Sturen met proceskosten
Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/3.3.8:3.3.8 Laat inbrengen van bewijsstukken
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/3.3.8
3.3.8 Laat inbrengen van bewijsstukken
Documentgegevens:
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS599068:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Lindijer 2006, p. 243-250, en Van der Wiel 2004, p. 257-258.
Zie de deadline van 4 dagen voor de zitting uit art. 2.18 Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven, waar het in de betreffende zaak over ging. De procesreglementen voor dagvaardingszaken in eerste aanleg (art. 2.9; termijn van 14 dagen) en kort geding (art. 6.1; zo spoedig mogelijk; binnen 24 uur voor de zitting in beginsel te laat) kennen soortgelijke bepalingen. Zie ook art. 85 lid 3 en 4 en 89 Rv.
HR 3 december 2010, NJ 2010, 650, r.o. 3.3.1.
Zie r.o. 3.3.2.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Partijen trachten hun stellingen en feiten veelal te bewijzen door het inbrengen van bewijsstukken. Vaak gebeurt dit al bij de eerste conclusiewisseling, maar soms ook vlak voor de comparitie- of pleidooizitting. Dit laatste kan de wederpartij in haar verdediging bemoeilijken, als die onvoldoende tijd heeft om daar nog inhoudelijk op te kunnen reageren. Het geding wordt vertraagd indien alsnog de mogelijkheid wordt geboden om op het stuk te reageren.1 Wanneer het stuk reeds eerder ingebracht had moeten worden, is er sprake van verstorend procesgedrag. Een variant hierop is het geval waarin een partij in eerste aanleg weigert met een bepaald bewijsstuk haar stelling te onderbouwen, de eerste aanleg daardoor verliest, en vervolgens in hoger beroep alsnog het bewijsstuk overlegt en daarmee de zaak wint.
Aan de hand van HR 3 december 2010, NJ 2010, 650 kunnen twee vormen van te laat' worden onderscheiden. Ten eerste zijn er de formele deadlines uit de rolreglementen, die bijvoorbeeld bepalen dat een stuk een bepaald aantal dagen voorafgaand aan de zitting door de rechter en de wederpartij moet zijn ontvan-gen.2 Ten tweede kan een stuk, ondanks dat het vóór een dergelijke deadline is ingediend, door de rechter toch gemotiveerd buiten beschouwing worden gelaten:
‘De procesreglementen geven aanwijzingen voor het tijdig indienen van stukken, maar dat wil niet zeggen dat indien de aanwijzingen zijn gevolgd per definitie is voldaan aan het beginsel van hoor en wederhoor waarop de hier in acht te nemen regels zijn gebaseerd. (.. ) Inachtneming van de in het procesreglement gestelde termijn voor
indiening van nadere stukken staat derhalve niet eraan in de weg dat toch op grond van de bijzondere omstandigheden van het geval geoordeeld wordt dat de stukken niet voldoende tijdig zijn overgelegd.'3
Daarbij speelt volgens de Hoge Raad, naast onder andere de aard en omvang van de stukken, ook een rol of verwacht had mogen worden dat de stukken bij een eerdere gelegenheid reeds zouden zijn overgelegd.4