Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 3.54a Terugkeerreserve
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
19-12-2018, Stb. 2018, 505 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken: 35028)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2018, Stb. 2018, 505 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken: 35028)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Winst
1
Indien de belastingplichtige de onderneming van een vennootschap waarvan hij aandelen of winstbewijzen houdt, in het kader van de ontbinding van die vennootschap met toepassing van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, voortzet of mede voortzet, wordt op het tijdstip van de voortzetting op de balans van de onderneming een reserve gevormd (positieve of negatieve terugkeerreserve).
2.
De terugkeerreserve wordt gesteld op de helft van het vervreemdingsvoordeel dat op grond van artikel 4.24a of artikel 4.42a voor de heffing buiten aanmerking blijft, na het vervreemdingsvoordeel eerst te hebben verminderd met het bedrag bedoeld in het derde lid. Indien deze vermindering leidt tot een positief bedrag, ontstaat er een positieve terugkeerreserve welke ten laste van het vermogen van de voortgezette onderneming komt. Wanneer deze vermindering leidt tot een negatief bedrag, ontstaat er een negatieve terugkeerreserve ter grootte van de helft van het negatieve bedrag; een negatieve terugkeerreserve komt in mindering op de winst bij staking van de onderneming. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt het in die volzin bedoelde vervreemdingsvoordeel in aanmerking genomen zonder rekening te houden met de toepassing van artikel 4.24a.
3
Het bedrag waarmee het vervreemdingsvoordeel wordt verminderd wordt gesteld op (100-L/100) deel van de winst die volgens artikel 14c, eerste lid in verbinding met het tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 voor de heffing van de vennootschapsbelasting buiten aanmerking blijft, voorzover deze winst is toe te rekenen aan het aandeel van de belastingplichtige in de vennootschap. Daarbij staat L voor het percentage van het laagste tarief, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, geldend op het tijdstip van de voortzetting, bedoeld in het eerste lid. Voor de toepassing van de eerste zin blijft buiten aanmerking het deel van de winst waarop een vermindering ter voorkoming van internationale dubbele belasting van toepassing zou zijn ingeval artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 niet zou zijn toegepast.
4
Een positieve terugkeerreserve wordt uiterlijk bij staking van de onderneming in de winst opgenomen. Bij staking van een gedeelte van de voortgezette onderneming wordt een evenredig gedeelte van de positieve terugkeerreserve in de winst opgenomen.
5.
De omvang van de terugkeerreserve wordt door de inspecteur vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking. De in de eerste volzin bedoelde beschikking kan mede betrekking hebben op voorwaarden als bedoeld in artikel 4.42a, tweede lid.
6.
Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat de omvang van de terugkeerreserve op een onjuist bedrag is vastgesteld, kan de inspecteur de beschikking herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking.
7.
Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor herziening opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige terzake van dit feit te kwader trouw is. Artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing.
8
De bevoegdheid tot herziening vervalt door verloop van vijf jaren na de datum van vaststelling van de beschikking.