Rb. Rotterdam, 18-08-2021, nr. C/10/596767 / HA ZA 20-479
ECLI:NL:RBROT:2022:11254
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
18-08-2021
- Zaaknummer
C/10/596767 / HA ZA 20-479
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2022:11254, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 28‑12‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
ECLI:NL:RBROT:2021:8583, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 18‑08‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
TBR 2024/8 met annotatie van F.J. van Velsen
Uitspraak 28‑12‑2022
Inhoudsindicatie
Kabelschade. Aansprakelijkheid grondroerder. Net met een grote waarde. WIBON. CROW-500. Onrechtmatige daad tegenover een derde?
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/596767 / HA ZA 20-479
Vonnis van 28 december 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.P.J. Elshof,
tegen
1. [persoon A] ,
handelend onder de naam [handelsnaam A] .,
wonende te [woonplaats A] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. C. P. ten Bruggencate,
2. de naamloze vennootschap
N.V. IRADO,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. C. P. ten Bruggencate.
Partijen zullen hierna Stedin en gedaagden genoemd worden. Afzonderlijk zullen gedaagden [persoon A] en Irado worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 16 februari 2022, alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken,
- -
het deskundigenbericht,
- -
de conclusie na deskundigenbericht van Stedin,
- -
de conclusie na deskundigenbericht van gedaagden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1.
Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende. Stedin houdt gedaagden aansprakelijk voor schade aan haar hoogspanningskabels, veroorzaakt door graafwerkzaamheden bij het plaatsen van een ondergrondse restafvalcontainer. Irado wordt aansprakelijk gehouden omdat zij opdracht heeft gegeven aan [persoon A] tot het verrichten van deze graafwerkzaamheden en [persoon A] omdat hij de graafwerkzaamheden feitelijk heeft verricht. Voordat hij met graven begon, had [persoon A] bij het Kadaster een tekening opgevraagd (de zogeheten “KLIC-melding”) om te zien of er leidingen of kabels liepen in het gebied waar hij ging graven. Volgens Stedin, en haar partijdeskundige, stonden de beschadigde hoogspanningskabels wel op deze tekening en volgens gedaagden, en hun partijdeskundige, niet. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om op te helderen of de kabels wel of niet op de tekening (die een technisch karakter heeft), te zien waren.
in conventie
2.2.
De door de rechtbank benoemde deskundige heeft inmiddels rapport uitgebracht. Thans wordt toegekomen aan de beoordeling van diens rapport, bezien in het licht van het commentaar van partijen daarop.
2.3.
De vragen aan de deskundige en diens antwoorden luiden:
1. Vallen er leidingen, kabels of netten waar te nemen op de kaart/tekening/informatie die het Kadaster aan gedaagden ter beschikking heeft gesteld in reactie op de “KLIC-melding” (een graafmelding ex art. 2 lid 3 WIBON) door [persoon A] en/of Irado op 10 september 2019 (hierna: de klic-tekening) en is vast te stellen om wat voor leidingen of kabels het gaat?
Antwoord op vraag 1.
Op de tekeningen gevoegd bij de KLIC-melding op 10 september 2019 met nummer
[nummer] zijn geen leidingen of kabels waar te nemen. Deze tekeningen zijn als bijlage bij dit deskundigenbericht gevoegd. Op blad 5, ‘Themakaart Stedin BV Netbeheer BV laagspanning’ is een object, niet zijnde een kabel of leiding ingetekend, vermoedelijk is dat de aansluiting van de lantaarnpaal. Op blad 7, ‘Themakaart: Gemeente Schiedam laagspanning’ is een lantaarnpaal ingetekend. Op de betekening van de gestippelde vlakken en de gekleurde lijntjes kom ik terug onder de beantwoording van vraag 3 en 4. De zwarte dunne lijn die als een Z schuin zichtbaar is op blad 2, 3 en 5 is vermoedelijk een annotatielijn, deze verwijst naar een label behorende bij een kabel en/of leiding. Zowel het label als de kabel en/of leiding vallen buiten het gebied dat op deze tekeningen is weergegeven.
Zekerheid over deze lijn kan pas gegeven worden als een groter gebied van de tekening inzichtelijk wordt. De zwarte dunne lijn is met zekerheid geen leiding, kabel of ander netwerkonderdeel, deze is daarvoor te dun, zie hiervoor ook het antwoord behorende bij vraag 3
2. Zo ja, bevinden die leidingen of kabels zich blijkens deze klic-tekening in of dichtbij het graafprofiel? Zo ja, hoe dichtbij?
Antwoord op vraag 2.
Het object weergegeven op blad 5 ‘Themakaart Stedin BV Netbeheer BV Iaagspanning’ bevindt zich binnen het graafprofiel van de KLIC-melding met nummer [nummer] , evenals de lantaarnpaal van de Gemeente Schiedam die op blad 7 is weergegeven.
3. Wat is de betekenis van de drie rode lijntjes aan de rand van het veld met de blokjes op de klic-tekening van het thema hoogspanning?
Antwoord op vraag 3.
De drie rode lijntjes aan de rand van het veld met blokjes dat te zien is op de klic-tekening van het thema hoogspanning geeft de omtrek/begrenzing van het vlak aan waarmee de aanduiding Eis Voorzorgsmaatregel wordt weergegeven. Aangezien het hier drie kabels betreft wordt rond elk van deze 3 kabels een vlak weergegeven, de omtrek van het vlak is een rode lijn. Deze weergave staat omschreven in paragraaf 6.5 van de IMKL2O15 Handleiding visualisatie versie 1.2.1.2.. De drie lijntjes geven geen kabels en/of leidingen aan, kabels en/of leidingen zouden met dezelfde dikte worden aangegeven als de paarse aanduiding van het graafgebied, namelijk 4 px. Deze dikte van de lijn behoord bij schaalniveau 15-16 zoals aangegeven in de IMKL2O15 Handleiding visualisatie verzie 1.2.1.2. wat overeenkomt met de schaal van de tekening behorende bij de Klic-melding, namelijk 1:500.
4. Ligt de betekenis van een veld met blokjes en een lijntje erlangs zoals dat te zien is
op de klic-tekening van het thema hoogspanning vast in regelgeving?
Antwoord op vraag 4.
De betekenis van een veld met blokjes en een lijntje erlangs zoals dat te zien is op de klic tekening van het thema hoogspanning is vastgelegd in de IMKL2O15 Handleiding visualisatie verzie 1.2.1.2. Het IMKL is gebaseerd op NEN361O en daarmee onderdeel van de NEN361O familie. De IMKL is vastgesteld in de Regeling informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.
5. Is het graafpolygoon waarop de klic-melding ziet in overeenstemming met de CROW 500?
Antwoord op vraag 5.
In de CROW 500 is niet aangegeven hoe groot en welke vorm het aan te vragen
graafpolygoon dient te zijn. Wel is de omvang van het zoekgebied waarbinnen kabels en leidingen gelocaliseerd moeten worden omschreven. Voor deze localisatie is de informatie uit de tekeningen verkregen met de Klic-melding noodzakelijk. Het graafpolygoon dat bij de graafmelding bij het Klic wordt aangegeven zal dus minimaal het zoekgebied moeten bevatten. De begrenzing van het zoekgebied wordt bepaald door het graafprofiel vermeerderd met de maak- en meettoleranties en met de nauwkeurigheid van de gebiedsgegevens. De nauwkeurigheid van de gebiedsgegevens is bepaald op 1,00 meter, de maak- en meettoleranties worden in de CROW 500 standaard aangegeven met 0,50 meter
maar kunnen naar gelang de aard van de werkzaamheden meer of minder zijn. In de praktijk wordt vrijwel altijd de 0,50 meter zoals voorgesteld in de CROW overgenomen. Bij het plaatsen van een ORAC zal de te gebruiken graafmal de minimale omvang van het Pagma 5 1 9 graafprofiel zijn. De graafmal meet 2,25 meter bij 2,5 meter. Uitgaande van de standaard maat- en meettoleranties zal het zoekgebied 3,75 meter bij 4 meter moeten bedragen. Het graafpolygon waarop de Klic-melding ziet heeft de vorm van een trapezium met zijden van 7 meter, 9 meter, 5 meter en 9 meter, waarvan een deel buiten de tekening valt. De begrenzing van de graafpolygoon is weergegeven als een onderbroken lijn met de kleur magenta (in hexadecimaal #ff00ff). Het zoekgebied past binnen het graafpolygon zoals op de tekeningen bij de Klic-melding gevoegd.
6. Was de klic-tekening, gelet op de branchenormen en de regelgeving, voldoende duidelijk?
Antwoord op vraag 6.
De zaken weergegeven op de Klic-tekening zijn gelet op de branchenormen en regelgeving voldoende duidelijk.
7. Heeft u nog overige van belang zijnde opmerkingen?
Antwoord op vraag 7.
Het aangevraagde en weergegeven gebied voor de Klic-melding is erg klein waardoor geen inzicht gegeven wordt in de omgeving. De tekening geeft weliswaar inzicht in de theoretische aanwezigheid en ligging van kabels en leidingen binnen het onderzoeksgebied maar geeft geen informatie over de omgeving. Daarnaast mist er mogelijk informatie zoals maatvoering of aanduidingen behorende bij kabeltracés die nu buiten het weergegeven gebied vallen. Door het kleine aangevraagde gebied zal het in de praktijk ook lastig zijn voor de graver om zich te oriënteren, gebouwen of straatnamen vallen buiten het weergegeven gebied waardoor de exacte locatie in het veld lastig te bepalen zal zijn. In het theoretische geval dat een groter gebied zou zijn aangevraagd zou het duidelijk zijn op welke kabels het vlak van de Eis Voorzorgsmaatregel betrekking heeft, en zou inzichtelijk zijn geweest op welke afstand van deze kabels de graafwerkzaamheden zouden zijn uitgevoerd.
2.4.
Het commentaar van Stedin op het deskundigenrapport laat zich als volgt samenvatten:
- uit het deskundigenrapport blijkt dat [persoon A] verkeerd heeft gehandeld. Hij heeft bij de Klic-melding informatie opgevraagd die ziet op een te klein gebied. Daardoor had hij geen/ onvoldoende inzicht in de aanwezige en omliggende ondergrondse infrastructuur.
- met betrekking tot vraag 6 geldt dat vaststaat dat er een object van Stedin is ingetekend en dat onduidelijk is wat dit object is. [persoon A] had dit object op grond van de toepasselijke regelgeving sowieso positief moeten lokaliseren, hetgeen hij heeft nagelaten.
- de rode draad uit de bevindingen en het feitenrelaas van de deskundige is minst genomen
dat de KLIC-tekeningen onduidelijk zijn en rechtstreeks gevolg daarvan is dat er bij [persoon A] “alarmbellen” hadden moeten rinkelen en dat hij contact met Stedin had moeten opnemen.
2.5.
Het commentaar van gedaagden op het deskundigenrapport laat zich als volgt samenvatten:
- zowel de tekst als de strekking van het deskundigenbericht zijn eenduidig: de geraakte
hoogspanningskabels stonden niet op de Klic-tekening en de tekening was niet onduidelijk.
- Stedin heeft de rechtbank verkeerd voorgelicht. Volgens Stedin zouden de drie dunne lijntjes op de tekening de hoogspanningskabels weergeven. Uit het deskundigenbericht blijkt dat deze drie lijntjes de omtrek / begrenzing aangeven van het gebied waarvoor de Eis Voorzorgsmaatregel geldt.
- Stedin maakt niet goed duidelijk dat er causaal verband kan bestaan tussen de aanwezigheid van het object op de tekening - volgens de deskundige vermoedelijk de aansluiting op een lantaarnpaal - en de schade aan de hoogspanningskabels (niet zijnde kabels waarop de lantaarnpaal was aangesloten, dat moet een laagspanningskabel geweest zijn). Dat object doet dus niet ter zake.
2.6.
De rechtbank oordeelt als volgt. De deskundigheid van de deskundige staat vast, alle vragen zijn helder beantwoord en de antwoorden zijn adequaat toegelicht. Het rapport van de deskundige komt logisch en concludent voor. De rechtbank onderschrijft de bevindingen van de deskundige en maakt ze tot de hare.
2.7.
Uit het deskundigenrapport blijkt dat de beschadigde kabels niet te zien waren op de tekening die was verkregen naar aanleiding van de Klic-melding. Ook blijkt daaruit dat het gebied groot genoeg was, in die zin dat de informatie die krachtens de Klic-melding was verkregen betrekking had op een gebied met een voldoende grote oppervlakte voor het beoogde doel (de voorgenomen graafwerkzaamheden). Dat een tekening van een groter gebied aan [persoon A] meer mogelijkheden om zich te oriënteren had gegeven maakt niet zonder meer dat de verkregen tekening te klein was. Daarbij is van belang dat [persoon A] ter plaatse bekend was en enkele maanden eerder ook voorbereidingen had getroffen voor graafwerkzaamheden in de directe omgeving. [persoon A] had de ligging al in mei van datzelfde jaar gezien. Dat was nu juist voor hem de reden om een andere plek te kiezen. Het in het antwoord op vraag 7 genoemde aspect dat geen straatnamen of gebouwen te zien zijn was dus in dit geval geen probleem. De deskundige rapporteert ook niet dat de tekening té klein was. De deskundige rapporteert wel dat de zaken die waren weergegeven op de Klic-tekening, gelet op de branchenormen en regelgeving, voldoende duidelijk waren.
2.8.
Op basis van de regelgeving en de branchenormen (de CROW 500), valt aan gedaagden daarom geen verwijt te maken. Er was geen verplichting om de kabels positief te lokaliseren, want zij lagen volgens de tekening niet in de graafpolygoon en het relevante gebied daaromheen. Dat op de tekening een object viel waar te nemen niet zijnde een kabel of leiding doet aan dit oordeel niet af. Aan dat object - vermoedelijk de aansluiting op een lantaarnpaal - is immers geen schade ontstaan en de rechtbank onderschrijft het verweer van gedaagden dat Stedin niet goed duidelijk maakt dat er causaal verband kan zijn tussen de aanwezigheid van dit object en de opgetreden schade.
2.9.
Onduidelijk is of [persoon A] ter plaatse, ten tijde van de werkzaamheden, de tekeningen bij zich had. Dat [persoon A] de tekeningen bij zich moest hebben doet in het kader van deze vordering echter niet ter zake, want op de tekeningen viel, naar uit het voorgaande blijkt, toch niets bijzonders waar te nemen. Enig causaal verband met de opgetreden schade ontbreekt dus.
2.10.
Dan is het nog de vraag of aan Irado een verwijt mag worden gemaakt omdat zij zich tegenover de gemeente contractueel verplicht had om 2 meter diepe proefsleuven te (laten) graven. Ter zitting heeft [persoon A] verklaard/erkend dat hij proefsleuven heeft gegraven met een mindere diepte, namelijk van ongeveer 1,50 meter. Irado heeft aldus wanprestatie gepleegd tegenover de gemeente. Beoordeeld moet worden of die wanprestatie een onrechtmatige daad oplevert tegenover Stedin. Als toetsingskader heeft daarbij te gelden (ECLI:NL:HR:2017:1355): “Wanneer iemand zich contractueel heeft gebonden, waardoor de contractsverhouding waarbij hij partij is in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen waarmee de belangen van derden, die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen worden verbonden, staat het hem niet onder alle omstandigheden vrij de belangen te verwaarlozen die derden bij de behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben. Indien de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen. Bij de beantwoording van de vraag of deze normen dit meebrengen, zal de rechter de terzake dienende omstandigheden van het geval in zijn beoordeling dienen te betrekken, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan de derde aangeboden schadeloosstelling.”
2.11.
De rechtbank is van oordeel dat de wanprestatie van Irado tegenover de gemeente geen onrechtmatige daad oplevert tegenover Stedin. Stedin heeft onvoldoende duidelijk gemaakt dat de kabels wel gevonden zouden zijn als de proefsleuven tot op een diepte van 2 meter zouden zijn gegraven. Daarbij weegt mee dat de daadwerkelijke schade is ontstaan doordat de mal voor de ORAC op in elk geval een van de kabels heeft gedrukt. Die mal meet in de diepte meer dan 2 meter. De te plaatsen ORAC had voorts een behoorlijk grote oppervlakte. In dit oordeel weegt de rechtbank mee dat [persoon A] , voor wier werkzaamheden Irado als hoofdaannemer verantwoordelijk was, zich aan de CROW-500 heeft gehouden. Stedin erkent overigens zelf al dat er geen resultaatsverplichting bestaat voor het ontdekken van alle kabels die in het graafgebied lopen. Stedin stelt (in haar dagvaarding) slechts dat een zodanige resultaatsverplichting bestaat in het geval er een kabel in dit gebied valt waar te nemen op de Klic-tekening. Die situatie deed zich in deze zaak niet voor. Op de onderhavige Klic-tekening vielen, anders dan Stedin en haar deskundige steeds hebben betoogd, de beschadigde kabels niét waar te nemen.
2.12.
Stedin zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van gedaagden. Deze kosten worden begroot op € 10.944 en bestaan uit:
- € 937 griffierecht betaald door [persoon A] ,
- € 2.042 griffierecht betaald door Irado,
- € 7.965 aan salaris advocaat (overeenkomstig het Liquidatietarief: 4 ½ punten X tarief V ad € 1.770 per punt).
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over nakosten.
De kosten van de deskundige (€ 4.477) zijn voldaan vanuit het bedrag van (eveneens) € 4.477 dat Stedin op voorhand ter griffie in depot had gestort. Deze kosten blijven voor rekening van Stedin.
Voor de kosten in het vrijwaringincident zal geen proceskostenvergoeding worden opgelegd. Irado had verzocht om [persoon A] in vrijwaring te mogen oproepen. Stedin had zich gerefereerd. De zaak in vrijwaring is echter niet aangebracht. In plaats daarvan hebben Irado en [persoon A] besloten om in de hoofdzaak voortaan gezamenlijk voort te procederen (eerst hadden zij nog ieder een eigen advocaat). Aldus is sprake van onnodig door Irado gemaakte kosten, die Stedin niet hoeft te vergoeden.
De proceskostenveroordeling zal, zoals zowel Irado als [persoon A] ieder hebben gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
in reconventie
2.13.
[persoon A] vordert drie verklaringen voor recht (genaamd a, b en c). De rechtbank had al eerder geoordeeld dat de vorderingen a en b zullen worden afgewezen. Over vordering c moet nog worden geoordeeld. Met zijn vordering c vordert [persoon A] een verklaring voor recht die luidt:
“Het niet naleven van verzoeken of instructies die Stedin eenzijdig heeft opgesteld
en die zij samen met liggingsgegevens twee dagen voor de graafwerkzaamheden
aan [persoon A] heeft toegestuurd, c.q. waaraan zij via (een reeks van)
verwijzingen heeft gerefereerd, is behoudens bijzondere omstandigheden niet
onrechtmatig indien en voor zover die verzoeken of instructies afwijken van de
WIBON en de CROW-richtlijn.
2.14.
Deze vordering zal deels worden toegewezen. In het tussenvonnis is al geoordeeld dat Stedin in dit geval ten onrechte een Eis Voorzorgsmaatregel heeft opgelegd, omdat geen sprake was van een net met een gevaarlijke inhoud dan wel een net met een grote waarde. Dat wil echter niet zeggen dat de handelwijze van Stedin stééds (in beginsel) onrechtmatig zal zijn. Het gaat hier om de vraag of voor recht kan worden verklaard dat in de toekomst te verrichten handelingen onrechtmatig zullen zijn. Daarbij moet worden getoetst of die handelingen op zodanige wijze zijn gedefinieerd en geformuleerd dat in alle daardoor bestreken gevallen sprake is van onrechtmatigheid (vgl. HR 21-12-2001, ECLI:NL:PHR:2001:ZC3693). Aan die toets voldoet de vordering niet. Het zal steeds afhangen van de omstandigheden van het geval of en in hoeverre de voorwaarden die Stedin stelt aan de wijze waarop de grondroerder het werk moet gaan verrichten, (on)rechtmatig zijn. De omstandigheden van het geval zullen in andere zaken kunnen afwijken van de onderhavige. De vordering is dus te ruim geformuleerd. Daarbij komt dat het niet steeds onrechtmatig is om af te wijken van de CROW-normen. De tekst “verzoeken of instructies die Stedin eenzijdig heeft opgesteld” is voorts te ruim en onvoldoende duidelijk.
Toewijsbaar is daarom slechts de (in het gevorderde besloten liggende, minder verstrekkende) verklaring voor recht dat Stedin in het onderhavige geval geen Eis Voorzorgsmaatregel had mogen stellen, nu immers in het onderhavige geval geen sprake was een net met gevaarlijke inhoud dan wel een net met een grote waarde.
2.15.
De toe te wijzen verklaring voor recht c is naar haar aard niet uitvoerbaar. Daarom zal worden afgewezen de vordering om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.16.
Als over en weer deels in het ongelijk gesteld zullen de proceskosten tussen Stedin en [persoon A] worden gecompenseerd.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt Stedin in de proceskosten van gedaagden, tot op heden begroot op € 10.944,
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
3.4.
verklaart voor recht dat in dit geval het opleggen van een Eis Voorzorgsmaatregel door Stedin onrechtmatig was,
3.5.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022.
[2517/106]
Uitspraak 18‑08‑2021
Inhoudsindicatie
Schade aan hoogspanningskabels bij plaatsing ondergrondse afvalcontainer. Geen net met een grote waarde in de zin van de WIBON). Benoeming deskundige omdat partijen de technische tekeningen tegenovergesteld uitleggen. Gelden de Crow-normen of de eigen voorschriften van Stedin?
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/596767 / HA ZA 20-479
Vonnis van 18 augustus 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.P.J. Elshof,
tegen
1. [naam gedaagde],
handelende onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. C.P. ten Bruggencate,
2. de naamloze vennootschap
N.V. IRADO,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde in conventie,
advocaat voorheen mr. S.M. Bordewijk, thans mr. C.P. ten Bruggencate.
Partijen zullen hierna Stedin, [naam gedaagde] en Irado genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het vonnis in incident van 4 november 2020 waarbij aan Irado is toegestaan om [naam gedaagde] in vrijwaring op te roepen, en de daarin genoemde processtukken,
- -
de vaststelling door de rechtbank dat de zaak in vrijwaring niet is aangebracht (alsmede dat gedaagden zich voortaan door dezelfde advocaat laten bijstaan),
- -
de akte van Stedin met haar producties 23 tot en met 27,
- -
de akte van Stedin met haar producties 28 en 29,
- -
de akte van Stedin met haar productie 30,
- -
de akte van Stedin met haar productie 31,
- -
de zittingsagenda (brief van de griffier van 3 februari 2021 met aankondiging van onderwerpen die op de mondelinge behandeling aan de orde zullen komen),
- -
de akte vermeerdering van eis in conventie, tevens conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie, van Stedin,
- -
de akte van gedaagden met hun producties 9 tot en met 16,
- -
het (buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte) proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 maart 2021 en de daarin genoemde processtukken,
- -
het schriftelijke commentaar van Stedin op het proces-verbaal,
- -
het schriftelijke commentaar van gedaagden op het proces-verbaal,
- -
het schriftelijke commentaar van gedaagden op het schriftelijke commentaar van Stedin over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Stedin is in de provincie Zuid-Holland de regionale netbeheerder in de zin van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998. In dat kader beheert Stedin onder meer een ondergronds elektriciteitsnet in de gemeente Schiedam.
2.2.
[naam gedaagde] exploiteert een eenmanszaak die zich bezighoudt met onder meer
het aannemen en uitvoeren van grond-, water- en wegenbouwwerken.
2.3.
Irado verzorgt onder meer de gescheiden huishoudelijke afvalinzameling in Schiedam.
2.4.
De gemeente Schiedam heeft aan Irado opdracht gegeven voor het plaatsen van een ondergrondse restafval container (een zogeheten ‘ORAC’) ter hoogte van de [adres]/[straatnaam 1]. Irado heeft aan [naam gedaagde] opdracht gegeven voor het feitelijk plaatsen van deze ORAC.
2.5.
De gemeente Schiedam bij het verstrekken van de opdracht aan Irado de voorwaarde gesteld dat er voorafgaand aan de graafwerkzaamheden voor het plaatsen van de ORAC twee proefsleuven met een lengte van 3 meter worden gegraven, om leidingbeschadiging te voorkomen.
2.6.
[naam gedaagde], dan wel Irado, heeft driemaal een graafmelding ex art. 2 lid 3Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (WIBON) gedaan (de zogeheten ‘klic-melding’) ter zake van het plaatsen van de onderhavige ORAC:
- op 6 mei 2019, maar omdat op de beoogde plaats een ondergrondse leiding bleek te liggen is besloten de ORAC elders te plaatsen,
- op 13 mei 2019,
- op 10 september 2019, omdat de klic-melding van 13 mei 2019 inmiddels verouderd was (art. 8 lid 1 WIBON).
2.7.
Stedin heeft naar aanleiding van de klic-melding van 10 september 2019 een zogeheten, op artikel 11 lid 1 sub c WIBON gebaseerde ‘Eis Voorzorgsmaatregel’ naar Irado gestuurd. In dit bericht staat:
“Datum 10-09-2019 Klicnummer [nummer]
Betreft: Eis Voorzorgsmaatregel (E.V.) i.v.m. “Tanks / putten / containers in- of uitgraven”.
Geachte heer, mevrouw,
U heeft een calamiteiten / graafmelding gedaan voor de graaflocatie:
-Woonplaats: [plaatsnaam]
-Straatnaam : [straatnaam 2]
-Nabij huisnr: [huisnummer]
-Startdatum : 11-09-2019
In- of uitgraven van tanks, putten of containers (met name ORAC’s):
In het door u opgegeven polygoon ligt minimaal één kabel of leiding van Stedin. Het in- of uitgraven van tanks, putten of containers (ORAC's) kan een direct gevaar opleveren indien u nabij deze kabel(s) of leiding(en) graafwerkzaamheden gaat uitvoeren, zoals bedoeld in de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse en Bovengrondse Netten (WIBON).
Voorzorgmaatregel:
In het verleden hebben enkele van dit soort werkzaamheden geleid tot ernstige persoonlijke, materiële en
maatschappelijke schade. Stedin heeft n.a.v. deze incidenten maatregelen genomen in de vorm van extra
voorzorgsmaatregelen.
In de flyer "Voorkomen incidenten met plaatsen ondergrondse vuilcontainers” vindt u de voorzorgsmaatregelen die u als opdrachtgever of uitvoerder moet nemen c.q. laten nemen. Om onnodige risico's voor uw medewerkers, de betrokken aannemer en omwonenden zoveel mogelijk uit te sluiten, verzoeken wij u dringend om deze informatie onder de aandacht van de verantwoordelijke collega’s en andere betrokkenen te brengen.
De eerste voorzorgsmaatregel die wij treffen bestaat uit het opvragen van nadere informatie omtrent de
uitvoeringswijze en exacte locatie van de voorgenomen werkzaamheden.
Ik verzoek U daarom, op grond van artikel 13b van de WIBON, uiterlijk drie werkdagen voor de geplande aanvang van uw graafwerkzaamheden, contact op te nemen met onze Klicdesk. Wij maken dan afspraken met u over de te treffen voorzorgsmaatregelen.
De gemaakte afspraken worden vastgelegd in ons systeem en schriftelijk aan u bevestigd via de mail.
Bij gewijzigde omstandigheden dient u uiterlijk drie werkdagen voordat u begint met uw graafwerkzaamheden
opnieuw contact met ons op te nemen, om de nieuwe situatie te beoordelen en met u door te spreken.
Contactgegevens: […]
Voor het plaatsen van Ondergrondse Rest Afval Containers (ORAC) zijn per 3 mei 2016 de onderstaande criteria van toepassing:
● Minimale afstand t.o.v. kabels en leidingen van Stedin 2.00 meter.
● (Uniforme aanwijzing werken nabij kabels en leidingen van Netbeheer Nederland d.d. 18 september
2015) www.htttp.[...]
Te nemen voorzorgmaatregelen:
● Voorafgaand aan de werkzaamheden (CROW 500-ontwerpfase) de feitelijke ligging van de aanwezige kabels en/of leidingen lokaliseren nabij de te plaatsen ORAC.
● Eventuele verbindingen in de gasleiding bepalen d.m.v. het over de lengte vrijgraven van de leiding
en deze situatie vastleggen dmv. foto’s.
● Kabels en/of leidingen:
o mogen nooit door de grondroerder verlegd worden!
o kunnen buiten bedrijf gesteld worden tijdens werkzaamheden, dit dient minimaal 6 weken
voorafgaand aan de plaatsing aangevraagd te worden.
o kunnen (tijdelijk) omgelegd worden. U dient er rekening mee te houden dat het
voorbereiden hiervan minimaal 8 weken duurt (mede afhankelijk van de vergunningstermijn
en capaciteit).
o omleggen wordt altijd in rekening gebracht bij de aanvrager.
● Bij brosse leidingen extra veiligheidsmaatregelen nemen.
● Bij het plaatsen van de mal wordt in eerste instantie een gat gegraven ter grootte van de mal met
een diepte van +/- 90 cm onder het maaiveld.
● Hierna wordt de mal de grond in gedreven door aan weerszijde met de mal druk uit te oefenen. De
zijden die belast mogen worden, bij het in de grond drukken, zijn die zijden waar (binnen 2 meter)
geen kabels of leidingen aanwezige zijn.
● Indien op de plaats, waar zware [afbeelding plattegrond, in dit vonnis niet weergegeven]
machines worden ingezet, zich
kabels en/of leidingen bevinden,
dient er rekening gehouden te
worden met de belasting van de
bovengrond. Ter plaatse dient de
bodem afgeschermd te worden
met rijplaten of draglineschotten.
Nieuw WIBON-adviesbladen: U wilt tijd en geld besparen met een goede voorbereiding en graafschades in
de uitvoering voorkomen. Stedin geeft u de handvatten http.www. […]”
2.8.
Op 12 september 2019 is bij werkzaamheden door [naam gedaagde] ter plaatsing van de ORAC schade ontstaan aan twee (van de drie naast elkaar gelegen) 25 KV GPLK hoogspanningskabels van Stedin welk tracé loopt van het voedingsstation aan de Benjamin Franklinstraat te Schiedam naar het trafostation Vlaardingen-Oost. Deze schade is ontstaan doordat een door [naam gedaagde] gebruikte mal op deze kabels is gedrukt. Deze mal wordt gebruikt als vorm waarbinnen de grond wordt afgegraven om ruimte te creëren om de ORAC te kunnen plaatsen.
2.9.
Eiseres heeft schade-expertisebureau DEKRA Experts ingeschakeld voor het verrichten van onderzoek naar aanleiding van deze schade. [naam 1] ( hoofduitvoerder Hoogspanning Havengebied van Stedin) en [naam 2] (schade-expert bij DEKRA Experts) hebben op 13 september 2019 de schadelocatie bezocht. Daarbij was ook [naam gedaagde] aanwezig.
2.10.
Stedin heeft Irado bij brief van 19 september 2019 aansprakelijk gesteld voor schade. Daarop heeft zich een correspondentie ontwikkeld tussen Stedin en Irado respectievelijk de assurantietussenperso(o)n(en) van Irado. Irado heeft de aansprakelijkheid niet erkend.
2.11.
Stedin heeft (ook) [naam gedaagde] aansprakelijk gesteld, bij brief van 10 oktober 2019, dit in zijn hoedanigheid van feitelijk graver/ grondroerder. [naam gedaagde] heeft de aansprakelijkheid niet erkend.
2.12.
De raadsman van Stedin heeft [naam gedaagde] een sommatiebrief gedateerd 23 oktober 2019 gezonden. [naam gedaagde] heeft bij e-mailbericht van 28 oktober 2019 geantwoord dat hij de stukken heeft doorgestuurd naar zijn verzekeraar.
2.13.
Nationale Nederlanden heeft bij e-mailverkeer van 31 oktober 2019 en 5 november 2019 laten weten dat zij de schadezaak als verzekeraar van [naam gedaagde] in behandeling heeft genomen. Bij e-mailbericht van 8 november 2019 19) heeft [naam 3] van Liberty Expertise Bureau B.V. aan Stedin medegedeeld dat hij uit hoofde van de door [naam gedaagde] gesloten werkmaterieelpolis als schade-expert was benoemd.
3. De vordering en het verweer in conventie
3.1.
Stedin vorderde, voordat zij haar eis vermeerderde, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [naam gedaagde] en Irado hoofdelijk te veroordelen, des dat de één betalende, de ander zal zijn bevrijd, om ter zake voormeld tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Stedin te voldoen een bedrag, groot € 86.656,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2019 tot de dag der algehele voldoening.
II. [naam gedaagde] en Irado hoofdelijk, des dat de één betalende, de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling aan Stedin van een bedrag, groot € 1.641,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten, alsmede een bedrag, groot € 4.102,90 ter zake expertisekosten en een bedrag, groot € 2.599,00 ter zake administratiekosten, alsmede een bedrag, groot € 3.026,00 ter zake consignatiekosten/materiaaltoeslag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2019, althans de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.
III. [naam gedaagde] en Irado hoofdelijk te veroordelen, des de één betalende, de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van Stedin in het geding.
Bij akte eisvermeerdering heeft Stedin haar vordering sub I verhoogd naar een hoofdsom van € 113.645,63.
3.2.
Irado en [naam gedaagde] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van het gevorderde.
3.3.
De stellingen en weren zullen, waar nodig, in de beoordeling worden betrokken.
4. De vordering en het verweer in reconventie
4.1.
[naam eiser] vordert in reconventie te verklaren voor recht ‘conform par. 10.1 a, b en c in het lichaam van deze conclusie.’ De desbetreffende tekst luidt:
a. a) Een net met gevaarlijke inhoud en een net van grote waarde als bedoeld in art. 15 WIBON zijn begrippen die autonoom moeten worden uitgelegd. Het staat Stedin niet vrij om die termen zelf in te vullen en netten naar believen aan te duiden als EV-net.
b) De datakabel die Stedin in haar terugmelding van 6 mei 2019 heeft aangeduid als Eis-Voorzorgsmaatregel net en de 25 kV kabel die Stedin in haar terugmelding van 10 september 2019 heeft aangeduid als Eis-Voorzorgsmaatregel net zijn geen netten met gevaarlijke inhoud of netten van grote waarde als bedoeld in de WIBON.
c) Het niet naleven van verzoeken of instructies die Stedin eenzijdig heeft opgesteld en die zij samen met liggingsgegevens twee dagen voor de graafwerkzaamheden aan [naam eiser] heeft toegestuurd, c.q. waaraan zij via (een reeks van) verwijzingen heeft gerefereerd, is behoudens bijzondere omstandigheden niet onrechtmatig indien en voor zover die verzoeken of instructies afwijken van de WIBON en de CROWrichtlijn.
4.2.
Stedin voert verweer in reconventie en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
4.3.
De stellingen en weren zullen, waar nodig, in de beoordeling worden betrokken.
5. De beoordeling
in conventie
5.1.
Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende: Stedin houdt gedaagden aansprakelijk voor schade aan haar hoogspanningskabels, veroorzaakt door graafwerkzaamheden bij het plaatsen van een ondergrondse restafvalcontainer. Irado wordt aansprakelijk gehouden omdat zij opdracht heeft gegeven aan [naam gedaagde] tot het verrichten van deze graafwerkzaamheden en [naam gedaagde] omdat hij de graafwerkzaamheden feitelijk heeft verricht.
5.2.
De rechtbank zal eerst de vorderingen tegen [naam gedaagde] beoordelen en vervolgens die tegen Irado.
vorderingen tegen [naam gedaagde]
5.3.
De vraag of [naam gedaagde] aansprakelijk is moet worden beantwoord aan de hand van artikel 6:162 BW. Beoordeeld moet daarbij worden of [naam gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die betaamt ten aanzien van andermans goed (de hoogspanningskabels van Stedin).
5.4.
De zorgplicht van [naam gedaagde] wordt mede ingekleurd door de per 31 maart 2018 geldende WIBON. De WIBON is de opvolger van de voormalige Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (de WION). Voorts is van belang hetgeen de Hoge Raad heeft geoordeeld in HR 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:772 (Liander/Paape). Dit arrest is gewezen onder toepasselijkheid van de WION, maar de relevante bepalingen van de WION zijn ongewijzigd overgenomen in de WIBON. Het oogmerk van zowel WION als WIBON is om leiding-/kabelschade door graafwerkzaamheden te voorkomen. Het arrest van de Hoge Raad blijft dus onverkort relevant onder toepasselijkheid van de WIBON.
5.5.
[naam gedaagde] is een grondroerder in de zin van de WIBON. De WIBON legt aan een grondroerder een aantal (zorgvuldigheids)verplichtingen op ter voorkoming van schade aan leidingen/kabels door graafwerk. Die verplichtingen zijn niet steeds hetzelfde. Er gelden strengere regels in het geval sprake is van een net met gevaarlijke inhoud (zoals een gasleiding) of van een net met een grote waarde (artikel 15 lid 1, respectievelijk lid 2, WIBON). In dat geval kan de beheerder (hier: Stedin) voorzorgsmaatregelen treffen voordat met graven mag worden begonnen (artikel 15 lid 3 WIBON). De netbeheerder en de grondroerder maken alsdan afspraken over een veilige werkwijze en die afspraken moeten schriftelijk worden vastgelegd (artikel 13b WIBON).
5.6.
Volgens Stedin was in onderhavig geval sprake van een net met een grote waarde, waarbij Stedin stelt dat haar een grote discretionaire bevoegdheid toekomt om zelf te mogen bepalen welk net een net met een grote waarde is. Stedin acht [naam gedaagde] aansprakelijk omdat hij begonnen is met graven zonder eerst de gekwalificeerde procedure gevolgd hebben die geldt voor een net met een grote waarde.
5.7.
De rechtbank onderschrijft het verweer van [naam gedaagde] dat in onderhavig geval geen sprake is van een net met een grote waarde. In de Memorie van Toelichting op de toenmalige WION (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30475-3.html) wordt uitgelegd wat moet worden verstaan onder een net met een grote waarde:
“De beheerder van een net met een grote waarde kan op grond van dit lid zelf bepalen of hij er de voorkeur aan geeft voorzorgsmaatregelen te treffen. «Grote waarde» heeft hierbij niet zo zeer betrekking op het veiligheidsrisico voor het net zelf dan wel voor de directe omgeving daarvan, maar wordt bepaald door mogelijke indirecte effecten van zeer ernstige aard. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de hoge economische vervolgschade die kan optreden voor zakelijke eindgebruikers bij het door graafwerkzaamheden verbreken van een kabel of leiding, bijvoorbeeld de telecomkabel die de Amsterdamse beurs (AEX) verbindt met de buitenwereld of de kabels waarvan het functioneren van de verkeerstoren op Schiphol afhankelijk is. Het dient hier steeds te gaan om geografisch scherp afgebakende delen van het net.”
Niet valt in te zien waarom het onderhavige net, als het gaat om de mogelijke indirecte schadelijke gevolgen van zeer ernstige aard, mag worden gelijkgesteld met het net van bijvoorbeeld de Amsterdamse aandelenbeurs of van de verkeerstoren op Schiphol. Het vloeit niet voort uit de vaststaande feiten en Stedin legt dat niet uit in de dagvaarding, niet ter zitting en ook niet in haar conclusie van antwoord in reconventie. Daarbij komt dat uit het voormelde citaat uit de memorie van toelichting blijkt dat de veiligheid van de elektriciteitsleidingen/-kabels zelf niet bepalend is voor het antwoord op de vraag of sprake is van een net met een grote waarde. De rechtbank begrijpt daaruit voorts dat de financiële gevolgen voor de beheerder van beschadiging aan de kabels/leidingen ook niet van beslissende betekenis is. Bovendien is de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd ad € 113.645,63 relatief bezien (d.w.z. in verhouding tot de mogelijk enorme indirecte financiële schade) niet hoog.
Stedin stelt nog wel dat het maar een kleine moeite was geweest voor [naam gedaagde] om even met Stedin te bellen voordat er met graven werd begonnen. De weinige moeite die het wellicht kost om van tevoren even contact op te nemen is echter niet relevant bij de bepaling of sprake is van een net met een grote waarde.
5.8.
[naam gedaagde] is dus niet aansprakelijk op de grondslag dat hij niet de voorgeschreven werkwijze (wat daarvan verder zij) in acht heeft genomen betreffende een net met een grote waarde.
5.9.
Stedin stelt dat de zorgplicht van [naam gedaagde] mede wordt bepaald door de inhoud van de eigen brochures en/of voorschriften van Stedin. Stedin beroept zich daarbij op haar brochure “Voorkom incidenten bij plaatsen ondergrondse vuilcontainers” zoals die per 18 september 2015 geldt, criteria die per 1 maart 2016 van toepassing zijn bij het plaatsen van een ORAC, welke voorwaarden zijn van toepassing verklaard door alle grote netbeheerders van elektriciteits- en gastransportnetten, op een folder van het Agentschap Telecom en op de Uniforme Aanwijzing Werken nabij Kabels en Leidingen (waarin het plaatsen van de ondergrondse containers is opgenomen) die zijn opgesteld door netbeheerders die aangesloten zijn bij Netbeheer Nederland.
5.10.
Deze stelling faalt.
5.10.1.
De wetgever heeft, in art. 28 lid 3 onder c WIBON, voorzien in nadere regelgeving bij AMvB op het punt van de voorzorgsmaatregelen. Die nadere regelgeving is nog niet tot stand gekomen. Stedin heeft niet de wet- of regelgevende bevoegdheid om aan [naam gedaagde] voorzorgsmaatregelen voor te schrijven door hem de inhoud van haar eigen brochures en eigen voorschriften op te leggen. Stedin kan misschien wel de normen uit haar brochures en voorschriften in een overeenkomst opleggen aan de wederpartij, maar met [naam gedaagde] is geen overeenkomst gesloten.
5.10.2.
Dit oordeel betekent niet dat aan branchenormen geen betekenis toekomt. De relevante, door de gehele branche gedragen normen zijn echter niet vastgelegd in de door Stedin aangehaalde brochures etcetera, maar in de Richtlijn CROW 500 ‘schade voorkomen aan kabels en leidingen.' Deze richtlijn is de opvolger van de CROW 250, waarover de Hoge Raad in het hiervoor aangehaalde arrest heeft beslist dat bij de invulling van de zorgplicht ex artikel 6:162 BW in beginsel bij deze richtlijn moet worden aangesloten en, indien de rechter hiervan af wil wijken, dit gemotiveerd dient te gebeuren. De Hoge Raad wijst er daarbij op dat de CROW richtlijn een weerslag betreft van de binnen de beroepsgroep geldende opvattingen omtrent zorgvuldig handelen, omdat deze is opgesteld door een breed samengesteld technisch geschoold gezelschap waarbij zowel opdrachtgevers, grondroerders als beheerders vertegenwoordigd waren.
5.10.3.
De rechter dient dus in beginsel CROW 500 te volgen. Voor zover de eigen brochures en voorschriften van Stedin de normen in de CROW 500 overlappen, komt aan deze brochures en voorschriften geen zelfstandige betekenis toe.
Voor het overige is onduidelijk gebleven in deze procedure waarom Stedin in haar informatieverstrekking aan grondroerders niet volstaat met verwijzing naar / overlegging van (een samenvatting van) de CROW 500, temeer nu Stedin erkent dat zij zelf óók betrokken was bij de totstandkoming van de CROW 500. Stedin heeft niet onderbouwd dat en waarom het bepaalde in de CROW 500 zou moeten wijken voor de normen in haar eigen brochures en voorschriften. De omstandigheid dat de -de rechtbank begrijpt dat Stedin bedoelt: alle- netbeheerders deze voorschriften hanteren volstaat daartoe niet. Juist de betrokkenheid van alle partijen, niet slechts de netbeheerders als belanghebbenden bij de kabels/leidingen, is van belang voor de betekenis van de CROW als verkeersnorm. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het beroep van Stedin op haar brochures en eigen voorschriften.
5.11.
Dat betekent dat voor onrechtmatigheid van het gedrag van [naam gedaagde] met name van belang is of hij zich heeft gehouden aan de WIBON voor zover het gaat om de zorgplicht van een grondroerder, en aan de CROW 500.
5.12.
- -
een graafmelding te doen (de zogeheten ‘klic-melding’),
- -
een onderzoek te verrichten naar de precieze ligging van onderdelen van netten op de graaflocatie,
- op de graaflocatie de van de Dienst (het Kadaster) ontvangen gebiedsinformatie bij zich te hebben.
5.13.
Niet in geding is dat [naam gedaagde] een klic-melding heeft gedaan. Stedin verwijt (wel) aan [naam gedaagde] dat hij geen deugdelijk onderzoek verricht heeft naar de precieze ligging van onderdelen van netten op de graaflocatie. Stedin stelt daartoe, samengevat:
- -
uit de tekeningen (die [naam gedaagde] heeft verkregen naar aanleiding van zijn klic-melding) blijkt duidelijk dat er hoogspanningskabels lopen in het graafgebied, dus [naam gedaagde] had sowieso niet mogen graven ter plaatse;
- -
bovendien had de gemeente Schiedam bij het verstrekken van de opdracht de eis gesteld dat er eerst proefsleuven gegraven moesten worden, ter voorkoming van schade aan kabels en/of leidingen. Stedin wijst er daarbij op dat [naam gedaagde] erkent dat hij proefsleuven heeft gegraven die maar 1,5 meter diep waren, terwijl de mal en de te plaatsen ORAC veel dieper de grond ingaan, zodat deze proefsleuven ontoereikend waren.
5.14.
[naam gedaagde] betwist dat uit de tekeningen blijkt dat er hoogspanningskabels in het graafgebied of in de directe nabijheid daarvan liepen. [naam gedaagde] erkent in zijn conclusie van antwoord dat de gemeente Schiedam van Irado heeft geëist dat er eerst twee drie meter lange proefsleuven moesten worden gegraven. [naam gedaagde] erkent dat hij proefsleuven heeft gegraven die maar 1,5 meter diep waren (terwijl de mal die de grond ingaat een afmeting heeft van 2,25 x 2,5 x 2,0 meter). [naam gedaagde] stelt zich op het standpunt dat 1,5 meter toch diep genoeg was, want:
- -
het graven van proefsleuven is een arbeidsintensief proces omdat het handmatig moet geschieden, met een schep, dan wel met een mini-graafmachine; het is in feite niet te doen om diepere proefsleuven te graven;
- -
de meeste leidingen zullen ook bij een sleuf van 1,5 m diep worden aangetroffen, omdat ze niet zo diep liggen;
- -
het graven van proefsleuven is onverplicht.
5.15.
De rechtbank acht onvoldoende duidelijk of uit de tekeningen wel of niet bleek dat het beschadigde elektriciteitsnet in het graafgebied liep. Beide partijen beroepen zich ter onderbouwing van hun eigen standpunt op een partijdeskundige; die deskundigen nemen echter diametraal tegengestelde standpunten in. Ook ter zitting, waarop beide partijdeskundigen aanwezig waren, kon hierover geen klaarheid worden verschaft. De tekeningen hebben een technisch karakter en partijen en hun deskundigen twisten over de betekenis van bepaalde daarop zichtbare lijnen.
De rechtbank zal zelf een deskundige benoemen om hierover geïnformeerd te worden. De zaak zal worden verwezen naar de rol voor uitlating van partijen over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan hem/haar te stellen vragen.
In die vraagstelling zal in ieder geval aan de orde moeten komen wat de betekenis is van de lijnen op de tekening, of die lijnen als de tekening digitaal dan wel juist op papier wordt bekeken voldoende duidelijk zijn, of de betekenis algemeen bekend is (bijv. aan de hand van in de branche gebruikelijke kleur of uitvoering) en in hoeverre de gemiddeld geïnformeerde grondroerder in staat is deze tekeningen te begrijpen. Daarbij kan ook de mogelijkheid om de tekening digitaal (op scherm) te vergroten aan de orde komen, alsmede de vraag welk deel van de tekening relevant is.
5.16.
Stedin maakt aan [naam gedaagde] tevens het verwijt dat hij niet op de graaflocatie de van de Dienst (het Kadaster) ontvangen gebiedsinformatie bij zich had. [naam gedaagde]
betwist dit, zodat de stelling nog niet vaststaat. Dit maakt voor de beoordeling echter mogelijk niet uit. Immers, als de leidingen volgens de tekeningen voor [naam gedaagde] voldoende kenbaar door het graafgebied liepen, dan is [naam gedaagde] aansprakelijk, omdat hij dan is gaan graven waar dat volgens de tekeningen niet zonder gevaar op schade kon. Als de leidingen volgens de tekeningen duidelijk niet door het graafgebied liepen, dan is er voorshands geen causaal verband met de schade. Dan gaven immers de tekeningen geen reden om niet te gaan graven, zodat het niet uitmaakte of [naam gedaagde] de tekeningen bij zich had. Alleen in het geval zou blijken dat de leidingen volgens de tekening weliswaar niet in het eigenlijke graafgebied lagen maar wel zo liepen dat [naam gedaagde], gelet op de CROW systematiek, er rekening mee moest houden dat ze daar in feite toch lagen zou mogelijk het ter plekke kunnen raadplegen van de tekeningen uit zorgvuldigheidsoogpunt vereist kunnen zijn. Daarmee zal in de vraagstelling rekening worden gehouden.
eigen schuld
5.17.
[naam gedaagde] beroept zich op eigen schuld van Stedin omdat er volgens hem leidingen in het graafgebied bleken te liggen die niet op de tekening stonden. Op de beheerder rust geen resultaatsverplichting die inhoudt dat de tekeningen te allen tijde exact moeten overeenkomen met de feitelijke situatie. Wel rust op de beheerder de verplichting zo nauwkeurig als redelijkerwijs van hem kan worden verlangd informatie over de ligging van het net te verstrekken. Na het doen van een KLIC-melding rust, op grond van het Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (het BIBON), op de beheerder een informatieplicht om aan de grondroerder gegevens ter beschikking te stellen die betrekking hebben op nabij de graaflocatie gelegen netten. Deze metingen dienen ten minste een nauwkeurigheid te hebben van één meter (artikel 5 lid 2 BIBON). Een netbeheerder heeft dus ook een taak bij het voorkomen van graafschade. Een schending van deze verplichting kán eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW aan de zijde van de beheerder opleveren. Dat hangt af van de omstandigheden van het geval. De onderhavige omstandigheden zijn er niet naar om eigen schuld aan te nemen. Deze leidingen liggen er al enige tientallen jaren, mogelijk sinds de jaren ’70, zo heeft Stedin ter zitting onweersproken gesteld. Naarmate het tijdsverloop groter is, wordt de kans groter dat de feitelijke situatie afwijkt van de situatie op de tekening. Een grondroerder moet daar rekening mee houden. In onderhavig geval is geen sprake van een zojuist aangelegde leiding die door een fout van Stedin op onjuiste wijze op de tekeningen terecht is gekomen. Evenmin is gebleken van een eerdere melding aan Stedin dat de tekeningen niet klopten en dat Stedin die melding heeft veronachtzaamd. Een ander oordeel zou afbreuk doen aan het streven van de wetgever om met de invoering van WION en de WIBON het aantal schades aan leidingen door graafwerkzaamheden te verminderen.
vorderingen tegen Irado
5.18.
Indien [naam gedaagde] zijn zorgplicht als grondroerder heeft geschonden, is ook Irado daarvoor aansprakelijk, want Irado is zelf ook grondroerder. Dit volgt uit haar contractuele positie als hoofdaannemer. Aldus valt zij, behoudens bijzondere omstandigheden waaromtrent niets is gesteld of gebleken, onder de wettelijke definitie van grondroerder in de WIBON, die luidt: degene onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden worden verricht. Het verweer van Irado als zou zij geen grondroerder zou zijn, faalt dus.
5.19.
De vraag of Irado aansprakelijk is op de (andere) grondslag dat zij niet heeft voldaan aan de door de gemeente Schiedam gestelde voorwaarde dat er bij de uitvoering van de overeenkomst eerst proefsleuven moesten worden gegraven, zal worden aangehouden. De rechtbank wenst eerst geïnformeerd te worden door een deskundige (zie 5.15 hiervoor).
5.20.
Iedere nadere beslissing zal worden aangehouden.
in reconventie
5.21.
[naam eiser] heeft zijn eis in reconventie onvoorwaardelijk ingesteld en niet voorwaardelijk, zoals Stedin lijkt aan te nemen in de tenaamstelling van haar conclusie van antwoord in reconventie. Er hoeft dus niet beoordeeld worden of de voorwaarde voor het instellen van de eis in reconventie is vervuld.
5.22.
De rechtbank neemt haar oordelen in conventie hier over.
verklaring voor recht a (“een net met gevaarlijke inhoud en een net van grote waarde als bedoeld in art. 15 WIBON zijn begrippen die autonoom moeten worden uitgelegd. Het staat Stedin niet vrij om die termen zelf in te vullen en netten naar believen aan te duiden als EV-net.”)
5.23.
Deze vordering zal worden afgewezen, hoewel uit het voorgaande blijkt dat het wettelijk kader de vrijheid van Stedin op dit punt inperkt. De vordering is te ruim geformuleerd. De Hoge Raad heeft over dit type vorderingen geoordeeld: indien reeds op voorhand blijkt dat de handelingen waarvan in dit geding wordt gevorderd deze verboden te verklaren, op zodanige wijze zijn omschreven dat zij niet alle of niet onder alle omstandigheden onrechtmatig zijn, en de vraag of zij al dan niet onrechtmatig zijn, anders dan in geval van in het verleden verrichte handelingen, ook niet aan de hand van de omstandigheden van het geval kan worden onderzocht, is de verklaring voor recht onvoldoende concreet omschreven (HR 21 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZC3693).
De vordering onder a is dus onvoldoende concreet omschreven. De vraag of sprake is van een net met een grote waarde/ gevaarlijke inhoud in de zin van artikel 15 WIBON, zal steeds voor elk net afzonderlijk beantwoord moeten worden. Stedin kan de ene keer gelijk hebben dat een net een grote waarde heeft en de andere keer niet. Een algemene regel kan hiervoor niet worden geformuleerd. Of Stedin inderdaad, zoals [naam eiser] betoogt, te pas en te onpas het standpunt inneemt dat sprake is van een net met een grote waarde, kan in de onderhavige procedure, die alleen over de hiervoor besproken kabels gaat, niet worden beoordeeld.
verklaring voor recht b
5.24.
Het onderhavige net is, zoals reeds geoordeeld in conventie, niet een net met een
grote waarde en evenmin een net met een gevaarlijke inhoud. Daarom zal de onderhavige
vordering, die ertoe strekt om zulks voor recht te verklaren, te zijner tijd
worden toegewezen.
verklaring voor recht c: niet-naleven van verzoeken of instructies van Stedin, is in beginsel niet onrechtmatig als die verzoeken of instructies afwijken van de WIBON en de CROWrichtlijn.
5.25.
De beslissing op deze deelvordering zal worden aangehouden.
5.26.
Iedere nadere beslissing zal worden aangehouden.
6. De beslissing
De rechtbank
in conventie
6.1.
verwijst de zaak naar de schriftelijke rolzitting van 15 september 2021 voor het nemen van een akte door beide partijen over de persoon van de door de rechtbank te benoemen deskundige en de aan hem/ haar te stellen vragen,
6.2.
houdt iedere nadere beslissing aan,
in reconventie
6.3.
houdt iedere nadere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2021.
[2517/106]