Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen
Einde inhoudsopgave
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.2.2.1:4.2.2.1 Legitimiteit
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.2.2.1
4.2.2.1 Legitimiteit
Documentgegevens:
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk, datum 01-09-2013
- Datum
01-09-2013
- Auteur
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk
- JCDI
JCDI:ADS349139:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In paragraaf 2.3 is ten aanzien van de mogelijke vormen van marktfalen geconcludeerd dat overheidsingrijpen, waar het betreft de fiscale regelgeving rond bedrijfsoverdrachten, alleen kan worden onderbouwd op basis van een falende kapitaalmarkt. Dit betekent dat doorschuiffaciliteiten moeten worden beoordeeld op basis van de vraag of deze faciliteiten gericht zijn op het wegnemen of verminderen van kapitaalmarktimperfecties. De legitimiteit wordt hier op hoofdlijnen, afhankelijk van het type overdracht en los van de vraag of het een winstgenieter dan wel ab-houder betreft, getoetst. Bij de toetsing van de specifieke doorschuiffaciliteiten wordt dieper ingegaan op de materie.
Bij een bedrijfsoverdracht zijn twee partijen relevant: de overdrager en de overnemer.
De overdrager kan worden geconfronteerd met kapitaalmarktimperfecties waar het betreft de financiering van de verschuldigde belastingclaim als gevolg van een bedrijfsoverdracht. Dit is in het kader van de toetsing aan legitimiteit allereerst een probleem als het leidt tot een minder efficiënte inzet van productiemiddelen. Dit doet zich voor als het bedrijf als gevolg van de belastingclaim niet wordt overgedragen, terwijl de potentiële overnemer in staat zou zijn geweest de onderneming efficiënter te laten renderen. Het voorgaande heeft vooral betrekking op overdrachten tegen schuldigerkenning. De overdrager ontvangt dan geen middelen om de verschuldigde belasting te voldoen. Bij een overdracht tegen contanten is de betaling van de belastingclaim in de regel geen probleem. De overdrager kan immers met de ontvangen middelen de schuld voldoen. Er is geen reden voor overheidsingrijpen.
Bij overlijden is de situatie anders. Er komen geen middelen vrij om de belastingclaim te voldoen. Eventueel moeten de middelen uit de onderneming worden gehaald, hetgeen de liquiditeitspositie van de onderneming in gevaar kan brengen. Ook bij schenking komen geen middelen vrij om de belasting te voldoen. Dit is evenwel een andere situatie. Een schenking kan immers worden gepland. De legitimiteit van de faciliteiten voor de hiervoor genoemde verschillende vormen van overdracht wordt in de volgende paragrafen bij de toetsing van de specifieke doorschuiffaciliteiten verder uitgewerkt.
De toetsing aan legitimiteit is voor de overnemer van een andere orde. De overnemer kan worden geconfronteerd met een financieringsprobleem. Dit betreft evenwel niet zozeer de financiering van de belastingclaim, maar de financiering van de koopprijs als geheel. Alleen bij een bedrijfsoverdracht krachtens schenking of vererving is de overnemer belasting (schenk- dan wel erfbelasting) verschuldigd1 en is vanuit financieringsoogpunt alleen de belastingclaim relevant. In deze paragraaf gaat het echter om de legitimiteit van doorschuifbepalingen in de inkomstenbelasting. Toepassing van een doorschuiffaciliteit heeft in theorie tot gevolg dat de overnameprijs daalt. De belastingclaim wordt doorgeschoven naar de overnemer, waarvoor de overnemer de prijs gecorrigeerd zal willen hebben. Een lagere prijs betekent vervolgens dat de overnemer voor een lager bedrag een beroep op de kapitaalmarkt hoeft te doen. In die zin kan worden gezegd dat overheidsingrijpen ook ten aanzien van de overnemer legitiem is. Bij schenking is dit overigens niet aan de orde. Bij overlijden is dat alleen het geval indien de voortzettende erfgenaam een direct opeisbare schuld aan de andere erfgenamen krijgt doordat hij ter zake van de verkrijging van de onderneming is overbedeeld.
Op voorhand merk ik op dat het liquiditeitsprobleem voortvloeiend uit een te financieren koopprijs niet het probleem is waar het overheidsingrijpen op ziet. Het doel van de overheid bij de fiscale behandeling van bedrijfsoverdrachten is dat de belastingheffing geen beletsel mag zijn voor economisch gewenste bedrijfsoverdrachten. Dit wordt uitgewerkt in paragraaf 4.2.2.4 waar doorschuiffaciliteiten in algemene zin worden getoetst aan het doeltreffendheidscriterium. Daar gaat het om de vraag of het door de overheid beoogde doel wordt bereikt, terwijl het bij de toetsing aan legitimiteit gaat om de vraag of overheidsingrijpen legitiem is vanuit welvaartseconomisch oogpunt. In dit hoofdstuk gaat het daarbij om de huidige faciliteiten. In hoofdstuk 6 worden op basis van deze toetsing aanbevelingen gedaan teneinde te komen tot een verbetering van de toetsingsresultaten.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat het afhankelijk is van de vorm van overdracht of een doorschuiffaciliteit legitiem is. Per specifieke doorschuiffaciliteit wordt in de desbetreffende paragrafen een conclusie getrokken.