend gemotiveerd, nu de omstandigheid dat als gevolg van enig verzuim het voor het verrichten van een tegenonderzoek bestemde materiaal, kort gezegd, in het ongerede is geraakt, niet meebrengt dat de verkrijging van voornoemd bewijsmateriaal als 'resultaat' van dat in het ongerede raken en reeds op die grond als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Voor zover het middel hierover klaagt, is het terecht voorgesteld.
2.4.1. Voor zover het Hof voorts heeft geoordeeld dat het tot het bewijs bezigen van het hiervoor bedoelde bewijsmateriaal ondanks de onmogelijkheid tot het doen verrichten van een tegenonderzoek in de onderhavige zaak in de weg staat aan een eerlijke procesvoering als bedoeld in art. 6 EVRM, moet worden vooropgesteld dat de vraag of de onmogelijkheid van een tegenonderzoek aan een eerlijke procesvoering in de weg staat afhankelijk is van de omstandigheden van de desbetreffende zaak. Daarbij kan worden gedacht aan onder meer (a) de gronden waarop de wens van de verdediging tot het doen verrichten van een tegenonderzoek steunt en (b) het belang van het gewenste tegenonderzoek in het licht van - bijvoorbeeld - de aanwezigheid van ander bewijsmateriaal dan wel de overtuigende kracht die pleegt te worden toegekend aan het bestreden onderzoeksresultaat (vgl. HR 8 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7228, NJ 2005/514, rov. 3.5).
2.4.2. Tegen deze achtergrond is het oordeel van het Hof dat "met het vernietigen (of het anderszins in het ongerede geraakt zijn) van alle monsters een inbreuk [is] gemaakt op een fundamenteel element van verdachtes recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6, eerste lid van EVRM, meer in het bijzonder van het daarin vervatte beginsel van 'equality of arms'" niet zonder meer begrijpelijk. Ook in zoverre slaagt het middel.”
3.2. Op de aangehaalde gronden slaagt ook in de onderhavige zaak het eerste middel en dient het arrest van het Hof te worden vernietigd.
4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 19‑05‑2015
Deze uitspraak is niet digitaal gepubliceerd, maar de (vrijwel gelijkluidende) beslissing van het Hof in de zaak van een medeverdachte wel; ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8257.
Na conclusie van mijn hand (AEH), eveneens strekkende tot vernietiging en verwijzing, zie ECLI:NL:PHR:2014:547.